Realiteit
“Thomas en Kelly wonen samen met hun moeder Ria in het huis van Ria’s nieuwe vriend. De twee andere broers zitten op internaat en in een jeugdhulpvoorziening. Daarvoor zaten ze in verschillende opvanghuizen, verspreid over Vlaanderen. Hun huis is onbewoonbaar verklaard. Er zijn schulden en te weinig geld om een woning te huren.”
‘Het huis van Thomas en Kelly is onbewoonbaar verklaard.’
“Zaid leeft samen met zijn drie broers, zus en moeder in de gezinsopvang. Eerst zaten ze in de winteropvang, daarna in de gezinsopvang. Ze hadden een klein huurappartement waarvoor ze 700 euro betaalden. De eigenaar wou plots 1.000 euro. Huurdersbond, politie en advocaat zeiden dat dat niet wettelijk was. Toch verscheurde de eigenaar het contract en zette het gezin op straat. Het verblijfsstatuut van het gezin is precair.”
Het zijn twee getuigenissen van kinderen en jongeren die participeerden aan ons belevingsonderzoek over dak- en thuisloosheid bij kinderen. Het Kinderrechtencommissariaat ging met 43 ouders, kinderen en jongeren in gesprek. Ze verbleven in een voorziening van de thuislozenzorg, hadden tijdelijk onderdak gevonden bij vrienden, moesten hun woning verlaten door een uithuiszetting of konden, dankzij woonbegeleiding, in hun sociale woning blijven wonen.
1.728
In 2014 verbleven er 1.728 kinderen en jongeren in de Vlaamse thuislozenzorg.Meys E. en Hermans K. (2014), Nulmeting dak- en thuisloosheid, Leuven, Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.Daarnaast zijn bij één op vier vorderingen tot uithuiszetting kinderen rechtstreeks betrokken. In 2014 waren er 12.958 vorderingen tot uithuiszetting. Onderzoekers schatten dat 25% van de vorderingen ook effectief uitgevoerd wordt.Verstraete J. en De Decker P. (2015), ‘De gerechtelijke uithuiszetting nog steeds in het duister’, in De Decker P., e.a. (red), Woonnood in Vlaanderen. Feiten/Mythen/Voorstellen, Antwerpen, Garant.
Die cijfers maken duidelijk dat er meer aandacht moet komen voor deze groep kinderen en jongeren. Zeker omdat kinderen en jongeren volgens het VN-Kinderrechtenverdrag recht hebben op zorg, op bescherming tegen dak- en thuisloosheid en op een best passende levensstandaard. Ouders moeten op de overheid kunnen rekenen wanneer ze er niet in slagen die best passende levensstandaard te garanderen. En toch zijn er signalen die een andere realiteit tonen: bijna één op de drie dak- en thuislozen is minderjarig.
Inzoomen
Zoomen we in op de groep dak- en thuisloze minderjarigen dan komt volgende beeld naar voor:Kinderrechtencommissariaat (2016), ‘(n)ergens kind aan huis. Dak- en thuisloosheid vanuit kindperspectief’, Brussel, Vlaams Parlement.31% van de minderjarigen vond onderdak in een doorgangswoning van het OCMW, 19% verblijft in de thuislozenzorg van de CAW’s, 2% overnachtte in de winteropvang, 47% leeft met een dreiging van dak- en thuisloosheid.
‘Eén op drie is al langer dan een jaar dakloos.’
De meeste kinderen zitten al langer dan een half jaar in een situatie van dak- en thuisloosheid, 33% zelfs langer dan één jaar. De helft van de kinderen die in 2014 in de winteropvang verbleven, verbleef het jaar ervoor ook in de winteropvang.
De meeste kinderen verblijven samen met hun alleenstaande ouder, broers of zussen in de thuislozenzorg (53%). 8% van de kinderen leeft samen met hun alleenstaande ouder maar heeft een broer of zus die ergens anders verblijft. 34% leeft samen met zijn hele gezin in de begeleidingsvorm.
Iets meer dan de helft van de kinderen (57%) heeft een toekomstperspectief. 43% heeft geen enkel vooruitzicht, ook niet over drie maanden. Van de kinderen die wel een vooruitzicht hebben, leeft 15% binnenkort in een private huurwoning, 19% in een sociale huurwoning en 5% kan terug naar de eigen woning.
Wat is er gebeurd?
Ons onderzoek vertrok vanuit de idee dat dak- en thuisloosheid vooral het gevolg is van een tekort aan geld en middelen. En het klopt dat veel dak- en thuisloze gezinnen in armoede leven. Hun inkomen is te laag, vaak slepen ze schulden met zich mee. Maar de verhalen tonen dat geldtekort slechts één kant van de medaille is.
‘Geldtekort is slechts één kant van de medaille.’
Ouders, kinderen en jongeren vertelden ook over een onbewoonbaar verklaarde woning, een huisbaas die hen buitengooit, een huurhuis dat verkocht wordt… En over alcoholmisbruik, een ouder die radicaliseert, een moeder die niet meer omkijkt naar de kinderen, geweld in het gezin, ruzies tussen de ouders.
Petra, een alleenstaande moeder met drie kinderen: “Ik heb een invaliditeitsuitkering en zit in een collectieve schuldenregeling. Ik heb schulden omdat ik de medische kosten van mijn zoontje niet kon betalen. Mijn huurappartement wordt verkocht. Over een maand moet ik hier weg. Het zit al bij de vrederechter. Ik wil een uithuiszettingsprocedure. Dan kan ik de tijd wat rekken en de tijd tussen hier en de vrouwenopvang overbruggen. Anders sta ik met mijn kinderen op straat.”
Geweld
Uit de cijfers blijkt dat relatieproblemen (34%) en intrafamiliaal geweld (9%) de belangrijkste oorzaken zijn van dak –en thuisloosheid bij kinderen.Kinderrechtencommissariaat (2016), (n)ergens kind aan huis. Dak- en thuisloosheid vanuit kindperspectief, Brussel, Vlaams Parlement.
‘Door geweld in het gezin worden jongeren dak- en thuisloos.’
Sofia, een achtjarig meisje in de gezinsopvang vertelt: “We zijn hier door wat er gebeurd is. Mijn papa deed mijn mama pijn. Hij sloeg met een stoel op haar hoofd en zo. Per ongeluk heeft hij mijn arm geraakt. Die zat toen een tijd in een verband. Hij zei dat mijn mama met een andere man is, maar dat is niet zo.”
Ons belevingsonderzoek wijst vooral op de verstrekkende gevolgen van geweld in het gezin. Finaal vluchten kinderen en jongeren alleen of samen met hun ouder, hun broers en zussen voor het geweld thuis. Ze komen op straat te staan en worden uiteindelijk dak- en thuisloos.
Overheid grijpt in
De overheid laat gelukkig niet betijen. Al sinds 1997 is partnergeweld strafbaar. Sinds 2001 is er ook een gecoördineerde aanpak tegen geweld. Daders kunnen huisverbod krijgen en uithuisgeplaatst worden. Bij voorkeur wordt de woning toegewezen aan het slachtoffer.Berghmans M. (2013), ‘Uithuisplaatsing bij huiselijk geweld’, E-Zine – tijdschrift voor jeugd en kinderrechten (TJK), 5.
‘De politie telt 40.000 aangiften van partnergeweld per jaar.’
Vlaanderen zet ook in op de hulplijn 1712. De CAW’s begeleiden slachtoffers, plegers, koppels of het hele gezin. Er zijn vluchthuizen voor volwassenen met of zonder kinderen. Er is het protocol van moed en in heel Vlaanderen zijn er Family Justice Centres op komst.
Family Justice Centers zijn multidisciplinaire teams die onder één dak werk maken van een geïntegreerde aanpak tegen partnergeweld en intrafamiliaal geweld. Ze hebben oog voor medische zorg, huisvesting, opvoedingsondersteuning, juridische hulp en schuldbemiddeling.Simons D. en Franck P. (2015), ‘Family Justice Centers zijn de toekomst. Nieuwe aanpak intrafamiliaal geweld’, Sociaal.Net, 22 september 2015.Die integrale aanpak kunnen we alleen maar toejuichen, zeker als ze ook de relevante levensdomeinen van kinderen meenemen.
Vrouwenopvang
En toch merk je dat het niet genoeg is. De politie telt maar liefst 40.000 aangiften van partnergeweld per jaar. We vragen daarom aan de overheid om het belang van vluchthuizen en opvanghuizen voor vrouwen en kinderen nooit te onderschatten. Ze helpen schrijnende gezinsdrama’s te voorkomen, al is dat moeilijk te bewijzen.
‘Vluchthuizen voorkomen gezinsdrama’s.’
Ouders, kinderen en jongeren getuigen echter over lange wachttijden vooraleer ze een plaats vinden in de opvangcentra. Dat wachten betekent dat ouders en kinderen het geweld langer moeten doorstaan. Zeker wanneer het gezin geen netwerk of vrienden heeft waar het in tussentijd naar toe kan.
We vragen ook extra onderzoek naar de regelgeving waarin de dader een huisverbod krijgt, uithuisgeplaatst wordt en de woning aan het slachtoffer wordt toegewezen. Eerder onderzoek concludeerde dat het beoogde effect niet werd bereikt.Blow H. (2016), Studiedag (n)ergens kind aan huis. Dak- en thuisloosheid vanuit kindperspectief, 11 okober 2016, www.kinderrechtencommissariaat.be.Nochtans geloven wij dat deze wet veel kansen biedt aan kinderen. Welke bijsturing is nodig om de kansen voor kinderen en ouders te maximaliseren?
Uithuiszetting
De tweede grootste oorzaak van dak- en thuisloosheid bij kinderen en jongeren is uithuiszetting (35%). En ook hier levert de overheid al inspanningen.
‘Preventieve woonbegeleiding is cruciaal.’
De laatste jaren zet Vlaanderen in op het voorkomen van uithuiszettingen. Er is het fonds ter preventie van uithuiszettingen, wat een huurgarantie is voor de verhuurder. Ouders en kinderen die dakloos dreigen te worden, krijgen in verschillende steden extra preventieve woonbegeleiding.
Vanuit het perspectief van kinderen is preventieve woonbegeleiding cruciaal. Ouders en kinderen kunnen in de woning blijven. Hun binding met de school, vrienden en de buurt blijft intact. Ouders die begeleid worden, waren in het begin weigerachtig. Het voelde als extra controle en bemoeienis.
Nancy vertelt: “Katrien van de Woonbegeleiding ondersteunt ons met opruimen. Ze helpt ons een plan te maken. De huisvestingsmaatschappij heeft haar ingeschakeld zodat we er niet helemaal alleen voor staan. In het begin dachten we: Wat komt die zich moeien? Het is moeilijk om hulp toe te laten.”
Als Kinderrechtencommissariaat vragen we aan Vlaanderen om preventieve woonbegeleiding structureel uit te bouwen. Voorbeelden uit andere Europese landen laten zien dat woonbegeleiding succesvol uithuiszettingen kan voorkomen. Bovendien is woonbegeleiding gemiddeld zeven keer goedkoper dan uithuiszetting, opvang en herhuisvesting.Benjaminsen K., Busch-Geertsema V. en Nasarre-Aznar S. (2016), Pilot project – Promoting protection of the right to housing – Homelessness prevention in the context of evictions, Brussels, European Commission, 112.
Onvoorspelbaar
Het leven van dak- en thuisloze kinderen en jongeren is onvoorspelbaar. Hun leven wordt plots overhoop gehaald. Dak- en thuisloze kinderen verliezen niet alleen hun thuis, ze verlaten ook hun school, hun juf, hun klasgenoten.
‘Plots wordt hun leven overhoop gehaald.’
Joeri en zijn moeder vertellen: “Het was turnen. We konden eindelijk eens bij het zesde gaan turnen en toen moest ik daar weg. Ja, ze kwamen me uit de klas halen. (…) Om zeven uur heb ik mijn kinderen wakker gemaakt. En ik heb ze gezegd dat ze hun lievelingsknuffel nog in hun schooltas moesten stoppen. Ze zijn naar school gegaan. Later op de dag ben ik ze daar gaan halen.”
Ouders, kinderen en jongeren die hun woning moeten verlaten of vluchten voor geweld getuigen over een moeilijk parcours voor ze onderdak of opvang vinden. Soms slapen ze voorlopig bij vrienden of bij lotgenoten. Maar ouders vertellen ook dat ze samen met hun kinderen het geweld hebben doorstaan tot er plaats was in de opvang.
Tatiana, een alleenstaande moeder: “We zijn toen bij Fatima gebleven, een vriendin hier in de stad. Ik kende haar van de vrouwenopvang. Mijn dochter en ik hebben toen twee weken bij haar gewoond. Ook hier in dit appartement heeft al eens een mama vanuit de vrouwenopvang gelogeerd.“
Vluchteling in eigen land
Kinderen en jongeren worden vluchteling in eigen land. Noodgedwongen trekken ze weg uit hun eigen streek omdat er geen opvang is of ze geen woning vinden die ze kunnen betalen. Zekerheid en continuïteit in hun leven wordt op het spel gezet.
‘Continuïteit in hun leven wordt op het spel gezet.’
Shana vertelt: “Mijn eerste school was in Afrika, dan naar mijn tweede school toen we in het asielcentrum verbleven, dan in nog een andere school toen we bij mijn papa woonden. Dan naar de school bij het vluchthuis en dan naar de school van nu. Ik moet elke keer opnieuw beginnen. En ik moet dan dingen leren die de anderen al kunnen.”
Ook Thomas getuigt over het gebrek aan continuïteit: “We woonden in drie verschillende steden, dan weer in de eerste stad. Ik kwam toen in dezelfde school terug in het vijfde leerjaar. Ik kwam binnen in de klas en iedereen wist mijn naam nog.”
Sommige kinderen leven onder nog meer druk. Niet elk kind of jongere blijft immers bij de ouder die vlucht of de woning verlaat. Soms vertrekt de moeder en laat ze de kinderen thuis wonen. Enkele kinderen wisselden af tussen een verblijf in de opvang en een verblijf thuis.
Parcours
Dakloze ouders en kinderen ontvluchten een moeilijke situatie. Maar eens het huis uit, wordt de situatie niet meteen stabieler. De hulpverlening en opvang is een ondoorzichtig parcours. Ouders en kinderen vertellen over crisisopvang, winteropvang, gezinsopvang, studio-opvang, transit-appartement, collectieve opvang…
‘In de crisisopvang kwamen ook rare mannen.’
“In de crisisopvang kwamen ook rare mannen,” vertelt Anna, een alleenstaande moeder met drie kinderen. “Ze hadden me gewaarschuwd: dat is niet geschikt voor je kinderen. Maar ik had geen andere mogelijkheid. Ik ben daar drie maanden gebleven. Ze hebben gezegd: proficiat dat je je kinderen beschermd hebt.”
Collectieve opvang
Het leven in de thuislozenzorg loopt niet van een leien dak. Het liefst willen ouders en kinderen een zo normaal mogelijk gezinsleven leiden. Maar de infrastructuur van sommige opvangvoorzieningen maakt een gezinsleven bijna onmogelijk.
Met uitzondering van de gezinskamer is alles er collectief. Ondanks de vele inspanningen om de opvang kindvriendelijk te maken – kinderbegeleiders, kinderactiviteiten, kinderuitstappen, speeltuigen, buurtactiviteiten – zie je dat lange periodes van samenleven in een collectieve voorziening zijn tol eist.
‘Collectieve opvang eist zijn tol.’
Ouders en kinderen krijgen stress. Ze worden moedeloos van de uitzichtloze situatie. Ze leven in een situatie van tijdelijkheid, terwijl ze net stabiliteit en standvastigheid nodig hebben. De wanhoop weegt op de relaties tussen ouder en kind, tussen ouder en begeleider en tussen de bewoners onderling.
Zeker tieners hebben het zeer moeilijk. Tieners willen stilletjes aan meer zeggenschap over de invulling van hun eigen leven. Ze wensen een autonoom leven op te bouwen en dit botst wel eens met de collectieve regels van de voorzieningen.
Gezinnen die dankzij aparte woonentiteiten wel wat privacy hebben, waarderen dit fel. Yvan, een alleenstaande vader vertelt: “Ik heb hier mijn eigen studio. Als mijn zoon komt logeren, neemt hij mijn kamer. Ik slaap dan in de zetel. Hij heeft al wat hij nodig heeft. Hij zal niets tekortkomen.”
Anders
Als je vraagt naar hun dromen dan staat bij quasi alle dak- en thuisloze ouders, kinderen en jongeren een eigen bescheiden woning op nummer één. Ria: “Dat ik een huis heb waarin ik kan blijven wonen. Dat ik niet meer moet verhuizen. Nu moet ik voor de zoveelste keer verhuizen. Ik ben wel 22 keer verhuisd. En nu moet ik weer weg.”
‘Kinderen dromen van een eigen huis.’
Maar niet alleen een woning staat op het verlanglijstje. Ook werk om de toekomst van de kinderen veilig te stellen. Eindelijk rust met een zekere toekomst. En een leven zonder ruzie en geweld. Voor sommige kinderen betekent dit terug samenleven met het hele gezin: mama, papa, broers, zussen. Andere kinderen dromen eerder van een toekomst met maar één ouder.
Eva vertelt: “We willen nooit meer terug naar papa. Het is toch maar om te slaan. En ook dat mama geen andere man zoekt. Want ik wil geen andere papa.”
Wooncrisis
Wanneer we ouders, kinderen en jongeren vroegen wat hun dromen in de weg stond, getuigden ze over hun moeilijke, weinig hoopgevende en lang aanslepende zoektocht naar een gepaste en betaalbare woning. De Vlaamse Woonraad heeft dit zonet nog erkend en spreekt over een ‘acute wooncrisis’.
‘De zoektocht naar een gepast huis sleept aan.’
Om te huren op de private huurmarkt heb je een startkapitaal nodig, anders kun je de waarborg niet betalen. Mensen ervaren op de private huurmarkt discriminatie omdat ze kleurling zijn, OCMW-klant of een alleenstaande ouder met drie kinderen.
Bovendien is er al lang een groot tekort aan sociale huurwoningen. Mensen staan op een wachtlijst en weten niet hoelang. De gemiddelde wachttijd voor een woning met drie slaapkamers is meer dan drie jaar.Heylen K. (2016), In en uit de sociale huisvesting. De dynamiek in kaart gebracht, Leuven, Steunpunt Wonen.
Mona: “Overal waar je gaat, zie je woningen. En dan zegt iedereen tegen mij: ‘Ik snap niet hoe jij niet aan een woning kunt komen. Wij zien zoveel woningen.’ Niemand gelooft je. Dokters en apothekers bij wie ik ging poetsen, zijn zelf beginnen te bellen. Zodra mijn naam en situatie ter sprake kwamen, veranderde de toon van de eigenaar. Ze zeiden: ‘Ik had nooit verwacht dat het zo erg was.”
Tussentijd
Het is aan de overheid om voor de verhitte woonmarkt structurele oplossingen uit te werken. In tussentijd is het aangewezen om er zo veel mogelijk voor te zorgen dat dak- en thuisloze kinderen geen vluchteling in eigen land worden. Oplossingen moeten aansluiten bij het leven van kinderen en jongeren.
We pleiten daarom om het criterium ‘lokale binding’ als inclusie-instrument in te zetten. Vanuit het perspectief van kinderen kunnen we de lokale nadruk in het woonbeleid alleen meer aanmoedigen. Het stimuleert lokale besturen om op zoek te gaan naar lokale oplossingen voor de dak- en thuisloze kinderen en jongeren in de eigen gemeente.
Wanneer we nadenken over kindvriendelijke opvang dan maken de getuigenissen duidelijk dat de opvang zo kort mogelijk moet zijn. Ideaal is een paradigmashift van een opvanggerichte oplossing naar een woongerichte oplossing. Dit betekent resoluut inzetten op preventie van uithuiszetting, opvang zo kort mogelijk houden, snel een woning zoeken en investeren in extra woningen. Experts pleiten voor 5.000 extra woongelegenheden voor dak- en thuislozen.Hermans K. (2016), ‘Niet talmen in strijd tegen dakloosheid. Kies voor woongerichte oplossingen’, Sociaal.Net, 17 juni 2016.
Kinderscan
Zoek naar alternatieve nacht- en winteropvang voor gezinnen en minderjarigen. Ouders, kinderen maar ook professionals, die in de crisisopvang en winteropvang werken, zeggen dat crisisopvang en winteropvang helemaal geen plaats is voor minderjarigen.
Valideer de ervaring in de opvang van kinderen in een kinderscan. Sommige voorzieningen hebben al jaren ervaring in de opvang van kinderen. De tijd is rijp om deze ervaringen te bundelen in een kinderscan. Samen met het Agentschap Jongerenwelzijn kunnen de voorzieningen nagaan hoe ze een evenwicht kunnen vinden tussen de groeiende autonomie van tieners en de regels die gelden in een collectieve opvang.
‘Vermijd schulden door verblijf in thuislozenzorg.’
In 2016 ratificeerde België het Verdrag van Istanbul. Dit verdrag roept de verdragsstaten op de opvang en de begeleiding van ouders en kinderen die op de vlucht zijn voor geweld zoveel mogelijk gratis te houden. We vragen de overheid om de financiering van de opvangvoorzieningen voor ouders, kinderen en jongeren te herbekijken. Zeker als het OCMW niet tussenkomt en de ouders schulden moeten maken om hun gezin te kunnen opvangen.
Een laatste misschien kleine, maar toch pertinente, klacht is het gebrek aan gratis internet. Kinderen en jongeren hebben internet nodig voor hun schooltaken. Ouders maken gebruik van internet om een woonst te zoeken. We pleiten voor internet in elke opvangvoorziening. Kunnen we daarmee starten?
Reacties [1]
Sterk artikel dat de meerwaarde van ervaringskennis weer eens duidelijk aantoont. Is het onmogelijk om als uitgangspunt te nemen dat er geen uithuiszettingen meer komen voor gezinnen met kinderen ? Dat er voor die groep massaal wordt ingezet met preventieve woonbegeleiding, vooral in de prive huisvesting ? Humaner beleid en stukken goedkoper.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies