Sylvia
Om de regeling van de woon- en leefkosten concreet te schetsen, vertrekken we vanuit een fictief voorbeeld. Sylvia is een volwassen vrouw. Ze verblijft door haar ernstige beperking in een residentiële voorziening voor personen met een handicap. Ze slaapt er, kijkt er tv, wordt er verzorgd en neemt er deel aan de dagactiviteiten.
‘Voor de gebruiker was niet altijd duidelijk wat hij precies betaalde.’
Hoe worden al die kosten berekend en betaald? In het oude systeem van aanbodfinanciering betaalde Sylvia een vaste bijdrage die alle kosten omvatte. Makkelijk misschien, maar voor de gebruiker was niet altijd duidelijk wat hij precies betaalde.
Vanaf 1 januari 2021 ziet dat er anders uit: er wordt een onderscheid gemaakt tussen zorg- en ondersteuningskosten enerzijds en woon- en leefkosten anderzijds. De eerste betaalt Sylvia met haar persoonsvolgend budget, de tweede met het eigen inkomen, in haar geval een inkomensvervangende tegemoetkoming en een integratietegemoetkoming. Hetzelfde geldt voor haar vriend Bram die enkel tijdens de werkdagen naar een dagcentrum gaat.’
Complexe implementatie
Dat klinkt niet zo ingewikkeld. Toch brengt die verandering heel wat teweeg bij voorzieningen en haar gebruikers. Over de betaling van de zorg- en ondersteuningskosten met het persoonsvolgend budget, werd al heel wat onderzocht, gepubliceerd en gedebatteerd. Dat veel mensen moeten wachten op een budget dat vervolgens niet altijd kostendekkend is, is een publiek geheim.
Maar wat met de woon- en leefkosten? Onderzoekers van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin onderzochten aan de hand van een online bevraging en groepsgesprekken met directeurs van vergunde zorgaanbieders hoe zij omspringen met de woon- en leefkosten.
Wat zijn woon- en leefkosten?
Woonkosten omvatten de vergoeding voor het gebruik of de huur van een woning, kamer, studio, appartement en gemeenschappelijke ruimtes. Ook het gebruik van water, verwarming en elektriciteit en de vergoeding van normale en kleine herstellingen kunnen aangerekend worden als woonkosten.
Leefkosten verwijzen naar kosten die te maken hebben met het levensonderhoud, zoals voeding, internet, was- en strijkservice, vervoer en ontspanning.
Laat gestart
Dit nieuwe systeem van woon- en leefkosten werd ingevoerd in 2017, maar er was een overgangsperiode tot 1 januari 2021. Zorgaanbieders zijn laat gestart met de implementatie. Bijna 80 procent wachtte af en stapte pas over op 1 januari 2021.
Hoewel ook de coronapandemie meespeelde, heeft deze afwachtende houding vooral te maken met de complexe berekening van de woon- en leefkosten.
Verschillende berekeningen
Voor die berekening hanteren de zorgaanbieders twee belangrijke principes.
Sommige instellingen kijken vooral naar de reële kost: de aangerekende kosten zijn gebaseerd op de werkelijke prijzen. Die zijn variabel want afhankelijk van marktmechanismen zoals vraag en aanbod. De stijgende energieprijzen illustreren dat. Andere instellingen vertrekken bij hun berekening van het principe dat wonen en leven in de voorziening voor elke gebruiker betaalbaar moet zijn. Ook dat is variabel, want niet elke gebruiker heeft dezelfde financiële draagkracht.
‘Sommige vertrekken vanuit de reële kost, andere vanuit betaalbaarheid.’
Bij de berekening van woon- en leefkosten kunnen organisaties nog andere elementen inbrengen. Zo kan rekening gehouden worden met het aantal verblijfsdagen: hoe meer verblijfsdagen, hoe lager de dagelijkse kost. En als een organisatie het belangrijk vindt om met het oog op toekomstige investeringen een spaarreserve aan te leggen, dan kan ze die vooruitziendheid doorrekenen aan haar gebruikers.
Totaalpakket
Elke instelling berekent de woon- en leefkosten anders. Toch tekenen zich enkele duidelijke lijnen af.
Woonkosten worden veelal aangeboden in een totaalpakket. Dat bevat bijvoorbeeld de huur van de kamer, water, elektriciteit, gas of internet. Dat pakket wordt aangerekend met een forfaitprijs: voor elke gebruiker wordt dezelfde woonkost aangerekend, ook al verschilt het gebruik ervan tussen de gebruikers. De woonkost berekenen op basis van individueel gebruik is bijna onmogelijk.
De leefkosten worden aangerekend volgens het reële verbruik. Hier bieden zorgaanbieders meer ruimte aan gebruikers om eigen keuzes te maken. Men kan bijvoorbeeld kiezen om al dan niet deel te nemen aan een ontspanningsactiviteit, men kan kiezen tussen een brood- of warme maaltijd. Je betaalt enkel wat je verbruikt.
Vervoer wordt onbetaalbaar
Onder die noemer van leefkosten vallen ook de vervoerskosten. De zorgaanbieder kan individueel of gemeenschappelijk vervoer aanbieden en die kost vervolgens aanrekenen aan de gebruiker. Voor veel gebruikers is de reële kost voor aangepast vervoer onbetaalbaar. Oplossingen hebben impact op het dagelijks leven: deze mensen beslissen noodgedwongen om minder gebruik te maken van dagondersteuning of leuke uitstapjes.
Zorgaanbieders proberen de vervoerskosten te drukken en betaalbaar te houden. Maar oplossingen mogen niet alleen afhankelijk zijn van de creativiteit van voorzieningen. Een breder maatschappelijk debat moet bepalen hoe we als samenleving omgaan met die vervoerskosten.
Meer betaalbaarheidsproblemen
Om het nieuwe systeem van woon- en leefkosten financieel haalbaar te maken, zoeken zorgaanbieders naar werkbare combinaties. Op een meer efficiënte en effectieve manier omgaan met de eigen middelen en die van de gebruiker is voor alle zorgaanbieders dé uitdaging bij het vormgeven van een beleid van woon- en leefkosten.
‘Directeurs verwachten dat betaalbaarheidsproblemen zullen toenemen.’
Dat is een moeilijke oefening, ook omdat er aan de kant van de gebruiker vaak weinig financiële ademruimte is. Een grote groep mensen met een handicap beschikt slechts over een gemiddeld inkomen, waardoor ze in- en uitgaven goed in het oog moet houden om niet in de financiële problemen te geraken. Ook ander verkennend onderzoek wees al op het ontstaan van betalingsproblemen bij deze groep.
In het oude financieringssysteem kon het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) nog ingrijpen in het voordeel van mensen met een laag inkomen die in een voorziening verbleven. Het gewaarborgd inkomen of de socioculturele toelage krikten hun financiële draagkracht op.
Maar beide instrumenten werden afgeschaft. Ze zorgden voor een ongelijkheid: mensen die niet in een voorziening verbleven, konden geen aanspraak maken op deze aanvullingen. Daarom werd dit systeem voor iedereen verlaten en werden de middelen toegevoegd aan de persoonsvolgende budgetten van de gebruikers.
Geen beterschap in zicht
De bevraagde directeurs verwachten dat betaalbaarheidsproblemen zullen toenemen, mede als gevolg van de (te) lage uitkeringen voor personen met een handicap.
Ze vrezen voor de onbetaalbaarheid van de woon- en leefkosten voor gebruikers met minder zware zorgnoden. Dit is een groep gebruikers met een lager inkomen maar met een hoger uitgavenpatroon. Omdat ze bijvoorbeeld nog meer mobiel of zelfstandig zijn, hebben ze meer mogelijkheden om te reizen of op café of restaurant te gaan. Maar dat kost (veel) geld.
Zorgaanbieders zetten in op betaalbaarheid
Deze directeurs stellen niet alleen vast maar proberen ook op te losen. Ze zetten zelf acties op om de betaalbaarheid voor de gebruiker te garanderen. Zij grijpen in op de forfaitprijzen, richten een solidariteitsfonds op of passen onbetaalde rekeningen bij.
‘Zorgaanbieders zoeken mee naar oplossingen, al vragen ze zich af of dit hun taak is.’
Nog een oplossing: gebruikers actief toeleiden naar andere diensten. Een directeur vertelt daarover: “We bekijken eerst intern wat we zelf kunnen doen om de kosten zo laag mogelijk te houden. Maar we raden cliënten ook aan om mutualiteiten te contacteren om te zien of alle tegemoetkomingen opgenomen worden. Als er geen extra tegemoetkomingen zijn, wordt er verondersteld om naar het OCMW te gaan. Maar dat is voor onze cliënten een hele stap.”
Zorgaanbieders zoeken mee naar oplossingen, al vragen ze zich af of dit hun taak is. Ook hier geldt dat vooral een maatschappelijk debat over de betaalbaarheid van woon- en leefkosten nodig is.
Nieuwe onderhandelingsposities
Persoonsvolgende financiering zet de gebruiker en de zorgaanbieder in een nieuwe onderhandelingsrelatie. Er moet nu eenmaal meer over kosten en prijzen gesproken worden.
Het systeem van woon- en leefkosten versterkt die verschuiving. Onderhandelingen daarover gebeuren niet alleen individueel, tussen gebruiker en zorgaanbieder, maar ook collectief, tussen gebruikers en zorgaanbieders. Een constructieve discussie over prijsnormen voeren is voor beide partijen nieuw. Een directeur blikt terug op zo’n collectieve onderhandeling: “Ik ben nog nooit in een winkel gaan afbieden en nu moet ik zelf onderhandelen over de woon- en leefkosten. Plots steekt er een discussie op over vervoerskosten. Die was zeer geladen en ik vond dat niet prettig.”
‘Wat krijg ik in ruil voor het aantal punten of budget dat ik inzet?’
Gebruikers en hun netwerk verkennen de markt en vergelijken het aanbod: wat krijg ik in ruil voor het aantal punten of budget dat ik inzet? Daarbij gaat ook aandacht naar de prijzen van woon- en leefkosten. Zorgaanbieders betreuren die evolutie. Zij worden het liefst vergeleken op de kwaliteit van het zorgproject dat ze willen realiseren, niet alleen op ‘goedkoper’ of ‘duurder’.
Tarieven op website
De sociale dienst van de voorziening speelt een belangrijke rol in het informeren van (potentiële) gebruikers. Ze stellen dienstverleningsovereenkomsten en tarieven voor aan de hand van verschillende kanalen: face-to-face contact, telefonisch, via briefwisseling of via e-mail.
De meeste zorgaanbieders maken hun tarieven niet publiek bekend. Ze vrezen dat dit hun concurrentiepositie zal verzwakken. “Wij maken onze tarieven niet publiek bekend, al twijfelen we er nog over,” zegt een directeur. “Ik wil ze best publiek maken, als iedereen dat doet. Maar wat zet je er dan op?”
Toch kan er pas echt sprake zijn van keuzevrijheid voor de persoon met een beperking als er een transparant prijzenbeleid is. Daarnaast maakt de veelheid aan systemen het voor de gebruiker moeilijk om de verschillen en gelijkenissen te herkennen. Het vraagt ook de nodige competenties om dit te kunnen doen. Samen met de vergunde zorgaanbieders moet gezocht worden hoe hun systeem van woon- en leefkosten publiek gemaakt kan worden.
Reacties [2]
Vanwaar het grote verschil in de kostprijs van een WZC voor bejaarden , waarbij mensen huur, eten, verzorging en entertainment aangeboden krijgen in één duidelijk omschreven dagprijs en woonondersteuning bij een door het VAPH erkende dienstverlener, waar woon- en dagondersteuning, opgesplitst worden in in woon- en leefkosten , permanente oproerbaarheid enz…
Kunnen mensen met een PVB terecht in een WZC?
Vervoer is niet meer betaalbaar .Voor mensen met zware beperking . Ben vrijwilliger chauffeur bij de CM mobiel . Ik bezit een uitgeruste wagen met een plateaulift Die geweest is van mijn wijlen vrouw die 3 jaar al overleden is . Heb meer dan eens de vraag on rolstoel gebonden mensen te ver voeren . Maar er duik er probleem op . Indien dat zorgbehandeling moet gedaan worden BV toilet Van de cm krijg geen toelating om dat te doen . Dan moet men een personeel lid mee gaan . Die ze moeten betalen . Kost prijs per km voor CM is 0.37 km Als ze een beroep moeten doen op vervoer bus van de voorzienig . Ligt die prijs op 0.70 km + het personeel lid moeten bij betalen . of door een vrijwilliger Die alleen maar mag begeleiden Laten vervoer doen door professioneel vervoeder kost prijs 1.50 km gelukkig heb een vrijstelling gekregen om in LEZ te rijden De wagen is een dissel E4 Het is al zeer treurig gesteld Want die mensen krijgen zo al weinig of geen bezoek meer . sociaal buiten leven ook niet
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies