Provocatie
“Mensenrechten zijn niet geschikt om de kernwaarde van het sociaal werk te verwoorden.” Dat was de provocerende stelling van Hans Van Crombrugge op Sociaal.Net. Provocerend omdat zowel internationaal als in Vlaanderen er een consensus bestaat dat mensenrechten één van de fundamentele ijkpunten zijn van het sociaal werk.
‘We gaan een heel eind mee in de twijfels.’
Van Crombrugge onderbouwt zijn visie op basis van de interne logica van mensenrechten, de historische gronden voor mensenrechten en het feitelijk maatschappelijk functioneren van die mensenrechten. Misschien verassend, maar we gaan een heel eind mee in de twijfels die hij formuleert. Meer zelfs, we zullen delen van zijn kritiek nog aanscherpen met voorbeelden uit het sociaal werk.
De kritiek van Van Crombrugge heeft volgens ons echter eerder te maken met de lezing die hij geeft aan mensenrechten, dan met de ongeschiktheid van mensenrechten als kernwaarde voor het sociaal werk. Laat ons dan maar meteen ook kleur bekennen: wij staan voor een andere lezing van mensenrechten in het sociaal werk.
Vaag en algemeen
Van Crombrugge’s eerste kritiek gaat over de interne logica van mensenrechten. Mensenrechten zijn een compromis tussen staten. Om meningsverschillen te verdoezelen, worden ze in vage termen geformuleerd.
Wie mensenrechten concreet wil toepassen, moet dus eigen keuzes maken. Deze keuzes zijn vaak onderdrukkend en uitsluitend. Op zijn scherpst stelt Van Crombrugge: “Mensenrechten lijken eerder een administratieve en procedurele kwestie. Ze worden zelfs gebruikt om oorlogsgeweld en terreur te kwalificeren als meer of minder bedreigend voor burgers.”
Uiteraard
Hiermee brengt hij het debat over mensenrechten en sociaal werk onmiddellijk tot de kern. Uiteraard zijn mensenrechten vaag en algemeen. Ze zijn het resultaat van diplomatiek gemarchandeer tussen staten. En helaas worden mensenrechten in de retoriek gebruikt om het hoogste kwaad te legitimeren.
Maar zijn kritiek toont vooral aan dat mensenrechten een politiserend instrument zijn die machtskwesties in de samenleving een taal geeft. Hierdoor worden mensenrechten in de ene (het hoogste kwaad) dan wel in de andere richting (het hoogste goed) sociaal en politiek geconstrueerd.
Mensenrechten zijn constructies
Een recent boek over sociaal werk en mensenrechten verdiept de idee dat mensenrechten sociale en politieke constructies zijn.Nachtergaele, S., Reynaert, D., Gobeyn, H., De Stercke, N. en Roose R. (2017), Sociaal Werk en Mensenrechten, Leuven, Acco.
‘Is elke constructie van mensenrechten gerechtvaardigd?’
Mensenrechten moeten in elke context opnieuw worden geïnterpreteerd en geconstrueerd. Daarom moeten sociale werkers contexten leren lezen. Ze moeten weten hoe onze samenleving functioneert. Hoe krijgen machtsverhoudingen in de samenleving vorm? Hoe beïnvloeden sociale en politieke regels het spel van samenleven? Hoe kunnen we daar vanuit het sociaal werk op ingrijpen?
De erkenning dat mensenrechten sociale en politieke constructies zijn, leidt tot de vaststelling dat vele constructies van mensenrechten mogelijk zijn. Maar is dan elke constructie van mensenrechten gerechtvaardigd?
Conflictueuze consensus
Het gevaar om mensenrechten op een contextuele manier te begrijpen, is dat ze worden blootgesteld aan cultureel of sociaal relativisme. Daardoor zouden alle mogelijke constructies aanvaardbaar zijn, zolang ze maar door contextomstandigheden worden gelegitimeerd.
‘Een alles-gaat-benadering staan we niet voor.’
We volgen zo’n alles-gaat-benadering niet. De Belgische politiek-filosofe Chantal Mouffe reikt een andere benadering aan. Zij spreekt over ‘conflictueuze consensus’.Mouffe, C. (2008), Over het politieke, Kalmthout, Klement/Pelckmans.
Mouffe wijst op de verschillende belangen en aanspraken in onze democratische samenleving. Conflictueuze consensus omhelst een consensus over ethisch-politieke waarden van vrijheid, gelijkheid en solidariteit, de onderliggende kernwaarden van mensenrechten. Maar tegelijkertijd is er ook dissensus over de interpretatie van deze waarden. Wanneer we de verscheidenheid aan belangen en aanspraken aanvaarden en beseffen dat ze verwijzen naar een diversiteit van sociaal-historische, economische en culturele contexten waarin mensen leven, dan moeten we ook erkennen dat er verschillende opvattingen over mensenrechten en menselijke waardigheid bestaan.
Mensenrechten zitten voortdurend in dat spanningsveld tussen consensus en dissensus. Zo zijn we het er als samenleving wel over eens dat mannen en vrouwen gelijk zijn, maar is er discussie over de vraag of positieve discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt geoorloofd is. We vinden dat kinderen recht hebben op participatie, maar of dit moet worden vertaald in de vorm van stemrecht is voer voor discussie.
Interpreteren als kernopdracht
Wanneer Van Crombrugge stelt dat mensenrechten vaag geformuleerd zijn en in hun toepassing vaak leiden tot onderdrukking, dan legt hij geen natuurwet bloot. Hij wijst eerder op het feit dat mensenrechten op een eerder negatieve of zelfs uitsluitende manier kunnen worden geconstrueerd.
We doen geen moeite om het bestaan van zo’n constructies van mensenrechten in het sociaal werk te ontkennen, wel integendeel. Maar is dat een reden om mensenrechten als sociaal-politiek referentiekader voor het sociaal werk af te wijzen? Wij vinden van niet.
‘Mensenrechten zorgen niet de facto voor meer solidariteit.’
Chantal Mouffe volgend, erkennen we de kernwaarden die in verschillende mensenrechteninstrumenten zijn neergelegd als fundament voor het sociaal werk. Wel kruisen we de degens over de interpretatie van deze kernwaarden. Dat debat voeren over interpretaties van mensenrechten is een kernopdracht voor het sociaal werk, zeker wanneer het de rechten betreft van kwetsbare groepen zoals vluchtelingen.
Mensenrechten en solidariteit
Een tweede kritiek is van historische aard. Verwijzend naar het werk van de Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt problematiseert Van Crombrugge het verbinden van mensenrechten met solidariteit.
We zijn akkoord: mensenrechten zorgen niet de facto voor meer solidariteit. We voegen daar nog wat aan toe. Die kritiek kan je niet alleen historisch onderbouwen, maar ook vanuit de actualiteit. Kijk bijvoorbeeld naar kinderarmoede.Formesyn, N., e.a. (2017), ‘Kansarm maar niet kansloos. Een grondrechtenbenadering van kinderarmoede’, Sociaal.Net, 23 februari 2017.
Solidair met kinderen
Kinderarmoede wordt in Vlaanderen uitdrukkelijk bestreden vanuit kinderrechten. Kinderrechten zijn een verbijzondering van mensenrechten. Eigen aan een kinderrechtenbril is dat de positie van kinderen wordt gethematiseerd vanuit hun erkenning als medeburgers in de samenleving.
‘Kinderarmoede wordt bestreden vanuit kinderrechten.’
Dit kader stelt duidelijk dat kinderen geen verantwoordelijkheid dragen voor hun armoedesituatie. Zij zijn de ‘deserving poor’ die ondersteuning nodig hebben bij de precaire context waarin ze opgroeien. Het armoedebeleid krijgt vervolgens vorm in de klassieke beleidsdomeinen die kinderen aangaan zoals onderwijs, vrije tijd en kinderopvang. Een kinderrechtenbril heeft dus een sterk mobiliserend effect op hulpbronnen voor kinderen.
Ouders als zondebokken
Dit staat in schril contrast met hoe we naar ouders kijken die in armoede leven. Zij worden vaak gezien als verantwoordelijk voor de situatie waarin ze beland zijn. Ouders van arme kinderen lopen hierdoor het risico om als slechte ouders bejegend te worden. Voor de bestrijding van de armoede van ouders is er dan ook veel minder mobiliserend draagvlak.
‘Voor de strijd tegen armoede van ouders is er minder draagvlak.’
Anders gezegd. De armoede van kinderen bekijken vanuit een kinderrechtenbril zorgt misschien wel voor meer solidariteit en maatschappelijk engagement om de situatie van kinderen te verbeteren. Tegelijk kan zo’n eenzijdige kijk op de situatie van kinderen er voor zorgen dat we de positie van ouders uit het oog verliezen. Hierdoor kunnen kinderrechten een sterk desolidariserend effect hebben op ouders die in armoede leven.In plaats van het voorbeeld van kinderarmoede hadden we ook de problematiek van migratie kunnen nemen. Er zijn helaas voldoende voorbeelden uit het sociaal werk die hier grond voor geven.
Van Crombrugge heeft dus ongetwijfeld een punt wanneer hij schrijft dat het zonder meer verbinden van mensenrechten met solidariteit problematisch is. Maar ook hier is dat is voor ons geen reden om mensenrechten als kernwaarden voor het sociaal werk af te wijzen.
Het is wel een aanleiding om te debatteren over welke benadering van kinderrechten we rechtvaardig vinden in de strijd tegen kinderarmoede. Een kinderrechtenbenadering tegen armoede die er niet in slaagt de belangen van kinderen te verbinden met de belangen van ouders wijzen we dan ook af.
De gevestigde orde
De derde kritiek van Van Crombrugge heeft te maken met het maatschappelijk functioneren van mensenrechten. Meer precies stelt hij dat allerhande procedurele systemen bepalen of mensen wel of geen recht hebben op mensenrechten: “Het is de gevestigde wereldorde die geeft, neemt, wikt en beschikt.”
‘Van Crombrugge onderschat de rol van frontliniewerkers.’
Zelf schuift Van Crombrugge de overheid naar voor als de instantie die het eerste en het laatste woord heeft over mensenrechten. Als hij hiermee bedoelt dat de overheid met haar institutioneel apparaat mensenrechten omzet in wetten, deze wetten uitvoert via een beleid en tot slot toezicht en controle uitoefent op de implementatie, dan kunnen we het enkel met hem eens zijn.
Maar wanneer hij stelt dat de overheid het monopolie heeft op het definiëren van mensenrechten zit hij fout. Hij overschat dan de rol van formele overheidsinstanties en onderschat de rol van frontliniewerkers.
Frontliniewerkers
Sociaal werkers staan vaak in die frontlinie, naast andere sociale professionals. Van daaruit spelen ze een cruciale rol in het definiëren van mensenrechten. We hebben daar in het sociaal werk een kernconcept voor: discretionaire ruimte.
De discretionaire ruimte is de ruimte die sociaal werkers krijgen, hebben en nemen om wetten, regels, protocollen en contexten te interpreteren en hier professioneel naar te handelen.
In het boek ‘40 jaar OCMW en Bijstand’ staat een analyse van de bijstandspraktijk van het OCMW.De Bie, M. en Vandenbussche, J. (2016), ‘40 jaar OCMW-praktijk op de spanning tussen bijstand als sociaal beleidsinstrument en bijstand als sociaal grondrecht’, in De Wilde, M., Cantillon, B., Vandenbroucke, F. en De Bie, M. (2016). 40 jaar OCMW en Bijstand, Leuven, Acco.Hier wordt de nadruk gelegd op het “noodzakelijk belang van de discretionaire ruimte voor het sociaal werk om rekening te kunnen houden met de vaak ongelijke situaties waarop de bijstandswetgeving van toepassing is”.
Complex spanningsveld
Wat deze bijdrage ons leert, is dat het definiëren van rechten, ook mensenrechten, niet louter het privilege is van de overheid. Het feitelijk maatschappelijk functioneren van mensenrechten als normatief referentiekader voor het sociaal werk vindt plaats in een complex spanningsveld. De spanning speelt zich af tussen formele, vaak bureaucratische logica’s en spontane ontmoetingen tussen mensen.
‘Het sociaal werk is een democratisch forum.’
In die ruimte functioneert het sociaal werk als een democratisch forum dat conflicten faciliteert en bemiddelt, dat dialoog en tegenspraak mogelijk maakt. Hierdoor kunnen mensenrechten worden geconstrueerd, gedeconstrueerd en gereconstrueerd.
Doorheen dat proces kunnen we samen leren wat mensenrechten betekenen en hoe ze bijdragen tot menselijke waardigheid en sociale rechtvaardigheid.
Kinderarmoede
Terug naar het voorbeeld van kinderarmoede. Vanuit het kader van kinderrechten zien we dat er sociaalwerkpraktijken ontwikkeld worden die expliciet kiezen om ook de focus te leggen op de ouders. Kinderrechten gaan hierbij hand in hand met de maximale verwezenlijking van de rechten van ouders.
‘Mensenrechten dragen bij aan inclusie.’
Kinderarmoede staat immers niet los van de armoedesituatie van de ouders. Wanneer ouders te maken hebben met een gebrek aan inkomen heeft dit directe gevolgen voor de kinderen. Kinderarmoede is dus een afgeleide van de armoede in de samenleving. Beide kwesties loskoppelen, kan leiden tot de ontkenning van de structurele en multidimensionale aard van kinderarmoede.
Kortom: hoezeer een op mensenrechten gebaseerde praktijk in het sociaal werk ook desolidariserend, onderdrukkend of uitsluitend kan zijn, het omgekeerde is minstens evenzeer waar. Mensenrechten kunnen bijdragen aan een grotere solidariteit, aan emancipatie en inclusie van mensen in de samenleving. Maar ook hier is dit afhankelijk van de lezing die men geeft aan mensenrechten.
Emancipatie en sociale controle
Wat dit ons laat zien is dat mensenrechten aansluiten bij het klassiek spanningsveld in het sociaal werk tussen emancipatie en sociale controle. Hoewel mensenrechten, voornamelijk na de Tweede Wereldoorlog, het DNA van het sociaal werk heeft gewijzigd, is deze wijziging niet radicaal.
Met het referentiekader van de mensenrechten kwam de doelstelling van het streven naar emancipatie uitdrukkelijk op de agenda van het sociaal werk. Maar daarmee verdween de aloude doelstelling van sociale controle niet.
In het streven naar de realisatie van mensenrechten zien we beide logica’s terugkomen. Het is daarom van belang dat het sociaal werk zich bewust is van haar rol als mede-maker van mensenrechten. Want mensenrechten kunnen ingezet worden ter legitimering van het hoogste goed, maar evenzeer ter legitimering van het hoogste kwaad.
Het alternatief
Van Crombrugge formuleert in zijn kritiek ook een alternatief. Hij verlaat het pad van de mensenrechten en kiest voor een benadering gebaseerd op “zorgzame aandacht en aandachtige zorgzaamheid als professionele deugden”.
‘Wat kwelt je?’
De inspiratie haalt hij onder meer bij auteurs als Badiou, Rancière, Levinas of Weil. De kern van zijn zorgzame aandacht en aandachtige zorgzaamheid ligt niet in rechten, die hij beschouwt als te afstandelijk, te procedureel en daardoor te weinig rekening houden “met wie niet van tel is”.
De kern ligt wel in verplichtingen tegenover de concrete mens en de samenleving. Van Crombrugge stelt het als volgt: “De verantwoordelijkheid van elk mens voor elk mens vangt aan met de aan de mens gerichte vraag: ‘Wat kwelt je?’”
Rechtvaardigheid
We delen de zoektocht van Van Crombrugge om principes van rechtvaardigheid als basis te erkennen voor de professionele identiteit van het sociaal werk. Daar staat de erkenning van het sociaal werk als mensenrechtenberoep ook voor.
‘Recht en zorg zijn erg complementair.’
We delen ook zijn pleidooi voor zorgzame aandacht en aandachtige zorgzaamheid. Rechtvaardigheid is dan niet het streven naar mensenrechten via het herverdelen van materiële hulpbronnen, maar een uit medemenselijkheid voortkomende verbondenheid.
Maar we zijn het niet eens om dit te zien als een alternatief voor mensenrechten als sociaal-politiek referentiekader voor het sociaal werk. Recht en zorg zijn niet elkaars tegengestelde. Integendeel, ze zijn erg complementair.
Herverdeling en empathie
Kwesties van rechtvaardigheid zijn altijd verweven met soms onderling strijdige opvattingen over herverdeling en empathie. Rechtvaardigheid gaat zowel over de vraag waar mensen recht op hebben als de vraag hoe men zorgzaam kan omgaan met zijn naasten.
Zo kan het recht op bijstand niet ontplooid worden zonder een vorm van empathie. Die empathie laat sociaal werkers toe om mededogen aan de dag te leggen waardoor een milde beoordeling van de werkbereidheid als voorwaarde voor de bijstand wordt gerechtvaardigd. Een rechtvaardig sociaal werk slaagt er dan in recht en zorg te verenigen in menselijke waardigheid.
‘Een samenleving bouw je niet enkel op vanuit empathie.’
Maar een samenleving bouw je niet enkel op vanuit empathie.Devisch, I. (2017), Het empatisch teveel: op naar een werkbare onverschilligheid, Amsterdam, De Bezige Bij. Het hebben van rechten is cruciaal om net die situaties en mensen in beeld houden, daar waar de empathie ophoudt.
De discussie is geopend
Hoewel initieel misschien niet zo bedoeld, is het misschien wel de belangrijkste verdienste van de bijdrage van Hans Van Crombrugge dat hij de discussie opent over welke lezing van mensenrechten we het hebben in een mensenrechtenbenadering van sociaal werk. Hij stelt zich terecht de vraag hoe een mensenrechtenbenadering zich verhoudt tot andere rechtvaardigheidskaders.
Deze vragen dragen bij tot het dieper doorgronden van de mogelijkheden en beperkingen van mensenrechten als kernwaarde voor het sociaal werk. Immers, wanneer een waardenkader niet langer bevraagd of ter discussie wordt gesteld, dreigt het zich op te sluiten in haar eigen grote gelijk.
In de aanloop naar de sociaalwerkconferentie van mei 2018 is deze discussie alvast geopend.
Reacties [2]
Veel waardering voor de auteurs van beide artikels, Hans, Didier, Rudi en Koen. Dankzij hun lef, engagement en initiatief inspireren en verrijken ze de betekenis en inzet van mensenrechten. Vanuit wederzijds respect, heldere en onderbouwde stellingname en zin voor kritische dialoog, zetten ze stevige en evenwichtige kaders en uitdagingen uit voor en binnen sociaal werk, de brede samenleving en de politiek. Hoog tijd omdat we (ook binnen de opleidingen) veel praten over mensenrechten doch te weinig inzetten op het positief en drempelvrij ‘mobiliseren en realiseren’ ervan.
In spanje bv. Word er meer belang gehecht aan het recht op een gezinsleven bij de ouders, of deze nu tot een zwakkere bevolkingsgroep behoren of niet, een kind moet op zen minst het recht hebben om op te groeien in eigen milieu!
België volgt Nederland op met hun manier van werken in de jeugdzorg, enigste verschil is dat er daar openlijk over gesproken mag worden… in België is zelfs vrije meningsuiting van den boze en word afgestraft in de jeugdrechtbank…
Is dit nog menswaardig te noemen??
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies