OCMW Anderlecht
Ik ben sociaal werker bij een antenne van het Brusselse CAW Brabantia. Ik zit in de werkgroep ‘Toegankelijkheid’, georganiseerd door de Fédération des Services Sociaux te Brussel. Dit overleg ontstond om de leegte in te vullen en de werkdruk aan te klagen waarmee de sociale sector werd geconfronteerd door het gebrek aan toegankelijke openbare diensten sinds de coronacrisis en de daaropvolgende digitalisering.
‘Als sociaal werker krijg je de miserie van de wereld over je uitgestort.’
Hoewel we goed werk deden, kalfde het aantal sociaal werkers in de werkgroep langzaam af, tot we slechts met een zestal maandelijks samenkwamen om iets te proberen bewerkstelligen. Maar op een dag vorig jaar bevonden we ons plots in een grote zaal, met meer dan dertig personen. Veel sociale diensten van Brussel waren vertegenwoordigd. Waarom? Onderwerp van de vergadering was het disfunctioneren van het OCMW van Anderlecht.
Vuilbak van alles wat misloopt
Net als alle sociale diensten krijgen de OCMW’s het laatste decennium, en vooral sinds de corona- en energiecrisis, te maken met een tsunami aan hulpvragen. Bovendien doet de hoge werkdruk veel sociale professionals uitvallen met ziekte en burn-out. Ik ben net zelf terug voltijds aan het werk na een jaar lang het werk progressief op te bouwen sinds mijn burn-out, ik weet waarover ik spreek.
Als sociaal werker sta je in de frontlinie. Je krijgt de miserie van de wereld over je uitgestort. Je bent de vuilbak van alles wat misloopt in het systeem. De frustratie van vier maanden zonder uitkering overleven, de woede van weeral geen plaats vinden in de nachtopvang na een halfuur wachtmuziek, de wanhoop van uit huis te worden gezet met kleine kinderen waarvan eentje een handicap heeft. Als sociaal werker ga je er zo goed en zo kwaad als je kan mee aan de slag, met de middelen die je ter beschikking krijgt.
Vertrouwenspersoon en inspecteur
Maar wat als die middelen achter een onzichtbare muur van controle liggen? Wat als je tegelijkertijd vertrouwenspersoon én inspecteur moet zijn? Wat als je bij aankomst op die nieuwe job een hoop dossiers krijgt waar je niets van begrijpt omdat je voorganger ziek werd, ontslagen werd of opstapte?
Ik heb zelf nooit in een OCMW gewerkt, en ik weet dat ik het nooit van mijn leven zal willen doen. Het is de perfecte plaats om sociaal werkers met mooie idealen een afkeer te doen krijgen van sociaal werk die alles ondermijnt. Wie moedig verder blijft werken, om toch maar mensen te kunnen helpen, raakt steeds dieper bedolven onder het werk van collega’s die het al (half) hebben opgegeven. Alle respect dus voor enthousiaste collega’s die dat anders zien en zelfs oproepen om bij het OCMW te komen werken.
Ik sta niet alleen met mijn persoonlijke impressie. Ook onderzoekers beschreven recent de moeilijke werkomstandigheden van maatschappelijk werkers van Brusselse OCMW’s: net als vele van hun cliënten, voelen ook zij zich in de steek gelaten.
Dossiers blijven liggen
Ik kan talloze voorbeelden geven van mensen die bij het Anderlechtse OCMW bot vangen. Een alleenstaande moeder met vier kinderen, waarvan drie met een zware beperking, moet plots het vervoer zelf betalen van haar dochter die naar een aangepaste school gaat, terwijl haar vorig OCMW dit wel betaalde. Ze vond een appartement in Anderlecht nadat ze door haar vorige buren was weggepest.
Een man met zware medische problemen moet elke zes maanden zijn medische kaart verlengen, maar zijn maatschappelijk werker is zo vaak afwezig dat de verlenging minstens vier maanden duurt. Hierdoor worden zijn ziekenhuisafspraken geannuleerd omdat hij niet kan aantonen dat het OCMW de kosten ten laste zal nemen. Het lijkt normaal geworden dat dossiers van afwezige sociaal werkers niet worden opgevolgd door collega’s.
‘Het lijkt normaal geworden dat dossiers van afwezige sociaal werkers niet worden opgevolgd door collega’s.’
En dan is er de problematiek van de supervisors. Zij moeten dossiers controleren en doorgeven aan het Bijzonder comité voor de sociale dienst, maar verdrinken zo in het werk dat dossiers op hun bureau blijven liggen. Gevolg: mensen moeten soms maandenlang wachten op een leefloon.
Elke en Latifa
Waar ik uit mijn ervaring geen voorbeeld van kan geven, zijn mensen die onrechtmatig een leefloon kregen. Als undercoverjournalisten Arno en Lina een naam van buitenlandse origine hadden gehad, was de uitkomst hoogstwaarschijnlijk anders geweest.
Mijn cliënten krijgen ellenlange lijsten van documenten die ze binnen de week moeten voorleggen, of ze riskeren een negatief antwoord wegens een ‘onvolledig dossier’. Het zijn meestal niet de dossiers van Bram of Elke die door de supervisors wordt bekeken, maar die van Latifa en Mbuyo.
‘Als undercoverjournalisten Arno en Lina een naam van buitenlandse origine hadden gehad, was de uitkomst hoogstwaarschijnlijk anders.’
Ik stel me vragen bij het uitgangspunt van de undercoverjournalistiek van Pano. Leidt de onderzoeksvraag ‘Laten we kijken of we onrechtmatig een leefloon kunnen krijgen’ niet automatisch tot het statement: ‘OCMW’s betalen verkeerdelijk profiteurs uit’? Ja, die kleine minderheid aan profiteurs is er, maar de slachtoffers van controle, controle en nog eens controle blijven de mensen die met lege handen, lege magen en ellenlange wachttijden achterblijven.
Nog langere wachttijden
Op de vergadering over het OCMW van Anderlecht somden we heel wat verbeterpunten op. We onderzochten pistes om in dialoog te treden met het OCMW. Een vergadering met de verantwoordelijken volgde, beloftes werden gemaakt. En zoals dat vaak gebeurt, is er een jaar later van verbetering niet veel te merken.
‘Ik ben dankbaar voor de Pano-reportage omdat die het disfunctioneren van de OCMW’s helder tegen het licht houdt.’
Daarom ben ik dankbaar voor de Pano-reportage omdat die het disfunctioneren van de OCMW’s, vooral dat van Anderlecht, helder tegen het licht houdt. Ja, er is chaos. Ja, het moet beter. Nee, het klopt niet dat een gemeentebestuur met de losse pols over dossiers beslist. Ik vrees alleen, en dat blijkt reeds uit de eerste politieke reacties, dat dit enkel zal leiden tot meer controle, en dus nog langere wachttijden voor wie uit de boot valt.
Wie profiteert?
Is de tijd niet aangebroken dat elk OCMW, Anderlecht voorop, in eigen boezem kijkt naar de reden waarom maatschappelijk werkers uitvallen, waarom er zo veel verloop is, wat er kan verbeteren en hoe de werksfeer is? Wat maakt maatschappelijk werkers zo wanhopig dat ze naar de media stappen?
Is het tijd om te bekijken of OCMW’s wel politiek gekleurd moeten zijn? Moeten ze niet worden losgekoppeld van het gemeentebestuur tot een onafhankelijk orgaan dat op basis van objectieve criteria beslist? Is het tijd om de verschillende OCMW’s meer op één lijn te krijgen inzake de hulpverlening die ze al dan niet kunnen bieden?
‘Is de tijd niet aangebroken dat elk OCMW, Anderlecht voorop, in eigen boezem kijkt naar de reden waarom maatschappelijk werkers uitvallen?’
Hoe komt het dat als ik twee maatschappelijk werkers van twee OCMW’s mail, ik van de ene binnen de week antwoord krijg en van de andere maandenlang niets hoor? Hoe komt het dat OCMW’s een energiefonds krijgen voor iedereen, maar mijn cliënten niet verder dan het onthaal raken omdat ze ‘al een andere tegemoetkoming hebben en daardoor sowieso niet in aanmerking komen’? Hoe komt het dat ik steeds meer cliënten aan een advocaat moet helpen om hulpverlening van het OCMW via moeizame gerechtelijke procedures af te dwingen en het gerecht hen zo goed als altijd gelijk geeft?
Zijn het de mensen die profiteren van het systeem of profiteert het systeem van de mensen?
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies