Achtergrond

‘Grote verhalen over klimaat sluiten niet aan bij dagelijkse zorgen van mensen’

Sabrina Keinemans, Joost Weling, Maja Rocak

Klimaatverandering betekent dat we onze samenleving grondig moeten hertekenen. Heeft sociaal werk daarin een rol?  In Nederland stellen onderzoekers vast dat we nog ver verwijderd zijn van zo’n transformatie. Opbouwwerkers zijn vooral bezig om de schade te beperken. “Wij willen geen duurzaamheidsagenda aan burgers opleggen.”

sociaal werk

© Unsplash / Etienne Girardet

Kwetsbare mensen zwaarst getroffen

De aandacht voor het klimaat in het sociaal werk groeit. Deze ecologische crisis gaat immers ook over ongelijkheid: zowel de klimaatcrisis als de aanpak daarvan, hebben de meest nadelige gevolgen voor zij die er het minst aan bijgedragen hebben.

‘Energietransitie is niet alleen een technische, maar ook een sociale uitdaging.’

Hulpverleners zijn daar elke dag getuigen van. Zo maken in onze regio de meest arme gezinnen het minste gebruik van duurzaamheidssubsidies, terwijl zij vaak in de meest koude of warme huizen wonen. Achtduizend kilometer verder, verwoesten in Bangladesh overstromingen en cyclonen gemeenschappen die nauwelijks hebben bijgedragen aan de klimaatverandering. Energietransitie is dus niet alleen een technische, maar ook een sociale uitdaging.

Tegelijk zien we een beweging in het sociaal werk die niet alleen focust op de impact van klimaatverandering op mensen, maar ook aandacht heeft voor de bescherming van natuur. Deze beweging zegt dat goed leven op deze aarde alleen mogelijk is wanneer de ene levensvorm de andere niet in haar voortbestaan bedreigt. Sociaal werk, dat van oudsher kritisch is voor ongelijke machtsverhoudingen, zou dan ook de machtsongelijkheid tussen menselijke en niet-menselijke levensvormen ter discussie moeten stellen.

Theorie en praktijk

Afgaand op de literatuur en het ontstaan van bewegingen zoals Extinction Rebellion Social Work, lijkt er sprake te zijn van een forse omwenteling in het sociaal werk. Niet toevallig voegde ook Sociaal.Net recent ‘klimaat’ toe aan haar themalijst. Maar in hoeverre bereikt deze omwenteling de dagelijkse werkpraktijk van sociaal werkers?

We spraken met zeven opbouwwerkers uit Nederlands Limburg over hun rol in de energietransitie. De eerste gesprekken werden gevoerd in de herfst van 2020, na de eerste golf van de coronapandemie, voordat de energiecrisis een piek bereikte. We herhaalden deze gesprekken in 2023. Zou de energiecrisis iets veranderd hebben in hun attitude en werkwijze? We geven alvast een spoiler: dat was niet het geval.

Geen aanjagers van transitie

De interviews uit zowel 2020 als 2023 laten zien dat deze opbouwwerkers zichzelf niet positioneren als aanjagers van een energietransitie.

In 2020 noemden zij als argument dat veel burgers in overlevingsmodus staan en duurzaamheid gezien wordt als een elitair onderwerp. Burgers hadden wel iets anders aan hun hoofd dan de vraag naar duurzame energie.

‘Opbouwwerkers zien zichzelf niet als aanjagers van een energiestransitie.’

Opbouwwerkers zagen zichzelf eerder als bruggenbouwers in de energietransitie. Ze vormen verbindingen tussen burgers, overheden en relevante organisaties, onder andere om wijkbewoners stem te geven in interventies gericht op duurzaamheid en energiebesparing. Ze hadden in 2020 ook aandacht voor de impact van die interventies op burgers en probeerden negatieve gevolgen hiervan te dempen. Lees: opbouwwerkers als schokdempers.

Nog steeds schokdempers

Anno 2023 is deze situatie vrijwel onveranderd, met als belangrijk verschil natuurlijk dat de energiecrisis zich scherp aandiende. Dit verandert echter niets fundamenteel aan de zelfpositionering van de opbouwwerkers.

‘De energiecrisis in 2023 was letterlijk tot onder de dekens voelbaar.’

Ook in 2023 zagen opbouwwerkers zichzelf niet als aanjagers van een transitie. Ze blijven vooral schokdempers om voor kwetsbare mensen de negatieve gevolgen van de energiecrisis zo goed mogelijk op te vangen. Deze gevolgen waren in 2023 veel sterker merkbaar dan voorheen. Waar in 2020 energie en duurzaamheid ver-van-het-bed vraagstukken waren, was de energiecrisis in 2023 letterlijk tot onder de dekens voelbaar, juist bij die burgers die al in overlevingsmodus stonden.

Schade helpen beperken

Oudere of zieke mensen durfden de verwarming niet meer aanzetten uit angst voor hoge rekeningen. Buurtbewoners sloten hun huizen hermetisch af, leefden in een warme slaapzak of vertoefden veel vaker in het warme buurthuis.

Midden deze energiecrisis, adviseerden opbouwwerkers mensen over hoe ze efficiënter de koude konden trotseren. In hun rol als bruggenbouwer hielpen opbouwwerkers energiewinkels op te zetten, assisteerden ze bij isolatieprojecten of hielpen ze sociale huisvestingsmaatschappijen in het contact leggen met bewoners voor de renovatie van huurwoningen.

‘Opbouwwerkers adviseren mensen over hoe ze efficiënter de koude kunnen trotseren.’

Een opbouwwerker vertelt wat dat op het terrein concreet betekende. “Wij botsen op de uitwassen van brede maatschappelijke ontwikkelingen. Als energieprijzen de pan uit swingen, dan helpen we mensen bij het aanvragen van energietoeslagen. Om energiecoaches te laten landen in een wijk, werken we samen met sociale huisvestingsmaatschappijen. We organiseren bijeenkomsten over energiezuinig leven. Hoe kook je zuinig spaghetti? Zet zodra het water kook je vuur af en zet een muts over de pot. Veel mensen hadden van zo’n tips nog nooit gehoord.”

Dempen van effecten

Hoewel de energietransitie ook in 2023 nog steeds niet hoog op het prioriteitenlijstje stond, werd het wel nadrukkelijker als relevant thema gezien. Opbouwwerkers krijgen steeds meer signalen dat de zwakste schouders het meeste last hebben van – in dit geval – schaarste en dus dure energie.

Zij formuleren deze ongelijkheid echter niet in termen van klimaatrechtvaardigheid maar werken vooral aan het dempen van effecten van onrechtvaardigheid, zonder fundamenteel de onderliggende onrechtvaardigheid te adresseren.

De vraag is: kan dat anders? En wat is er nodig om het anders te doen?

Geen aanjagers van verandering

De opbouwwerkers uit ons onderzoek doen belangrijk werk als bruggenbouwers en schokdempers. Ze onderhouden nauwe contacten met burgers. Als geen ander hebben ze zicht op wat de zorgen van mensen zijn en wat in hun leefwereld op het spel staat. Waar dat nodig is, ondersteunen ze bij deze zorgen en dragen ze bij aan de verbinding tussen burgers en organisaties.

‘Opbouwwerkers willen geen duurzaamheidsagenda aan burgers opleggen.’

Maar als het gaat over grote transformaties zoals de energiestransitie, dan is deze sterkte ook een zwakte. Door hun inbedding in de leefwereld van burgers, zien opbouwwerkers dat grote verhalen over klimaat en energie niet aansluiten bij de dagelijkse zorgen en ontberingen van mensen.

Het is veelzeggend dat opbouwwerkers vragen rond duurzaamheid een elitekwestie vinden, terwijl de mensen met wie zij werken er alles aan moeten doen om het in de winter warm te houden. Opbouwwerkers willen hierin niet bevoogdend zijn, en geen duurzaamheidsagenda aan burgers opleggen.

Collectief belang in schemerzone

Deze opbouwwerker is daarover duidelijk: “We kunnen wel dingen aandragen, maar het is aan de bewoners of ze hiermee aan de slag gaan. Pas dan kunnen wij ze helpen. Wij gaan niet bepalen, wij kunnen wel dingen bespreekbaar maken en met elkaar in dialoog gaan.”

Een uitweg kan zijn om te zoeken naar een hertaling van de duurzaamheidsagenda op een manier die wel aansluit bij de leefwereld van de burgers. Een taal die er wel in slaagt om het collectieve belang van burgers rond energie-armoede expliciet te maken en te adresseren. Helaas hoorden wij in de gesprekken met opbouwwerkers hiervan geen voorbeelden.

Te instrumenteel ingezet

Om die lacune te begrijpen, kijken we naar de positie die het opbouwwerk de laatste jaren in Nederland toegewezen kreeg.

Onderzoek laat zien dat het opbouwwerk – en bij uitbreiding het brede sociaal werk – bij verschillende grote maatschappelijke opdrachten en ontwikkelingen instrumenteel wordt ingezet. Juist vanwege haar sterke inbedding in de haarvaten van de samenleving, worden sociale professionals nadrukkelijk aangesproken op hun connecties met “moeilijk bereikbare doelgroepen”. Straathoekwerkers, buurtregisseurs en opbouwwerkers worden aangespoord om burgers te activeren richting wenselijk gedrag.

Of het nu gaat om de onafwendbare impact van de klimaatverandering of naderende zorginfarcten, steeds is de teneur hetzelfde: burgers zijn aan zet en moeten de toewijding aan de publieke zaak versterken. Opbouwwerk is dan bij uitstek de beroepsgroep die burgers en gemeenschappen hierop kan aan spreken. Opbouwwerkers worden zo vooral ‘state agents’.

Status quo handhaven

Hier knelt het schoentje. Om tot transformatie te komen, heb je gedragsverandering nodig op alle niveaus van de samenleving. Dus ook commerciële organisaties en industriële concerns. In de praktijk valt dat mager uit: er wordt vooral beroep gedaan op verandering van individuen, zonder dat ze de ruimte hebben het doel en de richting van die verandering te beïnvloeden.

‘De focus op individuele burgers is oude wijn in nieuwe zakken.’

De focus op individuele burgers is oude wijn in nieuwe zakken, die erop gericht is om de huidige status quo zo veel mogelijk te handhaven. Een cynisch íllustratie daarvan zijn de verdienindustrieën die ontstaan vanuit grote maatschappelijke vraagstukken. We kenden al de schuldenindustrie in relatie tot armoede, maar we kwamen ook voorbeelden tegen van bureaus die verdienen aan het energiezuinig maken van huizen.

In maart 2024 maakte het Nederlandse nieuwskanaal Argos hier nog een ontluisterende uitzending over. Daaruit blijkt dat burgers noch de duurzaamheidsagenda hierbij gebaat zijn. De enige die wel vaart bij het sturen op gedragsverandering bij individuele burgers is de energie-industrie.

Goede leven buiten bereik

Kortom: juist het economische groeimodel dat ten grondslag ligt aan de grote maatschappelijke vragen van onze tijd woekert vrolijk voort. Ondertussen vragen we aan de meest kwetsbaren in onze samenleving en aan de professionals die hen ondersteunen, om toch vooral mee te bewegen en mee te doen in de gedragsveranderingen die noodzakelijk zouden zijn om de grote crises van deze tijd het hoofd te bieden.

‘Het economisch groeimodel woekert vrolijk voort.’

De Amerikaanse auteur Lauren Berlant vat dat kernachtig samen als ‘cruel optimism’ of ‘wreed optimisme’: juist het vasthouden aan een eenzijdige fantasie over het goede leven, maakt dat dat goede leven duurzaam buiten bereik blijft.

Terug naar de opbouwwerker

Tegen deze achtergrond lijkt het wat veel gevraagd – en dat zeggen we met lichte ironie – om van opbouwwerkers veel veranderkracht te verwachten. Ja, opbouwwerkers kunnen een rol spelen als bruggenbouwer en met burgers optrekken in grote maatschappelijke opgaven als de energietransitie. Maar dat vraagt dan wel ruimte om aan te sluiten bij de taal en dagelijkse zorgen van deze burgers en de bereidheid om oplossingen daarop aan te passen.

Maar nog meer vraagt het de bereidheid van onszelf als samenleving om afstand te nemen van disfunctionele fantasieën. We moeten ruimte geven aan verbeeldingskracht en zoeken naar alternatieven om te dealen met de opdrachten waar we voor staan. De ware transitie vereist een radicale herziening van onze diepgewortelde overtuigingen en economische fundamenten. Het is nog maar de vraag of sociaal werkers hiervoor de nodige rol, visie en middelen hebben.

Reacties [1]

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.