Achtergrond

Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’

Peter Goris, Donna Kerseboom

Hoe kijken OCMW-medewerkers van landelijke gemeenten naar de komende lokale verkiezingen? Drie maatschappelijk werkers leggen hun ervaringen en bezorgdheden in de weegschaal. “Hier duiken dezelfde problemen en ontwikkelingen op als in de stad.”

lokale verkiezingen

© Unsplash / Hugo Kruip

In de stille Kempen

Straks kiezen we onze lokale besturen. De media – ook wij dus – zetten de focus vooral op steden als Antwerpen, Gent, Mechelen of Sint-Niklaas. Bekende gezichten ambiëren er de burgemeesterssjerp. Met slogans of TikTok-video’s presenteren ze hun oplossingen voor migratie, mobiliteit, armoede, huisvesting of veiligheid.

‘Is hulp- en dienstverlening hier schraal en politieke inmenging groot?’

Wat gebeurt er intussen in meer landelijke gebieden? Ontsnappen de West-Vlaamse polders, de stille Kempen of Limburgs Haspengouw aan een wooncrisis, schuldenproblematiek of wachtlijsten in de zorg? Is hulp- en dienstverlening hier schraal en politieke inmenging groot?

Auto van stal

Om daar zicht op te krijgen, haalden we de auto van stal richting Olen, Nieuwerkerken en Dentergem. Want vaak betekent landelijk en afgelegen ook: moeilijk bereikbaar met openbaar vervoer. Nieuwerkerken is met een kleine zevenduizend inwoners één van de kleinste gemeenten van Limburg. Voor de provincies Antwerpen en West-Vlaanderen spelen Olen en Dentergem met vergelijkbare cijfers in dezelfde categorie.

We passeren langs Vlaamse lintbebouwing, leegstaande elektrowinkels, verlaten straten en groene velden. Wie of wat schuilt er achter deze gevels?  We vragen het aan drie OCMW-maatschappelijk werkers die vanuit kleine sociale diensten het verschil maken voor wie kwetsbaar is.

Tussen Gent en Dentergem

Didier Dujardyn (57) is de ancien van dit trio en werkt al sinds 1991 voor het OCMW van Dentergem. Deeltijds dan wel, want in Gent is hij ook VDAB-medewerker. Dat pendelen tussen Dentergem en Gent levert meteen een pittige vergelijking op.

“Je kan beide OCMW’s niet met elkaar vergelijken. OCMW Gent telt meer dan 2000 medewerkers die elk een eigen opdracht en specialisatie hebben. Ze hebben onder andere verschillende juristen in dienst, wat handig is bij ingewikkelde regelgeving rond huurgeschillen, schuldbemiddeling of nationaliteitswetgeving. Hier in Dentergem kunnen we met een vijfkoppig team onmogelijk al die expertise in huis hebben.”

Specialisten en generalisten

Het is dus geen toeval dat deze drie hulpverleners zich geen specialisten maar generalisten noemen. Olens maatschappelijk werker Anna Rits (37) ervaart dat vooral als een troef.

“Mensen komen bijvoorbeeld op onze dienst terecht met vragen over schulden. Maar tijdens het gesprek duiken ook andere problemen op: een depressie, een ex-partner die geen alimentatie betaalt, een huurgeschil, weinig contact met buren of familie, kinderen met gezondheidsproblemen. Met een klein team kunnen we de problemen van die mensen niet in stukjes kappen en doorspelen aan collega’s. Wij proberen zicht te houden op het volledige plaatje en er zo goed mogelijk mee aan de slag te gaan.”

“Ik vind dat onze sterkte en koester het feit dat we hier de tijd en ruimte krijgen om de verhalen en zorgen van mensen geduldig te beluisteren.” Haar geloof in deze aanpak durft ze te benadrukken met een ferme uitspraak: “Als ik als alleenstaande mama verzeild zou geraken in verschillende problemen, klop ik liever aan bij het OCMW van Olen dan dat van een grote stad. Want goede hulpverlening begint bij goed en onbevangen luisteren. Dat kan hier nog.”

Werkdruk minder hoog

Die tijd en ruimte is er omdat in landelijke gemeentes de werk- en caseload minder hoog is dan in steden. Didier schetst dat beknopt en helder: “Hier duiken dezelfde problemen en ontwikkelingen op als in de stad: dakloosheid, verslaving, eenzaamheid, diensten met hoge drempels, uithuiszettingen of jongeren die het moeilijk hebben… Ook hier kloppen steeds meer mensen met migratieroots aan voor hulp en ondersteuning. Maar eigen aan een meer landelijke context is dat al die ontwikkelingen minder snel en minder fel lopen.”

Deze ervaren Dentergemse hulpverlener plakt daar een cijfer op: “Dertig jaar geleden kon ik de leefloontrekkers die ik als jonge maatschappelijk werker begeleidde op één hand tellen. Vandaag is dat een veelvoud dat we gelukkig nog behapt krijgen. In Gent hoor ik verhalen van maatschappelijk werkers die 120 cliënten moeten opvolgen. Begin er maar eens aan.”

Didier Dujardyn

Didier Dujardyn: “Dertig jaar geleden kon ik de leefloontrekkers die ik begeleidde op één hand tellen.”

Bedolven onder toenemend takenpakket

In Dentergem kan je als maatschappelijk werker het hoofd nog boven water houden. Toch plaatst Didier ook kanttekeningen.

“Hier moet je van alles wat kunnen en riskeer je bedolven te worden onder een toenemend takenpakket. Alle thema’s waarrond we werken zijn complexer geworden: inburgering, toekenning leefloon, langdurige ziekte, schulden… Je moet voldoende kaas gegeten hebben van ingewikkelde wetgeving en procedures.”

‘Kleine teams hebben het moeilijker om flexibel om te springen met toenemende complexiteit.’

“Kleine teams hebben het moeilijker om flexibel om te springen met die toenemende complexiteit. Voor iemand die zonder ervaring op dit terrein stapt, is dat geen droomscenario. Veel jonge mensen kiezen niet langer voor zo’n job waarin je voortdurend botst op de grenzen van je eigen expertise. Op een terrein waar veel personeelskrapte heerst, kan dat een nadeel zijn.”

Inzetten op intergemeentelijke samenwerking

Kleine teams met beperkte expertise moeten complexe problemen aanpakken. Hoe lossen deze sociaal werkers dat op?

Koen Dendas (42) moet in zijn kantoor in het Limburgse Nieuwerkerken niet lang naar de juiste woorden zoeken. “Als wij vanuit een klein bureau de tanden stuk bijten op toenemende complexiteit en ik stel vast dat mijn collega’s uit de omliggende dorpen dezelfde gebroken tanden hebben, dan is de oplossing duidelijk: bundel de krachten via intergemeentelijke samenwerking.”

‘We blijven als sociale diensten nog te veel op een klein eiland.’

Op papier klinkt dat mooi. Maar dat vervolgens ook realiseren is volgens deze Limburgse maatschappelijk werker de belangrijkste werf van een nieuwe lokale beleidsploeg. “Lokale bestuurders steken te weinig hun nek uit om bakens te verzetten buiten de eigen gemeentegrenzen. Het gevolg is dat we als sociale diensten nog te veel op een klein eiland blijven.”

“Een voorbeeld daarvan is de uitstroom van patiënten uit het psychiatrisch ziekenhuis in Sint-Truiden. Er komen heel wat mensen hier onderdak en ondersteuning zoeken na hun traject daar. Het ziekenhuis trekt zijn handen helemaal van die mensen af na hun ontslag. Daardoor komen ze al snel op onze sociale dienst terecht, met bijvoorbeeld vragen rond huisvesting of financiën.”

“We willen hen graag helpen, maar hebben vaak het gevoel dat we weer vanaf nul kunnen beginnen. Terwijl die mensen net zo’n zwaar traject achter de rug hebben. Een goede samenwerking met de stad Sint-Truiden en het psychiatrisch ziekenhuis zou een oplossing kunnen zijn. Dat heb ik al eens op tafel gelegd in de zorgraad van onze eerstelijnszone. Maar zonder collectief signaal van alle lokale besturen zal er niets veranderen.”

Koen Dendas

Koen Dendas: “Lokale bestuurders steken te weinig hun nek uit om bakens te verzetten buiten de eigen gemeentegrenzen.”

Hier is het anders

De ene kleine gemeente is de andere niet. Anna vertelt dat in Olen die intergemeentelijke samenwerking wel vlot loopt: “Ik hoor dat eilandgevoel wel vaker terugkomen bij collega’s uit andere landelijke gemeenten.”

“Maar hier is dat anders. Door krachten te bundelen kunnen wij op heel wat diensten en ondersteuning rekenen. Hebben cliënten psychische zorg nodig, dan kunnen ze snel terecht bij een eerstelijnspsycholoog. Breekt een energiecrisis uit, dan gaan we binnen regio Neteland meteen samenzitten om te bekijken waar we een energieloket kunnen installeren en wisselen we ervaringen uit.”

‘Door krachten te bundelen kunnen wij op heel wat ondersteuning rekenen.’

Hoe komt het dat het hier wel lukt om krachten en expertises te bundelen? Anna twijfelt even omdat ze geen promopraatje wil voeren. “Hier moet ik een pluim steken op de hoed van gemeentebesturen en regionale beleidsverantwoordelijken. Zij timmerden de voorbije jaren aan een cultuur van samenwerking. Dat werpt zijn vruchten af.”

Politieke inbedding

Dat is meteen een mooie voorzet om een volgend thema op tafel te leggen: de politieke inbedding van hun OCMW-werk. Na de inkanteling van het OCMW in de gemeente is er meer dan ooit een directe lijn tussen het OCMW en de lokale politiek.

Zo tekent de ‘Raad voor Maatschappelijk Welzijn’ het algemene beleid van het OCMW uit. Die raad valt samen met de gemeenteraad. Lees: lokaal verkozenen hebben de touwtjes in handen.

Vanuit deze raad wordt een ‘Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst’ samengesteld. Opnieuw beslissen politieke mandatarissen over individuele dossiers, denk bijvoorbeeld aan het leefloon, medische bijstand of huisvestingshulp. Maatschappelijk werkers doen het sociaal onderzoek en bereiden deze dossiers voor.

Anonieme individuele dossiers

Hoe ervaren deze drie maatschappelijk werkers die politieke inbedding van hun job?

Anna Rits ziet weinig graten. “De vraag of lokaal verkozenen beslissen vanuit electoraal gewin dan wel vanuit maatschappelijk engagement is relevant. Op dit moment geeft het Bijzonder Comité me de ruimte om mijn dossiers toe te lichten. Er wordt geluisterd en constructief gedebatteerd. Behoorlijk uniek is dat de gemeente Olen ervoor koos om alle individuele dossiers anoniem te maken. Die sterke keuze zet een filter op politiek of electoraal favoritisme.”

‘Je moet in de samenwerking met het Bijzonder Comité aanvaarden dat ieder zijn job heeft.’

“Je moet in die samenwerking aanvaarden dat ieder zijn job heeft. Het is de opdracht van lokaal verkozenen om af te wegen of gemeenschapsmiddelen rechtvaardig verdeeld worden. Ik heb er geen problemen mee dat zij onze adviezen soms anders zien. Vaak kijken we ook heel stereotiep naar politieke partijen: zowel warme steun als kille afwijzingen kunnen vanuit alle kanten komen.”

Toch is Anna op haar hoede. “Wat de toekomst brengt, weten we niet. De gevolgen van toenemende verrechtsing op mijn werk maakt me soms ongerust. Maar ik zie dat vooral als een uitdaging om nog beter de stem te vertolken van wie het moeilijk heeft.”

Anna Rits

Anna Rits: “De gevolgen van toenemende verrechtsing op mijn werk maakt me soms ongerust.”

Weinig visie, veel ad hoc

Koen Dendas is minder enthousiast over de politieke inbedding van zijn werk. In Nieuwerkerken zetten te weinig lokale politici hun schouders onder een sterk sociaal beleid.

“De Raad voor Maatschappelijk Welzijn maakt maar een erg kort deel van de gemeenteraadsvergaderingen uit. Er is weinig interesse in sociaal beleid. Zo kan er geen visie groeien of een langetermijnbeleid gevoerd worden en dat heeft een serieuze impact. Een voorbeeld? Als fruitgemeente trekken we veel seizoenarbeiders aan uit Polen, Oekraïne of Roemenië. Tout court heeft een groot deel van ons cliënteel migratieroots. Toch ontbreken strategische keuzes op vlak van taal, huisvesting, onderwijs en tewerkstelling.”

“Die leegte wordt ingevuld met ad hoc initiatieven zoals een multicultureel eetmoment. Ik grijp elke kans om raadsleden ervan te overtuigen dat je zo niet ver springt. Recent ondernam ik nog eens een poging om het debat over de druk op de eerste lijn te lanceren. Ik voelde weinig interesse. Dat motiveert niet om die kar te blijven trekken.”

Maar ook voor Koen ‘heb elk nadeel zijn voordeel’: “Ik mis een heldere bestuurlijke en maatschappelijke visie die lijnen trekt. Maar die lacune geeft ons de ruimte om eigen invullingen te geven. Ik haal veel voldoening uit het opstarten van nieuwe projecten. Ik stond mee aan de wieg van het lokaal dienstencentrum en de vrijwilligerscentrale. De vraag is of ik dat had kunnen doen met een beleidsploeg die een andere richting uitvaart.”

Vlot bereikbaar?

OCMW-werk in landelijke gemeenten levert geen eenduidig beeld op. Zo kan je veronderstellen dat in een klein dorp diensten vlot bereikbaar zijn, maar niets is minder waar.

‘Ik denk dat je in Gent vlotter op de juiste plaats geraakt dan in Dentergem.’

Didier zag het zelf gebeuren: “Als gevolg van vroegere  fusies, werden gemeentelijke diensten verspreid over de verschillende deelgemeenten. Het sociaal huis van Dentergem vind je in deelgemeente Wakken. Het gemeentehuis is dan weer gevestigd in Dentergem zelf. Beide locaties liggen zes kilometer van elkaar.”

“Qua toegankelijkheid is dat niet optimaal, zeker niet voor wie kwetsbaar is want in een plattelandsgemeente is de inzet van openbaar vervoer meer dan ooit beperkt. Ik denk dat je in Gent vlotter op de juiste plaats geraakt.”

Scherpe voelsprieten

Wel een plus: minder inwoners geeft deze maatschappelijk werkers het gevoel goed te weten wat er in hun gemeente leeft en waar problemen zich binnen- of buitenshuis afspelen.

Koen vertelt: “Ik word op straat vaak aangesproken door mensen met vragen. Of mensen vertellen met dat we van een bepaald probleem echt werk moeten maken. Je bent als maatschappelijk werker in een kleine gemeente erg zichtbaar. Soms ben ik blij dat ik hier zelf niet woon, want dan zou ik bijna altijd aan het werk zijn.”

Maar ook voor de burgers heeft die medaille een keerzijde. In een kleinere gemeenschap kan je je schaamte over bijvoorbeeld armoede minder makkelijk verbergen. Anna ziet dat spanningsveld opduiken in haar werk: “Voor sommige cliënten is die schaamte het grootste probleem. De plus van een landelijke gemeente is dat buren en diensten nabij zijn, maar het nadeel is dat je niet kan wegduiken in de schaduw van die gemeenschap.”

“Ik begeleid een mama die zelf honger lijdt om voor haar kinderen merkkledij te kunnen kopen. Ze wil niet naar een kring- of weggeefwinkel. Toch krijgen deze mensen vaak het verwijt hun geld fout te beheren. Deze mama vecht tegen stigma’s en stereotypes die wij gulzig rondstrooien. Ik erger me vooral aan het gebrek aan inlevingsvermogen van wie het goed heeft.”

Vleugje onbevangenheid

Tot slot heeft Anna ook nog een advies voor haar nieuwe burgemeester in petto. “Aan de start van mijn loopbaan bestempelde een collega me als naïef. Je kan dat een verwijt noemen, maar ik vind het een compliment. Ik probeer elke dag open en geduldig naar mensen te luisteren. Intussen werk ik veertien jaar als maatschappelijk werker en ervaar ik elke dag nog meer verwondering.”

“De dag dat ik een cliënt al in een schuifje gestopt heb, nog voordat hij zijn mond kon opentrekken, ga ik op zoek naar een andere job. Ik wens dat ook onze burgemeester een vleugje van die onbevangenheid in zich kan houden.”

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.