Buurtzorghuis als kloppend hart
Met haar woonzorgcentrum, assistentieflats en kortverblijf is Woonzorgcentrum Sint-Margaretha (Zorggroep Zusters van Berlaar) in Holsbeek al sinds jaar en dag uitbater van residentiële zorg voor ouderen. Maar een jaar geleden sloegen ze een andere weg in.
Ze openden een buurtzorghuis waar iedereen welkom is. Het is het kloppend hart van ontmoeting en dienstverlening voor oudere en jongere mensen in de gemeente.
‘In dit buurtzorghuis vind je een aanbod dat je niet meteen onder de noemer van klassieke ouderenzorg zou plaatsen.’
Je vindt er een aanbod dat je niet meteen onder de noemer van klassieke ouderenzorg zou plaatsen. Denk aan een eerstelijnspsycholoog, LEIF-punt, buurtrestaurant, digibank, koffiebar en ontmoetingsruimte voor lokale verenigingen. Bezoekers kunnen een begeleider aanspreken met allerhande vragen, zoals thuislevering van boodschappen of klusdiensten.
Het doel van deze omslag? “Zorgen voor meer kwaliteit van wonen en leven in de gemeente”, vertelt directeur Dirk Doucet (60). “De beste plaats om te leven is de plaats die je het meeste levenskwaliteit toelaat. Meestal is dat thuis, soms is dat in het woonzorgcentrum.”
Van waar de keuze voor deze metamorfose?
“Dat is een proces van jaren. Het verhaal begint acht jaar geleden toen we een denkoefening deden over de toekomst. We kwamen tot de conclusie dat gewoon verder doen met enkel een residentiële woonvorm geen goed idee was. Zonder verandering zouden we op termijn niet klaar zijn. Noch voor een nieuwe generatie cliënten, noch voor een nieuwe generatie medewerkers.”
Hoezo?
“De samenleving verandert. Mensen verwachten kwaliteit van leven, ook als ze oud zijn. Dat is evident. Wie droomt er niet van mooie oude dag? Wij leverden ook erg goede fysieke zorg en de bewoners waren tevreden, maar we vergaten soms wel dat mensen hier wonen.”
‘Het woonzorgcentrum is mensen hun thuis.’
“De perceptie zit ook niet mee. Woonzorgcentra werden ooit ontworpen vanuit het model van een ziekenhuis. Met verpleegkundigen, ergotherapeuten, zorgkundigen, kinesisten en een coördinerend arts. Bewoners zijn oud, maar niet steeds ziek. Ze hebben wel zorg nodig, maar het woonzorgcentrum is vooral hun thuis. Ze willen genieten, mensen ontmoeten en zelf beslissingen nemen.”
“Wij hebben in een eerste fase ons woonzorgcentrum aangepast aan die woonnood, bijvoorbeeld door over te schakelen naar kleinere woongroepen en een huiselijkere inrichting. Van de hoofdverpleegkundigen hebben we teamcoaches gemaakt. Maar we sleutelden ook aan onze manier van communiceren. Dat had effect.”
Maar jullie zijn daar niet gestopt.
“Voor veel mensen is een woonzorgcentrum niet het beste antwoord, of nog niet. Elke situatie is anders. Daar moet je als organisatie flexibel op kunnen inspelen. En dat konden wij niet.”
“We hadden naast het woonzorgcentrum wel een dagcentrum, assistentiewoningen en een kortverblijf, maar we dachten nog te veel in hokjes. Allemaal aparte teams waar overal iemand anders de intake deed. Mensen moesten elke keer opnieuw hun verhaal doen. Dat was niet goed. In eerste instantie hebben we dus de muren binnen ons eigen huis afgebroken.”
‘We hebben de sloophamer gezet tegen muren die ons afsloten van de buurt.’
“Maar we hebben ook de sloophamer gezet tegen muren die ons afsloten van de buurt. We zijn beginnen rondkijken. Wat is er nodig? Welk aanbod bestaat er? Kunnen we samenwerken?”
“We hebben geïnvesteerd in het opbouwen van een netwerk: verenigingen, lokale overheid, het sociaal huis, apothekers, gezinszorg en huisartsen. We vroegen ons ook af wat er nog ontbrak en dat startten we dan op met de hulp van partners.”
Hoe past jullie buurtzorghuis in dit verhaal?
“Het buurtzorghuis was het antwoord in onze zoektocht naar een model waarbij niet langer ons woonzorgcentrum, maar de buurt het uitgangspunt kon zijn. De mosterd haalden we in Nederland.”
‘Mensen kunnen hier binnenwandelen zonder afspraak.’
“Mensen kunnen hier binnenwandelen zonder afspraak. Het eerste dat ze tegenkomen is de koffiebar. Tijdens een kop koffie, of iets sterkers, kan er een gesprek op gang komen met een van de aanwezige trajectbegeleiders. Is er een hulpvraag dan helpt die de persoon verder. Dat kan gaan over zaken waar wijzelf een antwoord op hebben, maar vaak het gaat breder. Geraakt iemand bijvoorbeeld nog moeilijk bij de kapper, dan wordt een kapper aan huis geregeld.”
“De trajectbegeleiders spelen een belangrijke rol in het buurtzorghuis. Vroeger deden ze als sociaal werker een intake en plaatsten ze iemand op de wachtlijst. Nu is het contact met mensen dieper. Klopt iemand aan voor een plaats in het woonzorgcentrum, dan gaat de trajectbegeleider kijken waar die vraag eigenlijk vandaan komt. Misschien kan die man of vrouw met de juiste ondersteuning toch thuis blijven wonen. Heel vaak blijkt dat het geval.”
Jullie zijn nu één jaar bezig. Met succes?
“Het verschil met vroeger is enorm. Via het buurtzorghuis ondersteunen we bijna dubbel zoveel mensen als hier residentieel verblijven. De nood is blijkbaar hoog. De drempel om in een woonzorgcentrum of zelfs dienstencentrum binnen te wandelen is groot. Maar deze plek voelt voor mensen anders aan.”
“Bovendien loop je in het buurtzorghuis medewerkers van al onze diensten tegen het lijf. Zo kan het zijn dat iemand in de voormiddag van een thuisverpleegkundige verzorging kreeg, en dat men dezelfde medewerker ’s avonds voor de start van het brei- en haakcafé in het buurtzorghuis tegenkomt. Dat is een godsgeschenk op vlak van communicatie.”
Wie zijn de mensen die hier over de vloer komen?
“Dat is heel divers, en dat willen we ook. Welk petje de mensen op hebben, doet er niet toe. We willen dat hier een warme en uitnodigende sfeer heerst. Dat mensen ongedwongen kunnen samenkomen. Gewoon omdat ze daar zin in hebben of omdat een activiteit hen aanspreekt. Dat iemand die in kortverblijf is, hier gewoon met zijn buurman kan afspreken voor een koffie. Of dat een kleindochter samen met haar oma hier ’s middags kan eten.”
‘Het gaat lang niet enkel om ouderen. De muziekacademie komt hier ook.’
“De mensen die hier over de vloer komen zijn vooral mensen uit de buurt. Het gaat lang niet enkel om oudere mensen. De muziekacademie komt hier ook en vorige week vergaderde een groep vijftigers en zestigers bij een Duvel over co-housing.”
“Holsbeek had zo geen ontmoetingsplek meer. Vroeger had je parochiezalen maar die zijn jammer genoeg allemaal aan het verdwijnen. Eigenlijk zijn wij de nieuwe parochiezaal. Mensen hebben zo’n plek nodig om elkaar te ontmoeten.”
Vrijwilligerswerk is een belangrijk deel van jullie succes.
“We hebben heel veel aan onze vrijwilligers. We hebben mensen veel te lang de dingen uit handen genomen. De zorg is te veel geprofessionaliseerd. We moeten de zorg terug aan de mensen geven. En dan bedoel ik niet enkel aan vrijwilligers, maar ook aan familie, vrienden, buren.”
‘We moeten de zorg terug aan de mensen geven.’
“Neem bijvoorbeeld de mensen die komen eten in ons buurtrestaurant. Sinds kort bedienen we ze niet meer aan tafel. Waarom? Er is aan elke tafel altijd wel iemand die nog perfect in staat is om een bord te halen voor een ander. Indien niet, kan iemand van de tafel ernaast helpen. Niet evident als mensen gewoon waren om bediend te worden. Maar van die kleine gebaren vinden wij belangrijk.”
“Begrijp me niet verkeerd. Dat sommige taken geprofessionaliseerd zijn, is natuurlijk goed. Maar met professionals alleen gaan we er niet komen. En mensen die voor elkaar zorgen zijn ook enorm waardevol.”
Wat brengt de toekomst?
“Wij zouden graag nog een fase verder gaan dan wat we nu doen, en mensen meer op maat ondersteuning bieden. Thuis, maar ook bijvoorbeeld in co-housingprojecten voor oudere mensen.”
“De residentiële ouderenzorg zal altijd nodig blijven, zeker voor mensen met zware cognitieve problemen. Zij kunnen niet altijd thuis geholpen worden. Maar vandaag ziet het wonen in een woonzorgcentrum er voor iedereen hetzelfde uit. Iedereen krijgt een kinesist, ergotherapeut, psycholoog, noem maar op. Het is eenheidsworst. Dat is verschrikkelijk. Niet iedereen heeft al die dingen nodig.”
Hoe doorbreken we dit?
“Er moet veel meer flexibele regelgeving komen. Sommige regels houden steek, maar heel vaak ook niet. De overheid redeneert nog veel te veel in vakjes. Het absurde is dat dezelfde overheid ons wel vraagt om geïntegreerd te werken. Het woonzorgcentrum, dienstencentrum, thuisverpleging: het zijn allemaal aparte entiteiten voor de overheid. Terwijl het nu net het moment is om alles open te gooien en met elkaar te verbinden.”
‘Alles is zo strikt in regeltjes gegoten dat het ons verlamt.’
“Alles is zo strikt in regeltjes gegoten dat het ons verlamt. Ik geef een voorbeeld. Stel er is een cliënt die hier heel vaak komt en aan de overkant van de straat woont. Op een nacht belt ze ons, want ze is gevallen. Dan mag de verpleegkundige theoretisch gezien niet de straat over steken en die vrouw gaan helpen. Want dan is er geen verpleegkundige meer in het woonzorgcentrum en dat is verboden.”
Gaat het dan vooral om een overdaad aan regels rond het inzetten van medewerkers?
“Dat is slechts één element. Het wonen zelf is bijvoorbeeld sterk gereglementeerd. Zo is er weinig tot geen ruimte om co-housingprojecten voor oudere mensen met een zorgondersteuning op te zetten. Zo’n projecten lopen het risico veroordeeld te worden als clandestien woonzorgcentrum.”
“Dat er controle nodig is vanuit de overheid is evident. Maar het gaat te ver, want het zorgt ervoor dat je als initiatiefnemer vast komt te zitten. En ja, ik lees ook de verhalen over wantoestanden bij bepaalde spelers in de ouderenzorg. Vreselijk vind ik dat. Maar wat is dan de reactie? Nog meer inspectie. Nog meer kwaliteitseisen. Nog meer registreren.”
“In plaats van na te denken hoe het komt. We hebben dringend nood aan een breed maatschappelijk debat. Het gaat per slot van rekening over iedereen zijn toekomst.”
Hoe slagen jullie er dan toch in om zo’n buurtzorghuis uit de grond te stampen?
“Het idee en de uitvoering van dit buurtzorghuis komt niet van mij, maar uit de koker van de medewerkers en bestuurders. Het gebouw was gedeeltelijk gesubsidieerd, maar we krijgen geen aparte financiering voor de werking. Dus het is puzzelen met een halftijdse van kortverblijf hier, een medewerker van het dienstencentrum daar, enzovoort. Het is continu zoeken en dat vergt heel veel energie.”
Kan een buurtzorghuis als dat van jullie een woonzorgcentrum vervangen? De generatie babyboomers wil later helemaal niet naar een woonzorgcentrum, blijkt uit onderzoek.
“Er zal altijd een groep mensen zijn waarvoor het op een bepaald moment ook thuis niet meer lukt omdat de zorgvraag te groot wordt. Er zullen dus altijd woonzorgcentra nodig zijn.”
“De keuze voor een buurtzorghuis is voor ons een principekwestie. Hoe bieden we zo goed mogelijke kwaliteit van leven, waar iemand ook woont? De overheid zou het wel als businesscase kunnen bekijken. Ik ben er zeker van dat we met ons buurtzorghuis de overheid enorm veel geld besparen doordat mensen niet te vroeg in een woonzorgcentrum of een ziekenhuis belanden.”
Reacties [4]
Volledig eens met jouw analyse / visie, Dirk.
Silo-denken (categoriale en rigide regelgeving…) overheerst nog steeds. We hebben dringend nood aan flexibilisering en ontschotting op diverse vlakken zodat er soepel en wendbaar kan ingespeeld worden op lokale noden (= in functie van het realiseren van concept zorgzame buurten… !). Elk WZC zou over de “functies” residentieel, kortverblijf en dagverzorging-opvang moeten kunnen beschikken… nu zeer rigide systeem van aantal erkende woongelegenheden edm.
Maar inderdaad, het “systeem” laat dat vandaag niet toe. Regelgeving en beleid hinken achterop… Misschien waait er een nieuwe wind in de komende legislatuur. Laat ons alvast positief denken en ja … hoop doet leven .
Dank je Stefan. Ook jij trekt aan die kar hè!
Het buurtzorghuis lijkt mij een zinvol initiatief. Het is de eerste keer dat ik hierover iets lees. Proficiat!
Ik vind dit een zeer goed artikel. De mening van de auteur sluit helemaal aan bij mijn visie. Ik geloof ook echt in een zorg op maat met vrijwilligers. Mijn idee is dat er heel wat zou kunnen mits de vrijwilligers meer ruimte zouden krijgen. Leve de vrijwilliger!
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies