Wie is Nina Mouton?
Nina Mouton (38) studeerde klinische psychologie en volgde nadien een extra opleiding contextuele therapie. Ze werkte een tijd lang in de jeugdhulp om zich daarna volledig op haar eigen praktijk te richten. Nu verzorgt ze vooral online groepstrajecten en is ze een veelgevraagde gast op lezingen en debatten.
‘Zelfzorg is meer dan een middagje naar de sauna of een toertje lopen na een drukke werkdag.’
Het interview begint ze al staande. “Ik kan wel verschillende dingen tegelijk”, lacht ze. Ze giet heet water op voor de koffie. Een ritueel dat ze sinds haar scheiding heeft herontdekt. Een heerlijke start van de dag. Zelfzorg is natuurlijk meer dan dat. En ook veel meer dan een middagje naar de sauna of een toertje lopen na een drukke werkdag.
Zelfzorg is in essentie zelfkennis, zegt ze. “De langere definitie is goed weten wie je bent, wat je patronen zijn, hoe je gehecht bent in je kindertijd, of er parentificatie speelt: of je als kind misschien vroeg de rol van volwassene hebt moeten opnemen, weten wat je innerlijke blauwe plekken zijn. En hoe je daarop reageert.”
En iedereen heeft wel blauwe plekken, trauma’s met kleine t of grote T opgelopen, zegt ze vol overtuiging. “Ik dacht ook dat ik niets had, tot ik mijn eigen leven begon te onderzoeken.” De reactie op de echtscheiding van haar ouders op haar zestiende bijvoorbeeld. Dat ze zich toen hard uitsloofde in het huishouden om het verdriet te verzachten, of haar eigen pijn minder te voelen. Of die keer dat ze zich als kleuter flink moest houden tijdens een pijnlijke operatie. Dat ze ook te lang de perfecte Nina wou zijn.
Uit welk nest kom je eigenlijk?
“Er was altijd veel leven in huis. Mijn moeder had thuis een stoffenwinkel, mijn vader was zelfstandig beeldhouwer en gaf ook les. We woonden in een oud klooster dat mijn vader helemaal had verbouwd. Op woensdagnamiddag en zaterdag was het hier altijd een zoete inval.”
‘Ik hoor mijn zus Eva elke dag. We hebben een ongelofelijke en onvoorwaardelijke band.’
“Ik herinner me nog levendig hoe we flyers maakten voor de zaak van mijn moeder en hoe we samen nadachten over hoe de promotie van de tentoonstellingen van mijn vader. Het ondernemerschap zit in mijn bloed, ook bij mijn zus Eva. Ik doe dat ook graag, creatief nadenken over mijn eigen zaak.”
Je jongere zus Eva is zelfstandig illustratrice en verzorgde de tekeningen voor je boeken. Jullie hebben een goede band.
“We hebben een ongelofelijke en onvoorwaardelijke band. We horen elkaar dagelijks. Toen Eva geboren werd, zo vertelt mijn moeder altijd, was ik zo fier als een gieter. Mijn ouders hebben er echt toe bijgedragen dat we zo’n band hebben. Niet iedereen heeft dat met zijn broer of zus, besef ik, maar ik ben er heel dankbaar voor.”
Je zus Eva verloor haar tweeling kort na de geboorte. Dat was een erg traumatische gebeurtenis.
“Ja, dat is zo. De kinderen van je zus… dat is van het dichtste en het dierbaarste dat er is. Voor mijn eigen kinderen, die drie en zes waren op dat moment, vond ik het verschrikkelijk te moeten vertellen dat baby’s ook doodgaan. Ik vond dat een brute waarheid die ik liever niet wilde meegeven.”
‘Ik vond het verschrikkelijk te moeten vertellen dat baby’s ook doodgaan.’
“Die periode heeft bij mij veel gevoelens blootgelegd. In de familie hadden we geen taal om die gevoelens te uiten. De broer van mijn mama is gestorven toen hij zestien jaar was, een enorm trauma. Maar in die tijd werd er niet over gesproken. Er was ook geen opvang of begeleiding. Mijn zus en ik hebben dat rouwverhaal zelf moeten schrijven en het trauma verwerken op een veerkrachtige manier, zonder de gevoelens die we diep en intens voelden uit de weg te gaan.”
“Mijn zus en Bert, haar ex-man, hebben onlangs een pannenkoekenfeest gegeven voor de vijfde verjaardag van hun kinderen. Als je zoiets kan meegeven aan iedereen die rouwt, dan is dat heel schoon.”
Je was een tijdlang begeleider in de jeugdhulp maar daar werd je niet echt gelukkig van.
“Ik was gezinsbegeleider en heb ook in een leefgroep gewerkt. Ik moest in een systeem meedraaien waar ik eigenlijk niet achter stond. Het voelde niet aan als mild ouderschap. Ik was toen zelf heel erg zoekende in het ouderschap, terwijl ik aan ouders of in een leefgroep zaken moest aanraden die me echt niet lagen. Ik kon niet de moeder zijn die ik wilde zijn voor de kinderen. En ik was niet sterk genoeg om daar tegen in te gaan.”
‘De emotionele belasting als begeleider in de jeugdhulp was heel zwaar. Als twintiger is dat echt heavy.’
“De emotionele belasting vond ik ook heel zwaar, je begeleidt jonge kinderen die ongeveer even oud zijn als je eigen kinderen. Het kwam heel dicht. Ik nam ook altijd mijn werk mee naar huis, ik voelde me heel erg verantwoordelijk. Het is absoluut niet evident als je dan mee knopen moet doorhakken bij de jeugdrechter over het al dan niet uithuisplaatsen van kinderen die je begeleidt. Als twintiger is dat echt heavy.”
“Ik zou dat nu, zeven jaar later, wel helemaal anders doen. Ik sta trouwens in volle bewondering voor mensen die zo’n zware job dag in dag uit blijven doen, in vaak ondankbare omstandigheden. De stress die erbij komt omwille van het personeelstekort en de wachtlijsten is nu nog groter.”
Hoe vul jij zelfzorg in voor sociale professionals?
“We krijgen allemaal trauma’s of blauwe plekken mee in het leven. Met onze bewuste en onbewuste patronen kunnen we er ook zelf mee aan de slag gaan. Die patronen herkennen is belangrijk.”
‘Ik heb in verschillende teams gewerkt, dat is verdomme niet altijd gemakkelijk.’
“Als professional ga je in een relatie met je cliënt. Stel: die ene cliënt zegt net wat je moeder ook altijd zei tegen jou, of zijn gedrag lijkt sterk op hoe je vader zich gedroeg. Altijd in een slachtofferrol kruipen bijvoorbeeld. Of je kan iemand die je sterk triggert niet geven wat je een andere wel zou geven… Een ander voorbeeld: je gaat in een patroon van altijd maar geven, geven, geven. Van te veel, te veel, te veel tot je aan een burn-out zit.”
“Onszelf leren kennen, zal ons als professional alleen maar ten goede komen. Voor jezelf, voor de professionele relatie, maar ook voor je team. Ik heb zelf in verschillende teams gewerkt, dat is verdomme niet altijd gemakkelijk. Als je patronen onbewust zijn, dan herhaal je die keer op keer, ongeacht in welk team je terecht komt. Dan bots je telkens weer op hetzelfde.”
Is het aangewezen dat collega’s elkaars blauwe plekken goed kennen?
“Je kwetsbaarheid delen kan, als het veilig genoeg is. Ik benadruk vooral dat je zelf aan de slag kunt gaan met je blauwe plekken. Dat proces aangaan, er tijd voor nemen is belangrijk: wat triggert mij nu eigenlijk, wat is mijn verantwoordelijkheid, wat ligt aan de professionele relatie?”
“Als blijkt dat je als kind heel vaak het huishouden hebt moeten beredderen, zou het kunnen dat je als zorgverlener ook dingen doet die helemaal niet jouw verantwoordelijkheid zijn. Ik heb collega’s gezien die de huizen van cliënten helemaal zelf hebben opgeruimd, constant naar het containerpark reden. Ik denk dan: wie ben je nu aan het helpen? De cliënt of je eigen innerlijke kind? Zo van: ik heb misschien mijn eigen vader niet kunnen redden, maar dan toch deze persoon.”
“Maar de juiste vragen zijn: is dit op lange termijn wel een oplossing? Is het niet beter dat je zoekt hoe mensen dit zelf kunnen aanpakken in plaats van ze een kant-en-klare oplossing aan te reiken?”
In je boek schrijf je over een vierde reactie die mogelijk is bij stresssituaties, naast het gekende vluchten, vechten en bevriezen: het vleien. Zag je dat ook in de hulpverlening?
“Zeker. Je kan in de vlei-reactie gaan om de boel niet de doen ontploffen, of om iedereen content te houden. Dat kan een strategie zijn, en is daarom niet altijd verkeerd. Het gaat er mij vooral om dat je je er bewust van bent. Als je altijd in die onbewuste patronen gaat, kost dat veel energie. Je kan jezelf, je cliënt en je collega tekort doen. Vraag is dan wat je anders kan doen om met een lastige situatie om te gaan.”
Je benadrukt heel erg dat iedereen wel iets heeft: een patroon, een blauwe plek, een trauma dat niet verwerkt is.
“Ja, ik doe dat heel bewust en expliciet. Ik heb ook lang gedacht ‘er is niets’, tot er van alles naar boven kwam. Ik wil de lezer uitdagen om tot op het bot te gaan. Als je denkt dat er niets is: kijk dan eens naar je lichamelijke signalen, je emoties, je behoefte, naar je copingsmechanismen. Neem daar tijd voor, doe dat stap voor stap.”
‘Ik wil de lezer uitdagen om tot op het bot te gaan. Neem daar tijd voor, doe dat stap voor stap.’
“Ik beschouw het als mijn taak om de lezer op een milde en zachte manier bij de hand te nemen en door dat proces te begeleiden.”
Krijg je veel reacties van lezers?
“Ja, heel veel. Zopas nog een mail van een zeventiger. Het is ook een boek dat blijkbaar samen wordt gelezen. Onder vriendinnen of door koppels. Een koppel sprak me aan omdat ze het boek samen aan het lezen zijn en ze daardoor elkaar beter begrijpen. Ik merk ook dat veel mannen het lezen. De tijd is er blijkbaar rijp voor. Ik schat in dat corona hier mee te maken heeft. Er is meer nood aan verbinding.”
“Zelfzorg is ook nooit af, ik merk dat bij mezelf. Steeds weer kom je nieuwe dingen tegen of kom je in een nieuwe levensfase, zoals ik als pas gescheiden vrouw met kinderen.”
Misschien een vreemde vraag: maar denk je dat ouders of jongeren in een kwetsbare situatie dit boek zullen lezen? Sociale professionals hebben zelf ook heel veel aan hun hoofd om hiervoor tijd vrij te maken.
“Ik begrijp de vraag. Een alleenstaande struggelende moeder die drie jobs combineert om het hoofd boven water te houden, heeft wellicht niet de mentale ruimte om hiermee bezig te zijn. Maar dat geldt ook voor een vrouw die pas bevallen is en nauwelijks tot slapen komt omwille van een huilbaby.”
“Zelfzorg kan natuurlijk op verschillende niveaus en op een verschillend tempo. Even remmen, tijd nemen, bij jezelf inchecken: wat voel ik en waarom voel ik? Dat is al een eerste stap. Mensen zijn vaak bang dat als ze remmen en niet meer meedoen aan de race, dat ze dan wel eens heel diep zouden kunnen vallen. Dus ja, het is vooral een zaak van even stil te staan op je eigen tempo en op de manier dat je wil of kan.”
Reacties [1]
Zelfzorg is een oud begrip, van bij Socrates al. Foucault noemt zelfzorg ‘ethiek als vrijheidspraktijk’. Dat is naast een psychologische kwestie van zelfkennis, vooral een politieke kwestie. Zelfkennis is belangrijk, maar daarboven komt het politieke ethisch in praktijk brengen van vrijheid in machtsverhoudingen. Vandaag de dag waar alles en iedereen ‘positief’ moet zijn, – zelfs de psychologie! – is empowerment vaak misschien een vorm van ‘liefdevolle dwang’ om niet in verzet te gaan. Is zelfzorg niet ook (in)zien waar de praktijken in de zorg vandaag de dag ons zogenaamd ’empoweren’, maar allesbehalve ’emanciperen’. In verzet gaan als een goed vorm van zelfzorg?
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies