Nulmeting
We beschikken nauwelijks over cijfers om in te schatten hoe groot het probleem van dak- en thuisloosheid in Vlaanderen is. Daarom vroeg welzijnsminister Jo Vandeurzen aan professor Koen Hermans en zijn medewerkers om via een nulmeting cijfers en profielen op te stellen.Meys, E. en Hermans, K. (2014), Nulmeting dak- en thuisloosheid, Leuven, Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.Hoeveel daklozen telt Vlaanderen? Waar komen ze terecht? En geraken ze er ook weer uit?
‘In de winteropvang verblijven ook mensen die recent dakloos werden.’
Van 15 tot 31 januari 2014 klopten de onderzoekers op verschillende deuren om te meten en tellen. Zo screenden ze tijdens deze winterperiode al wie terechtkwam in de winteropvang van onze centrumsteden. Naast die winteropvang, zijn thuislozen ook welkom in residentiële opvangcentra en diensten begeleid wonen van de Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) of in doorgangswoningen van OCMW’s.
Tot slot werd gekeken hoeveel vorderingen tot uithuiszettingen diezelfde OCMW’s in die periode ontvangen hadden. Want wie gedwongen wordt zijn huis te verlaten, loopt een ernstig risico om terecht te komen in de dak- en thuisloosheid.
Gevarieerde winteropvang
In die twee koude weken van 2014 verbleven 711 volwassenen en 53 kinderen minimaal één nacht in de winteropvang. Medewerkers moesten 593 keer mensen weigeren wegens plaatsgebrek of omdat gebruikers het maximaal aantal verblijfsdagen opgebruikt hadden. De meeste gebruikers van deze opvangvorm bevinden zich in Antwerpen, Gent en Oostende. Vooral mannen maken gebruik van de winteropvang (85%), wat veel vragen oproept rond de overlevingsstrategie van vrouwen. Vijftien procent van de gebruikers zijn mensen zonder papieren.
In de winteropvangcentra verblijven niet alleen mensen die al lang dakloos zijn. Ook mensen die recent dakloos werden, vinden hun weg. Opvallend zijn de regionale verschillen. In Turnhout bundelden OCMW en CAW de krachten in een gemeenschappelijk winterplan. Dat initiatief trok een nieuwe gebruikersgroep aan die slechts korte tijd dakloos was. In Antwerpen is die groep veel kleiner.
In de kou staan
Niet iedereen kan in de winteropvang terecht. Sommige gemeenten laten wie geen lokale binding heeft in de kou staan. Mensen zonder papieren zijn hier een bijzonder kwetsbare groep.
Er zijn centrumsteden die het zelfs niet nodig vinden om een winteropvang te organiseren. Gemeenten zoals Lokeren, Sint-Niklaas, Ronse, Maasmechelen of Sint-Truiden zwaaien met het uit de lucht gegrepen argument dat er zich onder hun bevolking geen noodlijdende dak- en thuislozen bevinden. En klopt in Ronse toch een dakloze aan de deur, dan krijgt hij een treinticket richting Brusselse winteropvang.
Allemaal weinig menselijke situaties, onder andere omdat deze problematiek ten onrechte beperkt wordt tot grote steden. Ook kleinere steden moeten met doordachte antwoorden en opvangvormen komen.
Dakloze kinderen
Naast die winteropvang bestudeerden de onderzoekers het cliënteel van de thuislozenopvang van de CAW’s en OCMW’s. In diezelfde twee weken boden CAW’s in hun residentiële opvangcentra onderdak en begeleiding aan 1.132 volwassen cliënten en 364 vergezellende kinderen. Voor het CAW-aanbod rond begeleid wonen ging het over een gelijkaardig aantal: 1.227 cliënten en 732 vergezellende kinderen. De OCMW-doorgangshuizen zagen in die korte winterperiode 580 volwassenen en 579 vergezellende kinderen.
‘Een groot deel van de thuislozen is minderjarig.’
Eén op drie gebruikers van deze opvangvormen is jonger dan 18 jaar. In Vlaanderen is een groot deel van de thuislozen minderjarig.
Residentiële opvang problematisch
We zoemen verder in op de daklozen die gebruik maken van de residentiële opvangvorm die CAW’s aanbieden. Veel mensen komen er terecht na relatieproblemen (1 op 3) of uithuiszetting (1 op 5).
Ze blijven er ook geruime tijd wonen. Bijna de helft van de gebruikers verblijft er op het moment van de bevraging al langer dan een jaar. Een even grote groep verbleef eerder al in deze residentiële opvangvorm. In andere landen was dat hoge hervalcijfer een aanleiding om deze opvang grondig in vraag te stellen.
Hulpverleners zelf zijn niet blind voor de problemen van de eigen opvang. Volgens hen zit slechts één op vijf op z’n plaats in deze residentiële opvangvorm. Zij vinden dus dat het grootste deel van hun cliënteel beter af zou zijn met begeleid of zelfstandig wonen.
Langdurig tussenstation
Daklozen die gebruik maken van begeleid wonen, hebben vaak al een instellingscarrière achter de rug: in de residentiële thuislozenzorg (1 op 2), in de psychiatrie (1 op 3), in de gevangenis of bijzondere jeugdzorg (1 op 5).
CAW’s stellen deze opvangvorm voor als een tijdelijke oplossing. Maar de feiten spreken dat tegen: een substantiële groep (3 op 10) zit al langer dan drie jaar in begeleid wonen.
Op de vraag of cliënten hier op hun plaats zitten, antwoorden hulpverleners dat begeleid wonen de meest aangewezen hulpvorm is voor 60% van de gebruikers. Toch vinden ze dat een op drie cliënten in staat is om volledig zelfstandig te wonen. Moet die groep dan niet dringend doorstromen naar de reguliere huisvestingsmarkt?
Doorgangswoningen
Vergelijk je het profiel van gebruikers van OCMW-doorgangswoningen met gebruikers van begeleid wonen, dan zijn in de eerste opvangvorm minder mensen met een instellingsverleden aanwezig. De groep met psychische problemen is er ook kleiner, maar dat kan te maken hebben met het feit dat OCMW-hulpverleners met een andere bril naar deze cliënten kijken dan hun CAW-collega’s.
‘De opvang van dak- en thuislozen zit verstopt.’
Ook in doorgangshuizen vinden hulpverleners dat heel wat cliënten in staat zijn om zelfstandig te wonen. Ook hier is er dus een doorstroomprobleem: teveel cliënten blijven onnodig vastkleven aan deze opvangvorm.
Alle opvangvormen kampen met een door- of uitstroomprobleem. De opvang van dak- en thuislozen zit verstopt. De analyse is complex. Oorzaken kunnen liggen bij een huisvestingsmarkt die deze groepen weert of bij een hulpverlening die te weinig gericht is op uitstroom van haar cliënten.
Uithuiszettingen
308 OCMW’s kregen van de onderzoekers de vraag of ze kennis hadden van vorderingen tot uithuiszetting gedurende de twee onderzochte winterweken: 179 OCMW’s lieten weten op de hoogte te zijn van 599 uithuiszettingen. Verruim je die cijfers naar een volledig jaar, dan kom je op 15.600 vorderingen voor slechts 60% van de OCMW’s.
Het grootste deel van de uithuiszettingen gebeurt op de private huurmarkt. Wie wil inzetten op de preventie van uithuiszetting, zal dus vooral daar actief moeten zijn. Huurachterstand is veruit de belangrijkste reden voor de uithuiszetting, al is het evident dat achter die huurachterstand verschillende andere problemen schuilen. Bij een kwart van de vorderingen zijn kinderen betrokken.
‘De aanpak van dak- en thuisloosheid moet dringend herzien worden.’
Nederland kiest voor ketenaanpak
Al deze cijfers liegen er niet om: de aanpak van dak- en thuisloosheid moet dringend herzien worden. Daarom stopten de onderzoekers niet bij meten en tellen, maar gingen ze ook kijken of ervaringen in het buitenland ons kunnen helpen om het roer om te gooien.
Sinds 2004 investeert Nederland een aanzienlijk bedrag in een nationaal plan van aanpak. Dat focust op om en bij de 10.000 mensen die, verspreid over de vier grote steden, op straat leven. Bedoeling is om deze grote groep stabiliteit te verschaffen op vlak van inkomen, dagbesteding en wonen.
Cruciaal instrument om dat te realiseren is het ‘instroomhuis’. Wil je toegang krijgen tot voorzieningen, dan moet je langs die toegangspoort passeren. Dat instroomhuis is een tijdelijke opvangvoorziening waar dak- en thuislozen maximaal zes weken verblijven. De gemeente regisseert een ketenaanpak waar alle relevante voorzieningen mee rond de tafel zitten om op cliëntniveau problemen op te lossen.
Die aanpak werpt vruchten af. Zo is men erin geslaagd om de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg open te breken ten voordele van de thuisloze doelgroep. Dakloosheid kwam hoog op de beleidsagenda. Die investeringsgolf zorgt voor de ontwikkeling van nieuwe methodieken zoals housing first, critical time intervention of het FACT-model.
‘Wat met daklozen die geen overlast veroorzaken?’
Maar deze Nederlandse aanpak kent ook grenzen. De Nederlandse samenleving ziet er vandaag heel anders uit dan in 2004. Denken we maar aan de effecten van migratie of de economische crisis. Zo ontstond een nieuwe doelgroep: economisch daklozen die omwille van een tekort aan financiële middelen uit huis gezet werden.
Nederland worstelt met die groep omdat ze niet past in het model waarvoor eerder gekozen werd: de aanpak van de overlast veroorzakende buitenslaper. Wat dan met daklozen die geen overlast veroorzaken? Wat met problemen zoals een haperende huisvestingsmarkt? Ten onrechte blijven zij onderbelicht. En dat zet meteen ook een meer structurele en duurzame aanpak op losse schroeven.
Finland: eerst huisvesting
Ook Finland kende een uitstroomprobleem: dak- en thuislozen bleven kleven aan opvangvormen en stroomden niet door. Tien jaar geleden werd dat probleem au sérieux genomen. Men introduceerde een nieuw model dat residentiële opvangvormen afbouwt. Met die vrijgekomen middelen investeerde men in nieuwe woonvormen voor daklozen.
‘Finland investeerde in nieuwe woonvormen.’
De mosterd voor het nieuwe model kwam uit New York. De Amerikaanse psychiater Sam Tsemberis startte als pionier in 1992 ‘Pathways to Housing’ op. Hij introduceerde in dat zog het ‘Housing first’ model.
Housing first betekent dat men zo snel mogelijk toegang wil krijgen tot reguliere en duurzame huisvesting. Huisvesting wordt nooit gekoppeld aan voorwaarden op vlak van begeleiding. Die blijft beperkt tot een wekelijks en vrijwillig bezoek van een hulpverlener. Aan de dakloze worden verschillende woonmogelijkheden aangeboden zodat hij keuzevrijheid heeft.
De resultaten zijn positief. De meeste daklozen behouden hun woonst, wat meteen ook goedkoper is dan overleven op straat of in een voorziening. En ook dakloze cliënten die verslaafd zijn of een psychiatrische problematiek hebben, zetten in dit model stappen vooruit. Het feit dat er zekerheid en stabiliteit is op vlak van wonen, verstevigt de bereidheid om aan problemen te werken.
Toch kent ook housing first haar beperkingen. Door de focus op wonen, dreigen dagbesteding en werk uit het vizier te verdwijnen.
Schotland kiest voor rechten
Schotland strijdt tegen dakloosheid vanuit een rechtenbenadering: de lokale overheid is er verplicht om huisvesting of woonbegeleiding aan te bieden. Voorwaarde is wel dat je een binding hebt met de gemeente. Je beschikt dus over een recht op wonen, maar je kan daarvan niet in elke gemeente gebruik maken.
Schotland volgt daarbij de principes van het Finse housing first model, maar beperkt ze niet tot de meest chronische groep met een ernstige problematiek.
Hier wordt een housing-led benadering gevolgd: in elke situatie van dak- en thuisloosheid geldt het aanbieden van een stabiele huisvesting als eerste oplossing. Pas dan volgt opvang. En omdat huisvesting een recht is, kan het ook hier nooit gekoppeld worden aan voorwaarden op vlak van begeleiding.
‘Huisvesting is de eerste stap in de aanpak van dakloosheid.’
Schotse onderzoekers tonen aan dat die rechtenbenadering leidt tot empowerment van cliënten. Doordat mensen afdwingbare rechten krijgen, voelen ze zich sterker en minder gestigmatiseerd. Ze zetten sneller de stap naar een lokale overheid en pakken oude problemen aan.
De Europese Unie ziet toekomst in deze Schotse aanpak. Zo werd in 2010 ten tijde van het Belgische EU-voorzitterschap op de European Consensus Conference on homelessness afgesproken dat een omslag naar een ‘housing-led’ benadering noodzakelijk is. Huisvesting is de eerste stap in de aanpak van dakloosheid.
En Vlaanderen?
De onderzoekers besluiten: al kan het nooit kwaad om over het muurtje te kijken, Vlaanderen moet vooral leren uit de eigen ervaringen. We mogen niet alleen focussen op grote steden, maar moeten ook kijken naar kleinere steden. Zo toont Turnhout dat een regionaal winterplan in samenwerking tussen CAW en OCMW een vruchtbare piste is. Zo’n winterplan is dan een opstap naar een aanpak op regionaal niveau.
‘Vlaanderen moet vooral leren uit de eigen ervaringen.’
Uithuiszetting zet de deur naar dakloosheid wagenwijd open. Werken aan de preventie van uithuiszetting is cruciaal, vooral op de private woonmarkt.
Uitsluitend aandacht besteden aan chronisch daklozen die op straat leven, is te beperkt. Nederland trapte in die val. Ze lieten de aanpak van thuisloosheid vertrekken vanuit een vooraf vastgeschroefd thema: overlastbestrijding. Zo bleven het slecht functioneren van de woonmarkt en armoedebestrijding onder de radar.
Die woonmarkt plooien naar de noden van kwetsbare mensen, is een specialisatie die teveel dode letter blijft. Ze stopt bij de discussie of die specialisatie de welzijns- dan wel de woonsector toebehoort. Nu moeten dringend mensen op die woonmarkt aan de slag gaan.
Kort verblijf
Veel dak- en thuislozen circuleren in het opvangcircuit terwijl ze daar niet thuishoren. Als de finaliteit van begeleid wonen is om mensen kortdurend op te vangen, maar de praktijk toont aan dat een grote groep langer dan drie jaar begeleiding nodig heeft, dan klopt er iets niet. Residentiële opvangcentra en doorgangshuizen zijn in hetzelfde bedje ziek. En dus moet Vlaanderen een fundamentele omslag maken. Bouw residentiële opvangcentra om tot centra voor kortverblijf waar men hoogstens een maand kan verblijven.
‘Bouw residentiële opvangcentra om tot kortverblijf.’
Housing first, of beter nog housing-led, is een beloftevol paradigma. Het kiest voor een helder principe. Eerst huisvesting, dan vrijwillige begeleiding. Toch is het geen alomvattend model. Ook andere benaderingen moeten ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. In ieder geval zijn er innovatieve woonoplossingen nodig. Goed om weten: in het buitenland worden sociale verhuurkantoren nog steeds beschouwd als een erg innovatief model.
Pessimisme troef
Volgens de onderzoekers is het hoog tijd voor een grondige bezinning en heroriëntering. Deskundigen die op het werkterrein de mouwen opstropen, doen daar nog een schep bovenop.
Al is dakloosheid niet uitsluitend een stedelijk probleem, toch loopt het in Brussel grondig mis. Onze hoofdstad kent een belangrijke toename van dak- en thuislozen, zo stelt Martin Wagener van het Steunpunt Thuislozenzorg Brussel vast. Op drie jaar groeide de groep daklozen met een derde.La Strada (2015), Dak- en thuislozen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Telling van 6 november 2014, Brussel, La Strada.De Brusselse winteropvang zag dit voorjaar 950 mensen, vaak mensen die vanuit andere gemeentes naar Brussel gestuurd worden. Een betere afstemming tussen de verschillende beleidsniveaus kan dat aanzuigeffect bestrijden, maar blijkbaar is dat geen politieke prioriteit.
‘Een moedige strijd botst op de muren van de huisvestingsmarkt.’
Dat voedt het pessimisme. Want als dat geen prioriteit is, dan ontbreekt zeker de politieke wil om in te grijpen op de huisvestingsmarkt. Nochtans ligt daar de hoeksteen van het ingrijpen op dakloosheid. Ook in Brussel is het huisvestingsbeleid ondermaats. Het gevolg laat zich raden: een moeilijke doorstroom van daklozen. Een moedige strijd botst steeds op de starre muren van de huisvestingsmarkt. Die breekt niet open, maar slibt verder dicht.
Bart Peeters van het Brussels Platform Armoede: “De strijd tegen dakloosheid staat of valt met ingrepen op de huisvestingsmarkt en het structureel bannen van armoede. Brussel toont pijnlijk aan wat er gebeurt indien je op die terreinen onvoldoende slagkracht ontwikkelt.”
Sociaal werk gaat daarbij niet vrijuit: het laat te veel kansen onbenut om daartegen te fulmineren en volgt te braaf wat overheid en andere opdrachtgevers verwachten.
Housing first als breekijzer
Nochtans is het aanbieden van een woning cruciaal voor housing first. Hoe lossen de prille housing first-projecten in Vlaanderen dat probleem dan op?Demaerschalk, E. (2014), ‘Beloftevolle aanpak dakloosheid. Eerst het huis, de rest komt later’, Alert, 1, 44-50.Vincent Kattouw van Housing First Antwerpen bevestigt dat ook zij het moeilijk hebben om voor hun beperkte doelgroep van chronisch daklozen een beschikbare woning te vinden. Ook zij worstelen met de toegang tot sociale en private huisvesting.
Dit Antwerpse project zorgde ervoor dat tijdens haar startfase zes woningen ter beschikking werden gesteld. De lancering was beperkt, maar geslaagd. Voor chronisch daklozen werd huisvesting uit de brand gesleept. Dat blijkt vruchten af te werpen. Het beschikken over een woonst biedt een nieuw perspectief waardoor deze mensen aan de slag gaan. Ze zetten stappen om hun schulden af te bouwen en het contact met de justitie-assistent loopt opnieuw vlotter. Wat voordien vanuit residentiële opvang heel moeilijk was, wordt nu makkelijker door het perspectief op een woonst.
Breed blijven kijken
Housing first kan mooie papieren voorleggen. Maar de onderzoekers adviseren om ook andere beloftevolle modellen niet links te laten liggen.
Freek Spinnewijn komt als medewerker van Feantsa, de Europese federatie van organisaties die met thuislozen werken, terecht in alle hoeken van Europa en daarbuiten. Hij ziet heel wat modellen voor de aanpak van dakloosheid. Toch kiest ook hij vanuit dat vogelperspectief voor housing first als meest beloftevol model. Vooral landen als Denemarken en Schotland boeken vooruitgang. Daar worden de housing first principes niet gereserveerd voor chronisch daklozen. Wel gelden ze als de grondlijnen van een algemeen beleid rond dakloosheid.
‘Vooral landen zoals Denemarken en Schotland boeken vooruitgang.’
Volgens deze Europa-kenner is er niks mis met een zachte revolutie. Met haar eerste experimenten rond housing first, heeft Vlaanderen eindelijk de juiste weg gevonden. Die keuze moet nu versterkt worden door zich mee in te schrijven in een algemene Europese dynamiek.
De evidence-based inzichten van internationaal onderzoek hoeden ons voor immobilisme: “De woonmarkt zit vast en dus kunnen we verder niets doen”. Buitenlandse ervaringen doorbreken die stelling. Want in sommige landen en steden is de woonmarkt nog meer gestresseerd dan hier. Toch kan men daar dankzij politieke wil en doordacht beleid kwetsbare groepen stabiel huisvesten.
Politieke wil ontbreekt
Joy Verstichele, coördinator van het Vlaams Huurderplatform, ziet weinig politieke wil om op de huisvestingsmarkt in te grijpen.
Op dit moment is de Vlaamse huisvestingsmarkt scheefgetrokken omdat de overheid via de woonbonus bovenmaats inzet op eigendomsverwerving. In de marge probeert men wel te sleutelen aan sociale en private deelmarkten, maar een samenhangend en visionair huisvestingsbeleid ontbreekt.
‘Een samenhangend en visionair huisvestingsbeleid ontbreekt.’
Voor politici is dit blijkbaar geen dringend probleem. Integendeel, er zijn eerder averechtse ontwikkelingen die de toegang tot de sociale en private huurmarkt nog bemoeilijken. Het recht op wonen zou een grondrecht moeten zijn, maar wordt ingekapseld in allerlei voorwaarden die alsmaar strikter worden. De lijst wordt lang: resultaatsverbintenissen inzake kennis van het Nederlands, voorrang voor een sociale woning bij lokale binding, het optrekken van de huurwaarborg…
Daarenboven wordt amper gecontroleerd en gesanctioneerd op discriminatie, waardoor de facto veel gezinnen al op voorhand uitgesloten worden van de private huurmarkt.
Mensen zonder papieren
Ook Kathleen Debruyne ervaart de negatieve effecten van die voorwaarden en criteria. Als medewerker van ’Dokters van de wereld’ heeft zij heel wat contacten met een bijzonder precaire groep van daklozen: mensen zonder papieren. Voor hen blijven alle deuren dicht, ook die van opvang en hulpverlening. In het beste geval is een klooster bereid om een dakloze vrouw en haar baby op te vangen.
Dat heeft alles te maken met het heilige principe: pas opvang als er ook een toekomstperspectief is. Dat is een behoorlijk perverse voorwaarde voor mensen die fysiek en psychisch zo wankel zijn dat er geen ruimte is om na te denken over een toekomstplanning. Het is bijzonder alarmerend dat de hulpverlening zonder morren meestapt in het voorwaardelijk stellen van haar aanbod.
‘Hulpverlening stapt zonder morren mee ineen voorwaardelijk verhaal.’
Housing first doorbreekt dat euvel door huisvesting aan te bieden zonder voorwaarden op vlak van begeleiding. Ervaring leert dat deze groep opnieuw stappen zet vanaf het moment dat ze niet bestookt worden met voorwaarden en criteria. Ook voor de meest kwetsbare groepen is vertrouwen de motor van verandering. De kern van het potentieel dat aan housing first toegedicht wordt, zit volgens deze Antwerpse sociaal werker daar.
Kraken in Gent
Van Antwerpen naar Gent. Daar zijn bijvoorbeeld rondtrekkende Roma al geruime tijd ten einde raad. Ze zochten hun toevlucht in kraakpanden omdat ze afgesneden zijn van alle andere alternatieven, aldus Pascal Debruyne, bestuurder van Samenlevingsopbouw Gent.
Zij kwamen in Gent terecht onder invloed van andere Roma-gezinnen die zich hier al gevestigd hadden. Hun perspectief was om zich te integreren via huisvesting en arbeid. In het verleden toonden succesvolle Turken, Marokkanen en Algerijnen dat dit belangrijke hefbomen zijn voor een geslaagd traject.
Maar tewerkstelling, huisvesting en hulpverlening staan onder druk. Het Antwerpse verhaal herhaalt zich ook in Gent: de toegang wordt verscherpt door voorwaarden en criteria. En dus staan deze groepen steeds voor gesloten deuren. Kinderen gaan niet naar school, het kindergeld is niet geregeld, geen inschrijving bij de VDAB om werk te vinden of begeleid te worden en geen inschrijving in de bijstand. Wat deze kwetsbare bewoners van de stad Gent rest, is rondtrekken en panden kraken, nu al tien jaar lang.
Gelukkig komt er stilaan verandering. Ook de lokale overheid begint te aanvaarden dat deze mensen een deel zijn van de stad. Er is bereidheid om werk te maken van uitzonderingstrajecten, regularisatie en housing first.
Terug naar Antwerpen
Drughulpverlener Tino Ruyters van de Antwerpse Free Clinic legt een rode draad in dit debat. Sociaal werk laat veel kansen onbenut om goede oplossingen aan te reiken aan het beleid. Zo sleutelt het Antwerps stadsbestuur momenteel aan een ketenaanpak voor daklozen. Als belangrijk sluitstuk wordt voorgesteld om een honderdtal dak- en thuislozen toe te leiden naar een grootschalig en residentieel ‘hostel’.
Dat staat haaks op alle inzichten die praktijk en onderzoek met elkaar delen. Sociaal werk moet mee bepleiten dat de middelen geheroriënteerd worden naar meer beloftevolle, kleinschalige initiatieven.
‘Sociaal werk laat veel kansen onbenut.’
Onderzoeker Koen Hermans springt graag mee op die boot. “Als we de fout maken om de keuze voor zo’n centra te ondersteunen, dan draaien we de klok vijftien jaar terug.” Toch zal dat hostel snel druk bezocht worden en lijkt het dus te beantwoorden aan een nood. Maar dat klopt niet volgens deze onderzoeker want bedden en instellingen raken altijd vol.
Het roer moet dus gedraaid worden door de plaats van residentiële opvang radicaal in vraag te stellen, ook voor specifieke groepen. Doen we dat niet, dan voeren we binnen vijftien jaar opnieuw hetzelfde debat.
Reacties [1]
Housing First is een prestige project met mooie retoriek, maar na 9 maanden hadden ze 7 daklozen ondergebracht met een budget van >1 miljoen euro. Met dat geld kan je 7 krotten kopen.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies