Hoe komt een politiek wetenschapper hier terecht?
Toen ik als student de laatste hand legde aan mijn thesis, zocht het OCMW van Geel een begeleider voor een tewerkstellingsproject. Een medewerker viel uit en moest snel vervangen worden. Ik woonde vlakbij, dus sprong op mijn fiets en ging aan de slag. Vervolgens werkte ik met rondhangende jongeren in het stadspark. Vanuit die ervaring schreef ik een project uit rond omgaan met diversiteit in een lokale context. Dat voerde ik uit vanuit Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie.
‘Onze dienst maakt deel uit van het sociaal huis.’
Toen was de tijd rijp om coördinator te worden?
In deze gemeente werden verschillende kleinere diensten ondergebracht in een nieuwe dienst ‘gelijke kansen’. Ze zochten een coördinator. Ik solliciteerde en werd aangeworven. Intussen werk ik hier vijf jaar. Mijn jonge loopbaan is dus een aaneenschakeling van toeval en opportuniteiten. Toen ik startte met mijn studies, had ik nooit gedacht dat ik in de sociale sector zou terechtkomen.
Wat doet zo’n dienst gelijke kansen?
We maken deel uit van het gemeentelijk Sociaal Huis, dat ook de individuele OCMW-hulpverlening herbergt. De dienst gelijke kansen bestaat uit verschillende werkingen en initiatieven: de wijkwerkingen in aandachtsbuurten, laagdrempelige werking rond kansarmoede, mobiel jeugdwelzijnswerk, preventie, diversiteit, schoolopbouwwerk… Wat deze initiatieven verbindt, is het werken rond kwetsbaarheid, armoede en participatie. We werken basisgericht en worden gedragen door meer dan 150 vrijwilligers. We luisteren naar hun noden en vertrekken vanuit hun sterktes.
Vrijwilligers zijn ook goedkope werkkrachten.
Onze werking is sterk afhankelijk van de inzet van vrijwilligers. Zij zijn onmisbaar, maar je kan je aanbod niet louter van hen afhankelijk maken. Vrijwilligers inschakelen als goedkope werkkrachten, is in besparingstijden een reëel risico. We merken dat vrijwilligers afhaken zodra ze het gevoel hebben dat ze geïnstrumentaliseerd worden.
Wat bedoel je daarmee?
Vaak mogen vrijwilligers wel hun mening geven, maar vervolgens wordt die geparkeerd. De professionals gaan over tot de orde van de dag. Vrijwilligers krijgen dan het vervelende gevoel voor de kar van anderen gespannen te worden. Ze haken af. Daarom profileren wij vrijwilligerswerk ook als doel op zich, als een activiteit waarbij mensen zich ontplooien.
‘Mensen zijn hier telkens opnieuw welkom.’
Bouwen jullie op die manier ook de brug naar minder kwetsbare mensen?
Idealiter zijn onze werkingen geen eilandjes van kwetsbare mensen. Daarom proberen we ook sterke schouders te mobiliseren. Maar dat blijft een uitdaging. We zijn geen thuis voor mensen die kwetsbaar zijn. We zijn een haven waar ze even op adem kunnen komen. Ze zijn hier telkens, na een fijne of minder fijne vaart in open zee, opnieuw welkom. Kwetsbare mensen hebben vaak veiligheid en geborgenheid nodig om zich te ontplooien. Maar je mag hen niet opsluiten.
Jullie zijn een gemeentelijke dienst die aangestuurd wordt vanuit het lokale bestuur. Steunen zij die keuzes?
We zijn niet de uitvoerende tentakels van een lokale overheid. Wij maken eigen keuzes. Soms botst dat met het bestuur en dan gaan we in overleg. Je kan dan maar wegen door goed te weten wat je wil. Tijdens het opstartproces van deze dienst investeerden we veel tijd om dat samen uit te spitten. Het is de opdracht van onze dienst om met de kwetsbaren te werken. Wij zijn geen spreekbuis van de lokale middenstand. Die keuzes moet je heel scherp houden en daarover moet je ook eerlijk zijn.
‘Wij maken eigen keuzes.’
En heeft het ook effect?
Een krachtige en gedragen missie werpt vruchten af. Binnen het eigen team presteren collega’s beter als ze een kompas hebben waarvan ze de richting mee bepaald hebben. En bij externe communicatie en samenwerking hebben we meer impact. Het is logisch dat vanuit het lokale bestuur soms vragen gesteld worden bij de keuzes die we maken. Door onze scherpe profilering kunnen we die helder beantwoorden. We kunnen in overleg gaan vanuit een duidelijke positie.
Als je stevig genoeg in je schoenen staat, komt alles goed?
Dat is niet voldoende. We leggen op een unieke manier contacten met kwetsbare mensen. We werken vanuit een sterke achterban van vrijwilligers. Dat is allemaal een gevolg van onze keuze om te investeren in basiswerkingen, dichtbij de bewoners van deze gemeente. Ook die keuze bepaalt de ruimte om met het stadsbestuur in gesprek te gaan. Een lokaal bestuur kan moeilijk vragen en verhalen van eigen bewoners als irrelevant bestempelen. Daar is ze gevoelig voor.
‘Het lokaal bestuur is gevoelig voor verhalen van bewoners.’
Kan je daar een voorbeeld van geven?
Met een sociale barometer wilden we inzicht geven in sociale kwetsbaarheid in Geel. Concrete verhalen van bewoners maken duidelijk wat het betekent om hier in een kwetsbare situatie te leven. We vroegen ook hoe een stad op dat vlak het verschil kan maken. Dit is geen rapport van de dienst gelijke kansen, maar een document van een grote groep mensen uit de gemeente. Het bestuur is gevoelig voor deze authentieke getuigenissen. Ze krijgen een plaats bij de invulling van het sociaal beleid.
Toch blijf je afhankelijk van partijpolitieke wissels.
Voor ons is niet de kleur belangrijk, wel de ruimte om met elkaar in gesprek te gaan. Wij mogen geen doordruk worden van het bestuur. Momenteel is hier een coalitie van N-VA en CD&V. Gaat het bijvoorbeeld over mensen met een migratie-achtergrond dan kiest dit bestuur duidelijk voor taalverwerving als noodzakelijke voorwaarde tot integratie. De uitdaging is om die keuze te nuanceren vanuit onze expertise. De taal leren is niet voor elke nieuwkomer de prioriteit. Soms moet je mensen tijd geven om eerst andere dingen op orde te krijgen. We dragen dus de visie van het bestuur mee uit, maar niet blindelings. Voortdurend nuanceren vanuit praktijk, is een belangrijke opdracht voor ons.
‘Nuanceren vanuit de praktijk, is een belangrijke opdracht.’
De impact van wisselende bestuursploegen blijft beperkt?
Een nieuw lokaal bestuur mondt niet meteen uit in een nieuwe dienst gelijke kansen. Soms overschatten we de impact van de politiek. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat een bestuur niet altijd een gedragen en samenhangende visie heeft op armoede, diversiteit en samenleven. Voor medewerkers van gemeentelijke diensten ligt dat anders. Als alles goed gaat en draait, bouwen zij overtuigingen en inzichten op vanuit een uitgebreide praktijkexpertise.
Stralen al jouw collega’s dezelfde overtuiging uit?
Daar moet je rond werken. Ook deze dienst is een weerspiegeling van de samenleving. Collega’s kijken anders naar dezelfde realiteit. De ene kijkt met meer vertrouwen naar de instroom van migranten dan de andere. De ene wil een bewoner die de wijkvergadering al drie keer op stelten zette, nog een vierde kans geven. Voor zijn collega is de maat meer dan vol. De vraag is hoe je met die verschillen binnen een dienst professioneel omgaat. Hier moet je als team een gemeenschappelijke basis vinden.
‘Collega’s kijken anders naar dezelfde realiteit.’
Ben je zo vrij om je job in te vullen als je werkt met kwetsbare mensen?
Je moet vertrekken vanuit geloof en vertrouwen in kwetsbare mensen. Heb je die overtuiging niet, dan zal het ook moeilijk zijn om mee te werken binnen deze dienst. Kijk naar het voorstel rond verplichte gemeenschapsdienst voor leefloongerechtigden. Onze dienst is geen vragende partij. Maar het is best mogelijk dat op een bepaalde dag burgemeester en schepenen dat toch willen uitvoeren. We zullen onze visie op armoede en grondrechten daar dan naast leggen. Indien enkel nog macht bepaalt wie het woord mag nemen, kunnen we niet meer wegen op dit debat. Daar ligt onze kwetsbaarheid. Dan moeten medewerkers zich afvragen of ze in zo’n verschraalde dienst willen werken.
‘Ik was zeer blij met de eerste sociaalwerkconferentie.’
Waar trek jij grenzen?
Die zoek en vind ik in de identiteit van sociaal werk. Waar kan sociaal werk het verschil maken? Daarover moet je samen als beroepsgroep grenzen trekken. Worden die overschreden, dan kan je je job niet meer uitoefenen. Wij zijn niet de manusjes-van-alles, maar moeten eigen keuzes maken die voor kwetsbare mensen het verschil maken. Dat concreet invullen, is niet makkelijk. Daarom was ik zeer blij met de eerste sociaalwerkconferentie. Zo’n initiatief helpt om je identiteit helder te krijgen. Ook in een lokale werkcontext is dat een belangrijke ruggensteun om helder te houden waar we naartoe moeten.
Politiserend werken bijvoorbeeld.
Dat blijft een cruciaal onderdeel van sociaal werk. Een gemeentelijke dienst heeft het voordeel dicht bij het beleid te staan. Wij zijn partner van beleidsnetwerken over wonen, werken, gezondheid… We zitten mee aan tafel en dan kan je impact hebben. Mits juiste strategische keuzes is dit een mooie uitvalsbasis om vanuit je expertise structurele verandering mee op gang te trekken.
‘Regisseurs verdringen acteurs.’
Kunnen jullie meteen aankloppen bij het bestuur?
Tussen ons en het bestuur staat een managementteam. Ze handelen als technische bedrijfsleiders. Wellicht heb je zo’n tussenniveau nodig om een grote organisatie vlot te laten werken. Vroeger moest de gemeentesecretaris die klus helemaal in zijn eentje klaren. Dat was niet ideaal. Toch vraag ik me af of de slinger nu niet doorslaat. De druk op het werkveld raakt niet opgelost door tussenkader aan te werven. Op den duur verdringen de regisseurs de acteurs van het podium.
Vergroot dat management de afstand tussen bestuur en werkveld?
We moeten de luis in de pels zijn, maar het is moeilijker om direct in gesprek te gaan met het bestuur. Sociale professionals botsen op heel wat onrecht. Je moet hen de kans geven om dat uit te spreken. De motor van verandering ligt bij verontwaardiging. Dat gevoel moet je zo scherp en authentiek mogelijk verwoorden. Nu passeren kritische en geëngageerde signalen langs zoveel burelen, dat ze verschralen tot een kil dossier. Dit zet een rem op structurele verandering en politiserend werken.
‘Ik ben hier niet om mijn werkgever gunstig te stemmen.’
Je job is onvermijdelijk verbonden met spanningen en conflicten.
Een sociaal werker kan niet vrijuit bepalen wat hij doet. Ik ben hier niet om mijn werkgever gunstig te stemmen, ik ben hier om het verschil te maken voor kwetsbare mensen. Soms levert dat spanningen op. De enige weg om daaruit te geraken, is met elkaar te praten. Je moet dan durven vragen dat de machtige partijen even zwijgen waardoor de minder machtigen het woord kunnen nemen. Het is onze taak om dat mee mogelijk te maken.
Voel je dat de gemeenteraadsverkiezingen in aantocht zijn?
Ja en daar communiceren we heel open over. Als we met onze sociale barometer een stand van zaken opmaken op vlak van welzijn in Geel, dan willen we politiserend werken. We willen structuren verleggen vanuit levensverhalen van kwetsbare mensen. In volle verkiezingsstrijd is zo’n rapport een slag in het water. De zenuwachtige sfeer verhindert een constructieve dialoog. Door de bespreking van het rapport een jaar te vervroegen, kregen we het thema armoede hoog op de politieke agenda. Want je wint helaas geen verkiezingen met het thema armoede.
‘Je wint geen verkiezingen met armoede.’
Je werkte ook bij Samenlevingsopbouw Antwerpen, een autonome vzw. Was dat een heel andere werkervaring?
Ik heb hier een fantastisch team, maar het is vrouwelijk en wit. Dat gebrek aan diversiteit is een probleem. We timmeren eraan. Maar rond het competentiegericht kijken naar medewerkers, is er binnen gemeentelijke diensten nog een hele weg af te leggen. Gesubsidieerde vzw’s hebben wat dat betreft meer ruimte om talenten zonder diploma aan te werven op basis van hun expertise.
‘Ook autonome vzw’s hebben opdrachtgevers.’
Hebben ze meer ruimte om eigen inhoudelijke keuzes te maken?
Ook autonome vzw’s hebben opdrachtgevers, waaronder de lokale overheid. Ook zij moeten onderhandelen om doelstellingen op elkaar afgesteld te krijgen. Maar er is een verschil. Ik heb nu minder het gevoel te werken vanuit één grote kliek die er samen voor gaat. Wij staan dichter bij de lokale overheid, dus ook dichter bij een electorale context. Waar elders keuzes meer rechtlijnig zijn, moeten wij ze motiveren en afzetten tegen een veelheid aan andere belangen.
Kan je daar voorbeelden van geven?
Onze mobiele, outreachende jeugdwerker verricht hier knap werk. Toch komt vanuit het bestuur of management soms de vraag aanwaaien of rondhangen op straat wel een volwaardige job is. Ik moet regelmatig uitleggen dat deze collega een methodisch onderbouwde stiel uitoefent. “Die jeugdwerker deelt in tijden van terrorismebestrijding dan toch alle informatie met politie?” Nee dus. Het is niet omdat we allemaal binnen de gemeente werken, dat we één pot nat zijn. Die discussies gaan ook verder. Ze stellen de meerwaarde van sociaal werk in vraag. “Kunnen we die dure masters en bachelors niet vervangen door administratieve, geautomatiseerde procedures en afvinklijstjes? Bijvoorbeeld voor de toekenning van leeflonen?”
‘Je persoon blijft je werkinstrument.’
Hoe reageer jij op die vragen?
Dat discours van technische procedures en bindende voorschriften houd ik zo ver mogelijk op afstand. Jouw verantwoordelijkheid om het verschil te maken voor kwetsbare mensen, mag je niet uithollen door regels en lijstjes. Je persoon blijft je werkinstrument, met alle gevolgen en verantwoordelijkheden die daarbij horen.
Houden zo’n gesprekken waarin evidenties in vraag gesteld worden je niet scherp?
Ik zie dat vooral als een kans om te blijven nadenken over het eigen werk. Een vleugje ongerustheid en concurrentiële sfeer houden je scherp. Het grootste struikelblok van sociaal werk is routine. Want dan zie je geen nieuwe uitdagingen meer. De samenleving verandert grondig, dus moet ook je dienst voldoende wendbaar en vernieuwend zijn om met die veranderingen om te gaan. Genoeg zelfkritisch zijn en jezelf elke dag opnieuw uitvinden, is de boodschap.
‘Het grootste struikelblok van sociaal werk is routine.’
Sociaal werkers dragen een grote verantwoordelijkheid voor de richting die het sociaal werk uitgaat?
Als de relevantie van het sociaal werk afbrokkelt, heeft ze dat ook aan zichzelf te danken. Het zijn niet alleen externe factoren die de kwaliteit van je werk bepalen. Sociaal werk is een waardevolle opdracht, dus moet je daar als sociaal werker ook iets van maken. Dat doe je door je nooit in de rol te zetten van louter uitvoerend sociaal werker. Je moet heel helder houden hoe en waar je het verschil kan maken. Je moet het vertrouwen uitstralen dat je dankzij jouw expertise minstens mede-regisseur van je werk bent. Dat vertrouwen en die kracht ontwikkelen, doe je samen met collega’s, cliënten en vrijwilligers. Daar liggen de hoekstenen van sociaal werk.
Reacties [4]
Ik ben het volmondig eens met de titel van dit artikel. Politici zijn geen leiders, maar volgers. Nieuwe inzichten, werkwijzen, initiatieven komen vanuit het werkveld. Vaak worden ze eerst argwanend bekeken, ja zelfs tegengewerkt, door de overheid en door politici, om enkele jaren later door dezelfde mensen als voorbeeld naar voor te worden geschoven. Politici hebben wel degelijk impact op het werkveld, maar voor vernieuwing moet je elders zijn.
Een gedegen analyse, kritisch en opbouwend.
Een afspiegeling van het werk van de dienst gelijke kansen.
Goed gedaan, maar ik verwacht ook niet minder!
Straffe tekst van een straffe medewerker. Geeft een correct beeld van lokale aanpak en problematiek en toont aan dat niets wit zwart is.
Knap artikel over sociaal werk en lokale overheid ! Een sterke diversiteit in het personeel in de sociale sector, onderwijs en lokale overheden blijft levensnoodzakelijk zeker bij landelijke regio’s. Onze samenleving wordt alleen maar diverser. Verder is er blijvend nood aan voldoende aanwerving van hulpverleners bij lokale overheden en tewerkstellingsdiensten om tot actie te komen en concrete verandering te realiseren.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies