De Winning helpt mensen die niet aan de slag kunnen op de reguliere arbeidsmarkt om hun talenten en arbeidskansen te ontplooien. “Onze doelgroep is heel breed: personen met een verstandelijke beperking, mensen die psychosociale problemen hebben, maar evenzeer vluchtelingen met een taalachterstand”, vertelt directeur Filip Vanlommel.
Naast tewerkstelling in maatwerk of lokale diensteneconomie, biedt De Winning opleiding, begeleiding, werkervaring en arbeidszorg. “We zijn een dienstverlener in natuur- en groenbeheer. Daarnaast hebben we een biologische land- en tuinbouwbedrijf waar we voedsel produceren en verwerken. De afgewerkte producten verkopen we in onze hoevewinkel of in een van onze horecazaken.”
“Zo’n 300 mensen werken bij ons met een arbeidscontract. Daarnaast zijn er een 100-tal medewerkers aan de slag in kader van arbeidszorg, opleidingstrajecten of andere statuten.”
Stroomt iedereen uiteindelijk door naar de reguliere arbeidsmarkt?
“Niet noodzakelijk. Wie de stap naar betaald werk binnen de sociale economie of de reguliere arbeidsmarkt kan zetten, moet dat ook doen. Het beleid kijkt daar de laatste jaren strikter op toe. Daar is niets mis mee. Anders zijn we oneigenlijk overheidsmiddelen aan het gebruiken.”
‘Doorstromen is niet voor iedereen eenvoudig.’
“Alleen is doorstromen niet voor iedereen even eenvoudig. Neem bijvoorbeeld het groenbeheer. Wie daar werkt, werkt in een beschermde omgeving, met een nabije werkvloerbegeleider en ondersteuning van de sociale dienst. Een regulier groenbedrijf biedt die ondersteuning niet en vraagt meer flexibiliteit, met zeer lange dagen in de drukke zomermaanden.”
“Bij sommigen is die stap net iets te groot. Zij kunnen bij ons blijven werken in een van onze coöperatieve vennootschappen. Die bieden een beschermde omgeving met meer aandacht voor hun talenten.”
Wat doen jullie bedrijven dan anders?
“Het zijn gewone bedrijven, maar wel met een sociaal oogmerk en duurzame activiteiten. Talea is bijvoorbeeld een gewoon groenbedrijf, met dezelfde paritaire comités als een ander groenbedrijf. Voor klanten is er geen verschil, want de kwaliteit die we leveren is dezelfde. Maar er is wel een verschil in hoe we omgaan met medewerkers. Wij bieden extra ondersteuning, de ploegbaas is heel nabij en via vorming laten we medewerkers groeien.”
‘Voor klanten is er geen verschil.’
“Talea is specialist in ecologische inrichting en onderhoud van bedrijventerreinen. Die bestaan te vaak uit beton en kort gemaaid gazon. Wij zijn ervan overtuigd dat je ook op bedrijventerreinen leuke werkplekken met een meerwaarde voor biodiversiteit kan creëren. Door slim ontwerp kan dat zonder dat het duurder is voor de klant.”
“Intussen vindt het idee steeds meer ingang en springen alsmaar meer groenbedrijven op die kar. Maar wij waren pioniers en hebben wel wat voorsprong op de concurrentie. Toch zijn we alweer aan het zoeken hoe we nieuwe markten kunnen aanboren.”
Is het belangrijk om wendbaar te zijn als sociale onderneming?
“Ja. Want de markt evolueert voortdurend. Op vlak van natuurbeheer deden we midden de jaren negentig bijvoorbeeld veel grote maaiwerken. Ondertussen zijn er grote bedrijven die dat met innovatieve machines veel goedkoper doen. Wij doen nu vooral de kleinere maaiwerken met gespecialiseerd materiaal op plaatsen waar zij niet geraken.”
‘Wendbaarheid zit in de genen van onze organisatie.’
“We blijven uiteraard actief in natuurbeheer, maar moeten daarbinnen regelmatig onze focus verleggen. Zo is er steeds meer discussie over invasieve plantensoorten, dus hebben we ons daarin gespecialiseerd en doen we aan invasieve exotenbestrijding.”
Is het evident om aan kwetsbare werknemers plots te vragen om een ander soort werk te doen?
“Het gebeurt nooit heel plots. Het verbod op pesticiden op het openbaar domein zagen we bijvoorbeeld al even aankomen. Dan is het belangrijk om je mensen op tijd bij te scholen in nieuwe technieken om onkruid te bestrijden, zoals schoffelen of branden. We moeten goed om ons heen blijven kijken: wat zijn de tendensen en hoe moeten we ons aanpassen?”
“Wendbaarheid zit in de genen van onze organisatie. Wie hier komt werken, weet dat hij regelmatig in iets nieuw zal terechtkomen. Dat kan onrust geven bij wie daar moeilijk mee om kan. Daarom communiceren we heel transparant en nemen we medewerkers mee in de ontwikkeling van nieuwe ideeën.”
Hoe belangrijk is winst voor jullie?
“Winst is niet onze motor. Maatschappelijke bewogenheid is wat ons drijft. Maar zonder winst blijven we niet bestaan. Dan kunnen we niet investeren in onze toekomst, groei en maatschappelijke doelstellingen. Dan gaan we er onherroepelijk op achteruit.”
‘Winst is niet onze motor.’
“Sommige activiteiten maken geen winst, maar we houden ze toch in stand omdat ze bijdragen aan ons maatschappelijk doel. Dan speelt de solidariteit tussen de verschillende geledingen van de organisatie.”
Geef eens een voorbeeld.
“We hebben een project met Brabantse trekpaarden waarmee we aan bosbeheer doen en huifkartochten organiseren. Maar het is zeer moeilijk om die activiteiten rendabel te krijgen. Toch blijven we het doen, want de maatschappelijke, sociale en ecologische waarde is heel groot.”
“Medewerkers die de paarden verzorgen en ermee werken, halen er veel voldoening uit. Als iemand met weinig zelfvertrouwen zo’n reus van een trekpaard gedwee kan laten volgen aan een touw, zie je per afgelegde meter het zelfvertrouwen groeien.”
‘Wie de paarden verzorgt, haalt er veel voldoening uit.’
“Als we de paarden meenemen op een domein waar we aan het werk zijn, stoppen fietsers en wandelaars om te kijken. Die vinden dat geweldig. En bij het beheer van kwetsbare bossen of natte gebieden, hebben de paarden een grote ecologische waarde. Ze verstoren de ondergrond niet zoals zware machines dat doen.”
Aan ondernemen zijn ook risico’s verbonden: een activiteit kan toch verlieslatend zijn.
“Inderdaad en dat hebben we ook al meegemaakt. Bij ons maatwerkbedrijf zijn er al projecten geweest die niet goed liepen. Daar trekken we dan lessen uit en sturen we bij. En sinds kort zijn we actief in de horeca met enkele coöperatieve vennootschappen. Ook daar moeten we goed opvolgen en bijsturen als blijkt dat we niet rendabel zijn.”
Waarom hebben jullie horecazaken opgestart?
“We willen van zaad tot bord werken. Ooit zijn we gestart als opleidingscentrum in de landbouw. Maar de landbouwsector is sterk geëvolueerd in de richting van industriële landbouw. Als kleine speler konden we niet meer volgen. Bovendien past dat werken op grote schaal niet in ons DNA.”
“Daarom maakten we de omslag naar een biologisch landbouwbedrijf. Maar je maakt bijna geen winst als je je producten verkoopt via de klassieke weg. Dus besloten we de tussenschakels weg te nemen.”
‘We werken van zaad tot bord.’
“We verwerken zelf onze producten en verkopen ze rechtstreeks aan de eindklant. Zo maken we van de melk van onze koeien ambachtelijk ijs, dat we verkopen in onze hoevewinkel en serveren in onze horecazaken. Door voor onze producten zelf een afzetmarkt te creëren, vergroten we onze marges.”
Zijn in jullie horecazaken ook medewerkers die een traject volgen aan de slag?
“De keuken en bediening is overwegend in handen van mensen met ervaring in de horeca. De gevraagde flexibiliteit in de horeca is niet evident voor onze medewerkers, die vaak structuur nodig hebben. Er worden wel stages en opleidingen georganiseerd en soms kunnen er medewerkers van het maatwerkbedrijf naar doorstromen.”
“Veel van de gerechten worden bereid in onze grootkeuken. In die rustigere werkomgeving bereiden onze maatwerkmedewerkers bijvoorbeeld stoofvlees, gemaakt van vlees van onze jonge stieren. En die staat op onze kaart. Meer dan de helft van de producten op de menu moeten uit ons eigen ecosysteem komen.”
Willen jullie als sociale onderneming blijven groeien?
“We zetten bewust in op groei. Zowel de medewerkers als de organisatie moeten kunnen groeien. Omdat we onze maatschappelijke impact willen verhogen.”
‘We willen onze impact verhogen.’
“De overheid heeft ons de voorbije jaren weinig ruimte gegeven om te groeien binnen de sociale economie. En de afname van subsidies verplicht ons tegelijk om economischer te denken. Een van onze oplossingen is dan om met nieuwe concepten te komen en daar bijvoorbeeld coöperatieve vennootschappen rond op te richten.”
Dus eigenlijk is de houding van het beleid niet slecht, want jullie redden het zo ook wel?
“Ik vind het niet erg om ondernemerschap te tonen, als we daar de ruimte voor krijgen. De huidige regelgeving maakt het ons op dat vlak niet makkelijk. Het is ook niet goed om overgefinancierd te worden. Dat maakt je minder scherp. Alleen nemen de subsidies voor de tewerkstelling van mensen met een arbeidsproblematiek of mensen in arbeidszorg stelselmatig af. Dan kom je op een kritisch punt. Wat is nog correct?”
‘De subsidies nemen stelselmatig af.’
“Momenteel nemen we noodgedwongen een aantal taken over van de overheid. Terwijl die ook haar maatschappelijke verplichtingen heeft. Daar betalen we tenslotte allemaal belastingen voor.”
Hoe maakt de overheid ondernemen voor jullie moeilijk?
“Maatwerkbedrijven krijgen alsmaar minder subsidies, dus we zijn verplicht om meer zelf te verdienen. Maar tegelijk wil de overheid dat minstens 65 procent van de medewerkers gesubsidieerde medewerkers zijn. Bovendien hebben de medewerkers steeds complexere profielen. Dat is niet correct.”
“Ik zou graag meer andere medewerkers aantrekken. Of wat groeien, om meer volume te creëren of andere markten aan te trekken.”
In de startnota voor de Vlaamse regeringsonderhandelingen wordt een werkzaamheidsgraad van 80 procent als doel naar voor geschoven. Dan moeten mensen die momenteel moeilijk de weg naar de arbeidsmarkt vinden geactiveerd worden. Hoe kijk je daarnaar?
“Daar kan je niets op tegen hebben. Werk is een vorm van maatschappelijke deelname. De vraag is hoe je mensen aan het werk krijgt. Mensen die omwille van een complexe problematiek niet aan het werk zijn via sancties pushen in de richting van regulier werk, is niet de juiste manier. Ik geloof meer in begeleiding met een rol voor sociale economie en maatregelen om bij werkgevers inclusieve tewerkstelling te promoten.”
‘Soms gaan mensen zelfs achteruit.’
“Het beleid wil dat mensen groeien op de arbeidsmarkt. Van zorg naar sociale economie en van sociale economie naar reguliere economie. Maar soms lukt dat niet. Soms gaan mensen zelfs achteruit. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij mensen met een niet-aangeboren hersenletsel. Na een periode van stabiliteit duiken plots verminderde mogelijkheden op. Je moet hen ook kunnen blijven betrekken in de maatschappij. Misschien niet meer met betaald werk, maar in arbeidszorg.”
De overheid focust te veel op uitstroom?
“Ja. Uiteraard is er een krapte op de arbeidsmarkt. Ik heb er dan ook geen probleem mee dat bedrijven een tegemoetkoming krijgen als ze medewerkers met een ondersteuningsnood aanwerven en hun rol als inclusief werkgever ten volle opnemen.”
“Ik denk dat meer investeren in de sociale economie een deel van de oplossing kan zijn als je de werkzaamheid wil verhogen. Maar dat lees ik niet in de startnota en dat zag ik te weinig in het beleid van de voorbije vijf jaar. Er is te weinig geïnvesteerd in de sociale economie.”
“Nochtans zijn er veel studies die aantonen dat er een groot terugverdieneffect is. Mensen krijgen een hoger inkomen en gaan weer wat consumeren. Ze krijgen geen ziekte- of werkloosheidsuitkering meer. Ze krijgen begeleiding en opleiding in kader van activering. En de bedrijven krijgen vacatures ingevuld. Het loont om te investeren in sociale economie.”
Reacties [2]
We hebben nu zes regeringen (of zouden die al moeten hebben), een enorm leger ambtenaren, en dan nóg moet de privé blijkbaar taken overnemen van die overheid. Een grote schande is het!
Al die regeringen hebben geen of te weinig sociale ideeën en dus ook geen of te weinig sociale intenties. Logisch omdat de Vlamingen te weinig stemmen op linkse partijen. Van een NVA,VLD, CDV-meerderheid moet geen steun aan sociale economie verwachten.Een volgende keer dan maar met een andere verkozen
linkse meerderheid dus ??? Even Geduld !!!
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies