Psychiater Uus Knops
Ja, haar voornaam is weinig voorkomend, lacht ze. Uus komt van Eugenia. Het is een familietraditie, een tante van haar heet ook zo. De roots van de familie liggen in Nederland. “Zelf vind ik mijn voornaam niet zo mooi. Veel te kort. Vroeger nam ik op mijn werk de telefoon op met ‘dokter Knops’, gewoon om mijn voornaam te vermijden.”
‘In de psychiatrie komt rouw veel vaker voor dan je zou denken, het zit soms vermomd in andere klachten of stoornissen.’
Uus Knops groeide op in het Kempische Vosselaar en studeerde in Diepenbeek en Gent. Studeren ging vlot – geneeskunde lag voor de hand – en ze hield enorm van lezen en taal. “Op oude vakantiefoto’s ben ik altijd aan het lezen. Terwijl mijn broer en zussen een zandkasteel bouwden, zat ik met een boek op de schoot”, zegt ze.
“Psychiatrie is binnen de geneeskunde de meest talige specialisatie. Het was best wel een pittige studie, terwijl ik ook wel genoot van het studentenleven en betrokken was bij veel sociale en culturele activiteiten. Work hard, play hard, zoiets.”
Je studeerde nog toen je broer Casper in 2005 op rondreis met een vriend in Venezuela lange tijd vermist was. Hun stoffelijke resten werden pas na vijf maanden gevonden. Een vreselijke periode voor de familie.
“Rouw stond me toen in de weg. Ik werd nerveus als iemand tijdens mijn stage voor me zat met een doodwens. Hoe kan dat nu, dacht ik. Het leven is jou gegeven en dat van mijn broer brutaal afgenomen.”
“Ik heb geleerd dat ik een betere scheiding moet maken tussen mijn persoonlijke ervaring en mijn professioneel leven. Het is pas gaandeweg en vooral door het schrijven van een persoonlijk boek over dat verlies, dat ik dat opgebouwde muurtje gaandeweg kon en ook wilde afbreken.”
“Ondertussen heb ik een evolutie doorgemaakt. Je praat, je luistert, je denkt na – ik doe dat veel, dat is echt een hobby. (lacht) Ik duw het nu niet meer weg en het zit voor een groot stuk verweven in mijn professioneel leven. Als je zelf een rugzak hebt, kan dat je leven verzwaren of je kan het mee uitdragen en het in je kracht zetten.”
“In de psychiatrie komt rouw veel vaker voor dan je zou denken, het zit soms vermomd in andere klachten of stoornissen. Als ik het opmerk, zet ik mijn eigen ervaring in.”
Het lichaam van Casper kon pas anderhalf jaar later naar België worden overgebracht.
“Ja, dat had te maken met de identificatie. Er waren tal van onderzoekspogingen om tot een definitief resultaat te komen, wat tenslotte gelukt is door de medewerking van de intussen overleden professor Jean-Jacques Cassiman. De rouw was toen al bezig, maar je brein maakt toch altijd hoopvolle hypotheses en het is verleidelijk om daarin mee te gaan. Een definitief uitsluitsel was nodig.”
‘De laatste nacht hebben we met de zussen rond de kist van mijn broer Casper geslapen.’
“We hebben Casper de laatste dagen voor zijn begrafenis nog thuis kunnen houden. De laatste nacht hebben we met de zussen rond zijn kist geslapen. We vonden het ook fijn dat hij die gemoedsrust in België kon hebben. Hij ligt nu begraven in het dorp van mijn ouders.”
“Het boek is een relaas van die zoektocht. Het is een manier om iedereen te bedanken die in die moeilijke periode mee geholpen heeft. Tegelijk is het een beschrijving van die andere zoektocht dat rouwproces heet. Mijn eigen persoonlijke ervaringen, hoe ik en de familie er mee zijn omgegaan. En hoe mensen reageren als er iemand die ze kennen een dierbare verliest.”
Er zijn betere alternatieven dan het cliché ‘veel sterkte’, schrijf je.
“Iemand sterkte toewensen, is niet per se het meest helpende. Je kan beter tijd nemen om na te denken wat je nu precies iemand toewenst. Een simpel alternatief is iemand ‘veel troost toewensen’. Maar de mooiste troostprijzen zijn natuurlijk de herinneringen: schrijf op een kaartje hoe je de overleden persoon zult herinneren, of beschrijf een treffende anekdote of warme ontmoeting. Dat zijn voor achterblijvers super waardevolle cadeaus.”
Heb je ook tips voor sociale professionals hoe ze best omgaan met rouwende patiënten en cliënten?
“Erkenning is de basisvoorwaarde. Als ik er les over geef, dan deel ik het altijd zo op: geef tijd, geef taal en geef toe.”
‘Iemand die vlak na de geboorte een kind verloor, beschreef heel mooi hoe de gynaecoloog naast haar op bed kwam zitten, zuchtte en zweeg.’
“Geef tijd: praat er over. Zorg dat je er tijd voor kunt maken, boek er een langere afspraak voor in. Er zijn voor elkaar, dat is waardevol. Neem de tijd om te luisteren. Geef na een tijd nog eens een afspraak om het er nog even over te hebben. Vraag er na verloop van tijd nog eens naar.”
“Geef taal: benoem het nieuws of het overlijden. Beschrijf wat er aan het gebeuren is, dat je het zelf ook verschrikkelijk vindt. Geef er woorden aan maar laat medische taal of ander vakjargon niet overheersen. En als je het niet weet, maak dat dan ook duidelijk. Zwijgen is ook een taal. Iemand die vlak na de geboorte een kind verloor, beschreef heel mooi hoe de gynaecoloog naast haar op bed kwam zitten, zuchtte en zweeg.”
“Tenslotte: geef toe. Nabestaanden geven aan hoe lastig het soms was hoe het leven op het einde werd gerekt. Geef als arts toe dat het einde van het leven nadert en open dat gesprek ook. Bevestig dat er een medische fout is gebeurd of dat niet alles is gelopen zoals voorzien of gehoopt. Geef toe aan je eigen menselijkheid, je eigen rouwen soms ook. Je bent ook als sociale professional een mens die van alles meemaakt.”
Kan je iemand troosten door over je eigen verlies te praten?
“Dat kan helpend zijn, zolang je het gesprek niet kaapt en enkel maar je eigen verhaal zit te vertellen. Maar als er een band is, kan je gerust je persoonlijk verhaal vertellen en het inzetten in je relatie met wie je begeleidt.”
“Professionele afstand is iets relatief. Je hoeft niet alle details te vertellen, maar je kan zeker je eigen ervaringen inzetten als dat eerlijk en transparant gebeurt. Het kan voor een cliënt troostend zijn als hij merkt dat een hulpverlener niet enkel steunt op wat hij geleerd heeft in zijn handboeken.”
Niet alleen de dood, ook ziekte, een liefdesbreuk of een onverwacht ontslag zijn ernstige verlieservaringen. Spreken we dan ook van rouw?
“Ik heb met Joris Hessels een boekje geschreven over dat klein afscheid, waarbij we dan klein afzetten tegenover groot wanneer iemand sterft. Hoe neem je afscheid van iemand die nog leeft maar toch uit je leven verdwijnt? Ook daarover valt veel te vertellen.”
“Een ontslag kan grote impact hebben op iemands leven. Je kan werkgevers alleen maar oproepen om dit met respect en de nodige transparantie te doen. Zo kan veel leed achteraf voorkomen worden. Ook een liefdesbreuk kan zwaar doorwegen, al zal dit meestal niet levenslang duren.”
‘De ervaring van een ouder die zijn kind verliest, is anders dan iemand die worstelt met het lege nestsyndroom.’
“De valkuil is dat we dit allemaal rouw gaan noemen. Niet elke verlieservaring leidt tot rouw. Ik merk toch dat er een semantische inflatie is van het woord ‘rouw’, net als het woord trauma bijvoorbeeld. We nemen het met z’n allen iets te vaak in de mond. De ervaring van een ouder die zijn kind verliest, is toch anders dan iemand die worstelt met het lege nestsyndroom. Het gaat om de intensiteit en de impact op het dagelijks leven en het functioneren.”
“Het zou helpen als we elkaar serieus nemen, ook bij die kleinere verlieservaringen. Dat we dat benoemen en er over praten: ‘Je kinderen zijn het huis uit, hoe ervaar je dat? Je poes is gestorven en ik merk dat je er verdriet over hebt. Je zit in je menopauze en hoe gaat het met je…’”
Kan je ook rouwen om iemand waarmee je in onmin leefde?
“Als bijvoorbeeld je ex-partner sterft, kan je de reactie krijgen dat het je niet moet raken want dat je er toch al van gescheiden bent. Wat vaak helemaal niet zo is. Je kan veel verdriet ervaren als je ex sterft. Rouwen is dan een normale reactie. Het zegt iets over de liefde en de intensiteit die er was.”
Als iemand sterft waarvoor je als mantelzorger intensief zorgde, dan kan een overlijden ook als een opluchting voelen.
“Dat kan soms wel zo aanvoelen, als een afsluiting van een intense fase van het leven van de mantelzorger die zich toch een stuk heeft moeten wegcijferen, maar ook een einde aan een lijdensweg van veelal pijn en ongemak. Maar er zal ook veel verdriet zijn net omwille die intensiteit.”
“Wat je soms ook meemaakt is schaamte of een ongemakkelijk gevoel als je iets ontdekt bij het opruimen van persoonlijke spullen van een overledene. Iets wat verzwegen was of nooit naar boven kwam tijdens het leven. Ook dan is het belangrijk om erover te praten.”
Je bent ook betrokken bij ‘Onumenten’, die letterlijk een plek geven aan gemeenschappelijke en individuele verlieservaringen.
“Het idee is gegroeid tijdens de coronaperiode. Rouwen is belangrijk, maar de plekken waar mensen elkaar konden ontmoeten, waren ver te zoeken. Ik heb toen landschapsarchitect en kunstenaar Bas Smets gecontacteerd. Hij heeft in het Zoniënwoud het monument gemaakt voor de slachtoffers van de aanslagen in Brussel.”
“Met een aantal gelijkgezinden hebben we dan de Onumenten bedacht. De naam, met de symbolische en cruciale beginletter O, is minder zwaar dan de term monument. Het is een open en uitnodigend woord. Het basisontwerp gaat uit van een gebroken cirkel. Dat beeld geeft ook aan dat ons dagelijks leven onderbroken werd door het coronavirus.”
Er zijn nu vier Onumenten in ons land. Bedoeling is dat er nog meer komen?
“Er zijn er nu in Kortrijk, Gent, Aarschot en Lommel. Brussel en Leuven zijn op komst. Het zijn neutrale ontmoetingsplaatsen, niet noodzakelijk in de buurt van een begraafplaats, waar mensen samen kunnen komen. Om te herdenken, te bezinnen of te praten met elkaar. Het zijn bijzondere plaatsen. Families houden er ceremonies. Vrienden organiseren er een picknick om een dierbare te herdenken…”
“Ik hoop dat we ook iets in Oostende kunnen doen, de O van Oostende leent zich daar echt toe en de zee is voor velen een symbolische plek van rouw en bezinning.
Je bent sinds kort ook verbonden aan de Universiteit Gent. Wat doe je daar precies?
“Ik ben assistent bij Ignaas Devisch, professor medische filosofie en ethiek. Praktisch en inhoudelijk ben ik betrokken bij lessen over ethiek en de ethische dilemma’s bij het begin en het einde van het leven. Ik heb zelf een les mogen geven over rouw aan studenten geneeskunde, dat was heel fijn om te doen.”
Je bent bij veel projecten betrokken. Je cv leest ook heel erg afwisselend.
(lacht) “Ja, ik heb regelmatig nood aan nieuwe impulsen. Ik voel me ook uitgedaagd om nieuwe zaken te ontdekken. En zolang ik in mogelijkheden kan denken en niet in beperkingen, doe ik dat wel graag. Er komt ook veel op mijn pad.”
In de geestelijke gezondheidszorg is herstel een belangrijk begrip geworden, in de betekenis dat de patiënt meer zelf aan het stuur zit.
“Ik geloof in de krachten en de autonomie van de patiënt die voor me zit, maar ik vind het ook mijn verantwoordelijkheid om die autonomie mee in te schatten.”
‘Van iemand die het niet meer ziet zitten, verwachten we wel dat hij nog de capaciteit heeft om bij de juiste dienst zijn vraag helder te formuleren.’
“Je kunt op de achterbank gaan zitten, maar ik zit meestal wel naast mijn patiënt. En soms neem ik het stuur ook even over, maar dat zal altijd wel in overleg zijn. Ik ben een redelijk actieve psychiater. Al ga ik niets door drukken, de uiteindelijke beslissing ligt door de band wel bij de patiënt.”
Hoe schat je de huidige geestelijke gezondheidszorg in?
(zucht) “Ik schaam me vaak. Niet alleen wegens de lange wachtlijsten, maar ook omdat mensen met een hulpvraag hun weg niet vinden in het complexe landschap. Van iemand die het niet meer ziet zitten, verwachten we wel dat hij nog de capaciteit heeft om bij de juiste dienst zijn vraag helder te formuleren.”
“Er ontbreekt daar een schakel volgens mij, een draaischijf waar je je kan aanmelden. Nu wordt er te veel verloren gelopen en gestrompeld. Het is iets wat niet verwacht wordt van iemand met pakweg een gebroken been, die meldt zich aan en wordt meteen geholpen.”
Laatste vraag: als je je naam googelt komt je meteen op je persoonlijke site terecht. Daar zijn niet alleen je boeken te koop, maar ook bijvoorbeeld troostkaarten.
“Dat wil zeggen dat die site veel wordt aangeklikt. (lacht) Nee, het is een manier om dicht bij mijn publiek te staan. Het aantal uren op een dag is beperkt. Ik doe heel wat consultaties, maar daarnaast is het fijn om een breder publiek te bereiken via boeken en lezingen.”
“Ik zie het ook als maatschappelijke dienstverlening en doe ik op mijn manier aan preventie. Met mijn boeken over rouw, mijn trOostkaarten, de Onumenten, voordrachten en ook via sociale media draag ik mijn steentje bij aan een warmer wordende rouw- en troostcultuur.”
Reacties [2]
Dankzij Birgit ontdekte ik je boek ,op afstand nabij.
ik heb het keocht en vind het van grote waarde .een beetje later mocht ik een inzending doen van een paar zinnen.
Tijd
Het verglijdt.
Niet kwijt,
Niet vergeten,
Maar zachter weten.
Ik heb zopas “Op afstand nabij “van een attente buurvrouw gekregen. Prachtig! Gewoon prachtig! Ik ben een zoon aan kanker verloren toen hij 32 was . Mijn man,80, is pas overleden aan kanker.
Ik herken me volledig in het boek. Ik heb veel verdriet maar klamp me vast aan positieve ervaringen in mijn rouw. Ik heb nog grote stappen te zetten…Dankje,Uus!
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies