Slagveld
Toen de woonzorgcentra hun deuren sloten, werd ook mijn stage onderbroken. Twee maanden later begon ik opnieuw. Die eerste dag na de lockdown liet een zware indruk na.
“Op je afdeling zijn twaalf bewoners gestorven.”
Ik kwam binnen om negen uur ‘s ochtends. De sfeer die er hing, was anders. Gespannen. Ik wachtte aan het onthaal tot Sarah, mijn nieuwe stagebegeleidster, me kwam halen. De vorige stagebegeleidster werkte er niet meer. Ik liep met Sarah naar de rustruimte. Ze zei me: “Ik moet je waarschuwen. Het is een slagveld geweest. Twaalf bewoners op je afdeling zijn gestorven.”
Voor de uitbraak van corona zorgde ik er bijna elke ochtend voor het ontbijt, ik hielp met het middageten en tussendoor spendeerde ik veel tijd met de bewoners. Normaal was het een bruisende afdeling. Je hoorde er altijd gelach, gezang, gepraat… Nu was het er stil. Akelig stil.
Een volledige gang met lege kamers
Tijdens de eerste helft van mijn stage had ik met bewoners Carmine en Monica een extra goede band opgebouwd. Stiekem hoopte ik dat zij nog leefden.
Ik liep door de gang. De eerste persoon die ik zag zitten was Carmine. Dat was een opluchting. Ik zag ook Jules, maar van Monica was geen spoor. Mijn hart brak zodra ik doorhad dat zij één van de overledenen was.
Toen kwam het besef dat ook José, waarmee ik herinneringen ophaalde over haar leven, Ivonne, die mijn hand nooit wilde loslaten omdat ze niet wilde dat ik vertrok, Gustaaf, die altijd in zichzelf aan het neuriën was, Josephina, die me altijd knuffelde toen ze me zag, Jacky, die me altijd aankeek met de ogen van een lief konijn, Valérie, die nog zeer actief was en altijd grapjes maakte over het eten, maar ook Frank, de zielsverwant en man van Carmine allemaal gestorven waren.
En zij waren niet de enigen. Een volledige gang met lege kamers, een volledige zithoek met lege zetels, een volledige eetruimte met lege stoelen.
Krop in de keel
Ik kreeg een krop in mijn keel. Carmine pakte mijn hand. Ze begon met me te wandelen door de gang, op zoek naar haar man Frank. Ze lijkt niet te beseffen welk drama zich hier heeft afgespeeld.
‘Toen we elkaar zagen, moesten we geen woorden wisselen. Zij pinkte een traan weg, ik probeerde me sterk te houden.’
Even later ging ik naar de rustruimte om alles te laten bezinken. Toen zag ik Emma voor de eerste keer terug. Emma is diegene die fulltime werkte op de afdeling waar ik stage deed. Toen we elkaar zagen, moesten we geen woorden wisselen. Zij pinkte een traan weg, ik probeerde me sterk te houden.
De laatste dag van mijn stage voor de lockdown zei ze tegen ons: “Als het virus hier ooit binnen komt, sterf ik van verdriet.” Hier stonden we dan, oog in oog, bijna iedereen van de afdeling verloren. Ik word emotioneel elke keer ik er aan denk.
Zanger in de tuin
In de namiddag kwam er in de tuin van het woonzorgcentrum een zanger optreden. De bewoners stonden op het balkon mee te zingen. Toen de zanger Will Tura’s ‘Ik ben zo eenzaam zonder jou’ zong, barstten verschillende bewoners in tranen uit.
Toen ik naar boven keek, zag ik Jules dansen. Ik besloot hem op te zoeken. We hebben samen een half uur lang gedanst. Ik had zo’n medelijden met hem. Zijn vrouw woont ook in het woonzorgcentrum, maar op een andere verdieping. Omdat hij positief getest was op COVID-19, mocht hij de afdeling niet verlaten. Jules had zijn vrouw al twee maanden niet meer gezien.
Ik wil niet meer leven
Wat me sterk opviel? Alle bewoners zagen er een stuk ouder uit. Sommigen waren in een rolstoel beland omdat ze te weinig bewogen.
‘Enkele bewoners vertelden me dat ze niet meer wilden leven.’
Ik heb die eerste werkdag bijna de hele dag gespendeerd aan individuele gesprekken met bewoners op hun kamer. Ik wilde heel graag een luisterend oor bieden. Meer dan de helft begon te wenen.
Eerst stelde ik de vraag: “Hoe gaat het?” Bijna iedere bewoner antwoordde: “Goed.” Ze zijn het gewoon om sociaal wenselijke te antwoorden. Pas toen ik tijd nam om lang met hen te praten, vertelden ze één voor één hoe ongelukkig ze waren. De lockdown had een enorme impact op hun welbevinden.
Enkele bewoners vertelden me dat ze niet meer wilden leven. Lutje, die altijd zo positief was, zei me: “Smijt me in de vuilbak daar, met het afval mee.” Ik vond het verschrikkelijk om te horen.
De tranen stroomden
Het was een opeenstapeling van emoties. Ik heb de impact onderschat. Ik had nooit gedacht dat het zo zwaar zou zijn voor bewoners en medewerkers. Heel de dag hield ik mijn tranen op, maar eens ik terug op kot kwam, stroomden ze er uit.
Het was een grote ontlading toen ik die eerste avond naar mijn beste vriendin belde. Ik vertelde haar alles wat ik die dag had meegemaakt. Het deed me goed. De volgende dag startte ik positief aan de nieuwe werkdag.
Frontliniewerker
In het begin twijfelde ik aan een stage in een woonzorgcentrum. Ik schatte in dat het me te weinig zou uitdagen. Maar ik heb me vergist: de uitdaging was enorm.
Ik ben nog jong, ik ben nog nooit iemand in mijn leven verloren. Opeens verlies je twaalf mensen tegelijk. Je ziet het op tv en hoort het op de radio. Je weet dat de omstandigheden in de woonzorgcentra schrijnend zijn, maar het blijft ver van je bed. Tot je er plots middenin staat.
Ik ben blij dat ik dit meegemaakt heb. Nu voel ik me een frontliniewerker. Ik weet dat ik hier sterker uitkom.
Reacties [2]
Bedankt om dit te delen, Mila.
Helemaal eens met de reactie van Ides Nicaise.
Ontroerend getuigenis, Mila – mensen zoals jij hebben ze in de WZCs hard nodig!
Zeker lezen
Jongvolwassenen in detentie: ‘Zorg moet fundamentele pijler blijven’
‘De kerstmarkt heeft betere openingsuren dan de sociale dienst’
Arts Wouter Arrazola de Oñate: ‘Racisme maakt mensen ziek’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies