Voor die stelling ga je onder meer te rade bij de Franse hedendaagse denker Jacques Rancière.
Klopt, Rancière is een filosoof die na ‘68 brak met zijn marxistische leermeesters en nadien heel diepgaand ging nadenken over politiek en democratie. Zijn vertrekpunt is de maakbaarheid van de samenleving. Er is geen ‘vaste grond’ voor onze samenleving, het zijn altijd mensen geweest die een samenleving vorm gegeven hebben. Dat veronderstelt zonder meer het principe van gelijkheid, een fundamenteel idee van de verlichting. Wie zou immers meer rechten kunnen laten gelden dan iemand anders om aan dat proces deel te nemen? Daarom zijn politiek en democratie voor hem synoniemen. ‘Aan politiek doen’ is het mobiliseren van het democratische beginsel van de universele gelijkheid, en dat om onrecht te herstellen. Zeker als sociaal werker kun je niet anders dan aan politiek doen.
‘Sociaal werkers voelen dat er onrecht is.’
Een samenleving is mensenwerk en iedereen heeft het recht om daaraan te participeren. Maar wat is dan de rol van de sociaal werker? Heeft sociaal werk een specifieke taak?
Uiteraard, anders zou het geen specialisme zijn. Sociaal werkers zijn mensen die zich per definitie specialiseren in het doorgronden van de samenleving. Dat doen ze vanuit het aanvoelen dat er iets niet klopt in deze samenleving, dat er onrecht is. Zelfs in de caritatieve wortels van het sociaal werk zat al de gedachte dat onze samenleving niet rechtvaardig was, dat er mensen uit de boot vielen.
Zo kom je bij de sociaal werker als belangenbehartiger.
Inderdaad, er is niets mis met de ‘advocaat’ zijn van mensen. Je spreekt voor de ander, omdat je op de hoogte bent hoe onze samenleving in elkaar zit, omdat je geleerd hebt de wegen in onze maatschappij te bewandelen. Maar daar is een heel groot gevaar aan verbonden: je mag niet de ‘meester’ worden van je ‘cliënten’. Om het in marxistische termen te zeggen: de intellectueel die het allemaal weet vanuit zijn ideologische schema’s en die het woord overneemt van de arme proletariër. Historisch gezien zat heel veel sociaal werk in die hoek: vertrekken van je eigen gelijk, dat mooi verpakken in campagnes en methodieken en dan gaan sensibiliseren. Maar ook al zijn die grote verhalen vandaag weggevallen – er is nog één groot verhaal over: het neoliberale – toch trappen veel progressieven nog steeds in die val.
Wat kan je daar tegenover stellen?
Dat sociaal werk een stap verder moet gaan en radicaal moet uitgaan van het principe van gelijkheid. Wat heel duidelijk iets anders is dan gelijkheid trachten te realiseren. Want dan ga je zoals de marxisten in het verleden analyses en strategieën maken voor de ander. Dan ga je van gelijkheid een doel maken dat in de toekomst moet worden gerealiseerd, waarbij het heden en de mensen van nu louter middelen zijn in functie van die toekomst. In een van zijn boeken stelt Rancière: “De voornaamste vorm van lijden is behandeld worden als een lijdende.” Mensen mogen niet als objecten beschouwd worden. Iedereen is subject en heeft recht op een stem in het maatschappelijke debat. Politiek is democratie en democratie is politiek. Rancière stelt zich daarmee op tegenover heel veel sociologen die mensen vaak a priori in vakjes steken, in sociale klassen of groepen. Mensen vertrekken wel vanuit een bepaalde plaats, maar je kan nooit die plaats voor hen definiëren.
Vanuit die redenering blijft de vraag wat de specifieke rol is van de sociaal werker?
Zijn rol gaat in mijn ogen verder dan ‘advocaat’ zijn. Als pure belangenbehartiger zou hij immers uitgaan van de bestaande ordening in de maatschappij, van een systeem waar ieders belangen netjes omschreven zijn en verdedigd kunnen worden. Sociaal werkers moeten meer doen dan enkel de bekende onrechtvaardigheden proberen herstellen. Verder gaan betekent – nog steeds uitgaande van de absolute gelijkheid tussen mensen – buiten de bestaande kaders denken en handelen. Het betekent proberen zij die uit de boot vallen ertoe te brengen om hun stem te verheffen en deel te nemen aan het democratische debat. Sociaalwerkpraktijken hebben de mogelijkheid om te politiseren vanuit het uitgangspunt van de gelijkheid van iedereen met iedereen. Sociaal werk kan dus kritisch en politiek zijn zonder in een utopie te geloven.
‘Denk buiten de bestaande kaders.’
Dat is geen evidente rol.
Dat klopt, het is een dunne koord waarop de sociaal werker balanceert. Want net zoals het evident is dat een garagist meer weet van auto’s, is het evident dat een sociaal werker meer op de hoogte is van de systematiek van de samenleving. Daarvoor is hij opgeleid, dat is zijn technische kennis. Iets anders is emancipatorische kennis. Het is essentieel dat een sociaal werker gelooft dat een samenleving kan veranderen net door mensen aan het woord te laten. Anders gezegd, dat je als sociaal werker durft inzetten op Rancières uitgangspunt: de absolute gelijkheid tussen mensen. Je kan dit zeer moralistisch en neerbuigend gebruiken, maar als je het heel erg serieus neemt kan het zeker werken. Als docent weet ik het ook beter dan mijn studenten, althans wat mijn vakgebied betreft. Maar dat ontslaat me niet van de plicht om naar hen te luisteren, om hen te stimuleren het woord te nemen.
Met een taakomschrijving waarin staat dat je in de eerste plaats ‘mensen aan het woord moet laten’, heeft de buitenwereld soms de indruk dat een sociaal werker nauwelijks iets doet.
Dat kan zo zijn, maar dan vergeet men hoe moeilijk het is om die belanghebbende die vaak in de problemen zit, als gelijke te benaderen. En ook hoe moeilijk het is om hem of haar zover te krijgen zijn of haar stem te verheffen.
‘In veel projecten is de stem van de belanghebbenden al ingebouwd.’
Nieuw is die houding natuurlijk niet.
Zeker niet. In veel sociale projecten is het respect voor de stem van de belanghebbenden al lang ingebouwd. Sommige organisaties kan je Rancièriaans noemen zonder dat ze Rancière ooit gelezen hebben. Ik denk bijvoorbeeld aan het ontstaan van patiëntenverenigingen. Het zou een grote fout zijn om te miskennen dat iedereen in staat is om het eigenbelang te overstijgen en mee te denken over de samenleving, ook al vertrekt dat nadenken vanuit een persoonlijk aanvoelen van onrecht. Rancière herleidt democratie uitdrukkelijk niet tot het opkomen voor je eigen belang. Dat daarentegen om het even wie – dus ook de onbevoegde – mag spreken, kan leiden tot een wijziging van ‘le sensible’ in een samenleving. Daarmee verwijst hij naar gevoeligheden die komen bovendrijven door het optreden van mensen, sociaal werkers en anderen. Ecologie, gelijke rechten voor homo’s of dierenrechten zijn stuk voor stuk voorbeelden van gevoeligheden die de laatste tientallen jaren in het democratische debat binnengebracht zijn door heel veel mensen.
‘Politiek wordt vervangen door goed bestuur.’
Heb je ook de indruk dat in de huidige maatschappelijke context de ruimte om politiek te werken eerder afneemt dan toeneemt?
Het minste wat je kan zeggen is dat er een strijd bezig is om die ruimte te beperken. Men wil ons laten geloven dat we in een postpolitiek tijdperk leven, waarin politiek vervangen is door ‘goed bestuur’. Om het met Rancière te zeggen: men gaat ervan uit dat de democratie in wezen gerealiseerd is. Waardoor ieders rol vastligt. Burgers hebben als enige taak het kiezen van politici. Waarna die beroepspolitici aan de slag kunnen om plannen te ontwikkelen en te besturen. De rol van het middenveld – en dus ook van sociaal werkers – is niet om zich nog te bemoeien met die politieke keuzes, maar om ze uit te voeren. Volgens deze opvatting hebben sociaal werkers geen ‘politieke’ taak. Ze implementeren het beleid, hoogstens kunnen ze een aantal tekortkomingen in het sociaal beleid signaleren aan hen die voor deze zaken wel bevoegd zijn.
Vandaag overheerst het managementsdenken van de overheid en de instrumentalisering van sociaal werk.
Exact. Kijk maar hoe steeds meer sociale taken via tenders uitbesteed worden. Men kiest voor een sociale opdracht organisatie A of bedrijf B, net zoals men voor het aanleggen van een weg de offertes van aannemer A, B en C naast elkaar legt. Kijk ook hoe de voorbije maanden UNIA of de Kinderrechtencommissaris in de hoek gedrumd werden. Hoe allochtonen die niet binnen de lijntjes kleuren opzijgeschoven worden. Nochtans zijn instituten als UNIA door de politiek zelf opgericht. Maar ze worden geacht te spreken binnen de lijntjes die voor hun rol is uitgetekend. Anders gezegd: ze worden geacht voor mensen te spreken, niet om mensen aan het woord te laten. Het huidige beleid verkondigt volop het primaat van de politiek, een idee dat Rancière radicaal doordenkt. Voor hem betekent dit helemaal niet het primaat van de beroepspolitici. Dat zou alleen maar een oligarchie zijn. Primaat van de politiek betekent dat de samenleving enkel en alleen door mensen wordt gemaakt. Dat vereist de inbreng van om het even wie, zonder dat daar een speciale bevoegdheid voor nodig is. Democratie kan dus niet herleid worden tot een systeem van staatsbestuur en politiek niet tot het strijden om en het uitoefenen van macht. Politiek en democratie zijn synoniemen. ‘Aan politiek doen’ is het mobiliseren van het democratische beginsel van de universele gelijkheid. In die zin is ‘aan politiek doen’ a priori een taak van sociaal werk.
‘Politiek en democratie zijn synoniemen.’
Sociaal werkers mogen geen loutere uitvoerders zijn. Maar in de praktijk stellen veel sociale organisaties dat ze weinig aan politiek kunnen doen omdat ze gebonden zijn door convenanten en subsidiereglementen.
Het klopt dat veel organisaties in een machtsverhouding zitten die soms veel en soms weinig ruimte laat. Vaak wordt gewerkt binnen contouren die door de overheid zijn uitgetekend. Tegen de schenen schoppen van diezelfde overheid is dan niet evident. Maar ik denk dat je het breder moet zien. Wij leven gelukkig in een maatschappij waar sociaal werk erkend wordt als een noodzaak en waar nationale, regionale of lokale overheden subsidies geven aan sociale projecten. Ze doen dat omdat ze beseffen dat onze samenleving niet enkel functioneert vanuit recht en wet, dat onze samenleving niet af is. Daarop kan sociaal werk zich beroepen om te ageren. In die zin klopt het argument dat men te weinig autonomie heeft volgens mij niet. Het is gemakkelijk en gevaarlijk om dit te snel te denken. Als sociaal werkers hebben we enerzijds de opdracht om aan de kant te gaan staan van wie uitgesloten is en anderzijds het recht om te spreken, ook al zal dat misschien gevolgen hebben. Daarin ligt het engagement van de sociaal werker en de missie van sociaalwerkorganisaties.
Slotvraag, wat betekent dit naar de opleidingen sociaal werk? Wat hebben sociaal werkers nodig om op die taak voorbereid te zijn?
Om te beginnen een grote kennis van de bestaande politieke en maatschappelijke ordening. Maar zoals ik daarstraks al aanhaalde, moet die technische kennis aangevuld worden met een zeer groot democratisch bewustzijn. Men moet doordrongen zijn van het gelijkheidsidee, men moet geloven dat verandering uit alle mogelijke hoeken kan komen. Er is geen groot verhaal meer als houvast. Er is natuurlijk onrecht en we moeten trachten daar iets aan te doen, maar er zal nooit een definitieve oplossing zijn. Enkel een samenleving die gemaakt wordt door mensen en waaraan alle mensen als gelijken moeten kunnen deelnemen.Dit interview verscheen ook in het cahier ‘Politisering in/van sociaal werk’, uitgegeven door de opleiding sociaal werk van de Arteveldehogeschool in Gent.
Reacties [1]
mooi artikel, alleen denk ik dat we veeleer moeten uitgaan van de gelijkwaardigheid en niet de gelijkheid. Alleen door te vertrekken vanuit gelijkwaardigheid kunnen we het hebben over het respect voor het verschil tussen mensen…
Zeker lezen
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Jongeren over gezond leven: ‘Ook wat ongezond is, kan gelukkig maken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies