OpStap Gent
Vrijdagnamiddag. In een voormalige schooltje in het Gentse stadscentrum hebben zo’n vijftien mensen zich verzameld. Vooraan staat een whiteboard. Daarop alle mogelijke taken voor de komende week. Elke dag is er wel iets te doen: het gebouw poetsen, de keuken bemannen, helpen op de kinderboerderij, op spuitenpatrouille door de stad.
‘Ik spaar voor iets voor mezelf: een tatoeage én een bezoek aan Graspop.’
OpStapper Séba trekt de namen. Wie aan de beurt is, mag een vrij gaatje invullen. Tot twee taken kunnen de bezoekers opnemen, aan vijf euro per uur. Het is een manier om hen opnieuw wat structuur te geven. En om ze iets te laten bijverdienen. Hoe bescheiden ook.
“Alles wat ik hier verdien, zet ik opzij”, zal Natacha (52) me later vertellen. “Ik spaar voor iets voor mezelf: een tatoeage én een bezoek aan Graspop.”
Jobs en contact
Wanneer de taakjes verdeeld zijn, verdwijnen sommige bezoekers opnieuw. Natacha geeft me een rondleiding. Ze wijst me de keuken, de living en de hangplek met darts, computer en pooltafel. Wat verderop de toiletten met douches – “ideaal voor mensen die dakloos zijn” – en de rustige binnentuin. Op de voormalige speelplaats scharrelen nu kippen.
Natacha vertelt dat ze nu al zes jaar op bezoek komt bij OpStap. Soms heel vaak, soms een tijdje niet. “Die jobs zijn voor iedereen belangrijk, maar het is ook meer”, zegt ze. “Ik ben hier omringd door mensen, kan een babbeltje doen.”
Het doet Natacha vooral deugd dat ze met de vaste medewerkers in gesprek kan gaan. “Als ik constant omringd ben met mensen die gebruiken, die vragen of ik iets wil, is het supermoeilijk voor mij. Hier wordt niet gebruikt, er komen ook mensen die clean zijn. Zonder OpStap hing ik nu alleen thuis voor televisie.”
Christiane F.
Natacha toont me foto’s op haar gsm. Op het beeldscherm verschijnen pasgeboren geitjes. “Toen we onlangs gingen helpen op de kinderboerderij, waren de dieren net geboren.” Ze straalt. “Terwijl wij de stallen uitkuisten, sliepen de geitjes rondom ons. Dat is het echte leven. Van mensen daarentegen weet je nooit of ze echt zijn. Misschien is dat wel mijn grootste probleem.”
‘Van mensen weet je nooit of ze echt zijn.’
Ze omschrijft zichzelf als losbandig en sarcastisch. “Maar ik doe me sterker voor dan ik ben.” De echte Natacha krijgen maar weinig mensen te zien. Zonder drugs was ze wellicht lerares geworden. Maar het liep nu eenmaal anders. “Als kind al dronk ik alcohol, op mijn dertiende was ik de eerste keer dronken. Op mijn zeventiende heb ik voor het eerst gebruikt.”
Ze kijkt me aan. “Jij bent te jong om Christiane F. te kennen zeker?” Ik bevestig. “Ik heb haar boek wel drie keer gelezen. Een afschuwelijk verhaal. Maar kijk, toch kon ik er zelf niet aan weerstaan.”
Heroïne
Op haar 22ste werd Natacha een eerste keer opgenomen. Doorheen haar leven doorliep ze verschillende trajecten. “Maar eens thuis kwam ik bij mijn man die nog steeds gebruikte.”
‘Als iemand in de buurt komt met heroïne, ben ik verkocht.’
Na twintig jaar is die man er niet meer. Toch gebruikt Natacha nog. Minder dan vroeger, maar toch. Ze vermoedt dat ze twee mooie huizen had kunnen kopen met al het geld dat ze aan de drugs gespendeerd heeft.
Ze weet niet of ze spijt heeft. Ze weet ook niet hoe ze haar verslaving moet omschrijven. “Men – met de nadruk op ‘men’ – zegt dat het een ziekte is. Maar komt het ook niet uit jezelf? Ik weet het niet. Wat ik wel weet: als iemand in de buurt komt met heroïne, ben ik verkocht. Als ik al het geld van de wereld had, dan zou ik hier niet zitten. Dan was ik nu heroïne aan het gebruiken.”
Peptalk
Het zal voor altijd zijn, denkt Natacha. Ze kan niemand beloven dat ze ooit volledig nuchter door het leven zal gaan. De stempel zal ook altijd blijven. Als ze in een ziekenhuis komt, vertelt ze steeds dat ze ooit Hepatitis C heeft gehad. “Je wordt altijd anders bekeken. Dat is beschamend.”
‘Onlangs zei m’n dochter: ‘Je bent goed bezig, mamaatje.’’
Ze valt even stil. Spreekt haar vaste stopwoordjes uit: fuck da. “Covid heeft er ingehakt. Nu is er die oorlog in Oekraïne. Ik vertel mijn verhaal aan jou, en ik denk: ik heb er genoeg van. Soms denk ik ook: ik ben te braaf voor deze wereld.”
En toch zet ze door. Mede dankzij OpStap. “Laatst zei een andere bezoeker: dank voor de peptalk. Als hier jonge mensen aankomen, durf ik ze aanspreken: wil je dan zo’n leven als ik?”
Het doet haar deugd dat ze die erkenning krijgt bij OpStap. Al blijft ze vooral doorzetten voor haar twee kinderen en vijf kleinkinderen. “Onlangs zei m’n dochter: ‘Je bent goed bezig, mamaatje.’ Daar doe ik het voor.”
Foodsavers
Het wordt opnieuw wat drukker in het oude schooltje. Verschillende mensen komen hun ‘foodsaver’ halen. Twee keer per week krijgt wie dat wil een zak vol gezonde voeding. Elders zou dat eten in de vuilbak verdwijnen wegens bijna vervallen.
‘Geweld is hier uit den boze.’
Dimitri (46) laat de drukte aan zich voorbijgaan en speelt rustig darts. Hij is ondertussen zeven jaar clean, vertelt hij. “En ik kom hier graag op bezoek als vrijwilliger. Voor de mensen, maar als ik eerlijk ben: ook voor mezelf.”
Hij is er, slaat babbeltjes. Na 25 jaar gebruiken, weet hij wat het is. “Soms vragen mensen me hoe ik het gedaan heb. Ik durf hen aanspreken op hun gedrag. En tegelijkertijd is er verdraagzaamheid: iedereen doet wat hij wil.”
Toen hij zelf nog gebruikte, ging Dimitri naar gelijkaardige plekken. “Het is vooral belangrijk dat je nog contact kan maken met mensen. Dat je iets te doen hebt, dat je niet moet ronddolen. En dat je op een veilige plek kan zijn. Geweld is hier uit den boze. Wie ruzie maakt, krijgt de deur.”
Goed gedrag en zeden
Dimitri is trots dat hij hier vandaag clean zit. “Na een overdosis stonden mijn twee kinderen naast mijn ziekenhuisbed op intensieve. Ik besefte: dit nooit meer.”
‘Na een overdosis stonden mijn twee kinderen naast mijn ziekenhuisbed op intensieve. Ik besefte: dit nooit meer.’
Hij volgde het hele traject: hij ging naar de therapeutische gemeenschap, vervolgens kwam een tussenhuis. Dimitri ging opnieuw studeren, voor opvoeder. Dat ging prima. Tot hij – ironisch genoeg – een job aangeboden kreeg op zijn stageplek. “En toen moest ik dat ene papiertje tonen: bewijs van goed gedrag en zeden.”
Dankzij zijn drugsdemonen werd Dimitri veroordeeld voor slagen en verwondingen, en inbraak. Naar zijn job kon hij fluiten. Het ene papiertje verhinderde dat hij het andere haalde – geen diploma voor Dimitri. Hoewel hij alle stapjes had gezet, herviel hij. “Maar gelukkig vond ik de kracht om opnieuw te beginnen.”
Laatste plek
Nu de vrijdagmiddag langzaam uitdooft, en de laatste vaste bezoekers in de tuin genieten van een sigaretje, zet ik me in het lokaal van de vijf vaste medewerkers van OpStap. Het project begon zeven jaar geleden met middelen van Binnenlandse Zaken en valt nu onder de Gentse stadsdienst Outreachend Werken.
‘Dit is vaak de laatste plaats die mensen nog hebben.’
De OpStappers bevestigen wat Dimitri en Natacha me al verteld hebben: dat er eigenlijk maar drie regels zijn. Mensen moeten aanspreekbaar zijn, mogen binnen niets gebruiken of verhandelen en geweld is uit den boze.
Wie toch in de fout gaat, mag vertrekken. Maar vooral ook: terugkomen. Tenzij het écht volledig uit de hand loopt, zijn er geen schorsingen. Het zou ingaan tegen het concept van OpStap: de veilige haven zijn voor wie het moeilijk heeft.
“Dit is vaak de laatste plaats die ze nog hebben”, vertelt coördinator Gert Ongenaet. “Door de beperkte voorwaarden en de specifieke doelgroep, proberen we onze werking zo laagdrempelig mogelijk te houden. Door de kleinschaligheid kunnen we mensen voldoende aandacht geven. Vorig jaar bereikten we zo’n 150 mensen.”
Menselijk contact
OpStap draait rond die ene bekende quote van journalist en schrijver Johann Hari: “Het tegenovergestelde van verslaving is niet nuchter zijn. Maar menselijk contact.”
“Heel veel mensen uit deze doelgroep zijn vereenzaamd. Ze zijn met slechts één ding bezig: aan geld en middelen geraken”, aldus Ongenaet. “Er wordt vaak gezegd dat er in dit wereldje geen vriendschappen bestaan, alleen functionele relaties. Dat klopt. Maar we kunnen die dynamiek doorbreken. Het mooiste is dat hier wel vriendschappen ontstaan.”
‘Het gaat om harm reduction. We proberen de kwaliteit van leven een beetje te verhogen.’
Er is het onderlinge contact tussen de mensen, maar ook de taakjes buiten OpStap. Daarmee proberen Gert en zijn collega’s bruggetjes te slaan naar de buitenwereld. Ondertussen gaat het team in overleg met straathoekwerkers, maar ook met andere sociale professionals. Er komt regelmatig een jobcoach over de vloer en iemand van het mobiele team psychiatrie. Maandelijks is er ook een advocaat, voor juridisch advies.
Maar de problemen van deze mensen oplossen: neen, dat zou utopisch zijn. “Wie hier wil komen werken om mensen te redden, is aan het verkeerde adres”, vertelt Ongenaet. “Het gaat om harm reduction. We proberen de kwaliteit van leven een beetje te verhogen.”
Drughulpverlening
Ik vraag de coördinator of hij OpStap beschouwt als onderdeel van de bredere drughulpverlening. Ongenaet is geneigd om neen te zeggen. “Hoewel we uiteraard in alle netwerken zitten en harm reduction gezien wordt als drughulpverlening.”
Zijn collega Bob De Vos, die ons gesprek volgt, vindt dan weer van wel. Hij werkte vier jaar in de therapeutische gemeenschap in Gavere, maar koos bewust voor een nieuwe job bij OpStap. “Zo’n gemeenschap en OpStap liggen mijlenver uit elkaar”, zegt De Vos. “Maar voor mij vallen ze wel allebei onder dezelfde paraplu.”
“De superintensieve begeleiding van zo’n gemeenschap valt niet te vergelijken met OpStap. Hier word je nergens toe verplicht. Hier zwaait de deur open en volgt de vraag: hoe is ’t? Maar ik zie OpStap ook als een vorm van herstel. Mensen zitten hier gewoon in een andere fase.”
Oudere mensen
We mogen onze handjes kussen met de drughulpverlening in Vlaanderen, zegt De Vos. Er is een groot aanbod voor mensen die kampen met verslaving. “Maar toch is er een grote groep mensen voor wie het niet lukt met de klassieke hulpverlening. Voor hen moeten er werkingen als OpStap zijn. Ik beschouw ze als cruciaal voor een samenleving.”
‘Er is een grote groep mensen voor wie het niet lukt met de klassieke hulpverlening. Voor hen moeten er werkingen als OpStap zijn.’
“Je hebt zelf gezien dat ons doelpubliek vooral uit wat oudere mensen bestaat”, pikt Gert Ongenaet in. “Velen hebben al in een therapeutische gemeenschap gezeten. Je zou hen haast kunnen vragen om een vergelijkend onderzoek te doen tussen afkickklinieken.”
De vraag is: wat gebeurt er met de mensen als ze opnieuw uitstromen uit die trajecten? Fysiek afkicken is heftig en intensief, maar heeft het voordeel van de duidelijkheid. Een nieuwe leven opbouwen daarentegen: hoe begin je daar precies aan?
“Wie zo’n gemeenschap dakloos binnengaat, komt er ook dakloos buiten”, zegt Ongenaet. “Mensen komen na een opname opnieuw in dezelfde context terecht. Het leven van iemand met verslaving – hun vrienden, gewoontes, daginvulling – draait om gebruik. Je kan dan wel nuchter uit een opname komen, maar wat als je verder niets anders kent of hebt?”
Multiproblematiek
Eigenlijk, zegt de coördinator, zouden we de tijd en het geld moeten hebben om mensen letterlijk op te pakken en elders neer te zetten. “Maar dat is wellicht niet anders voor psychiatrische ziekenhuizen of gevangenissen.”
‘Het is multiproblematiek. Het gaat om armoede. De wooncrisis. Financiële problemen. Psychische issues. Eenzaamheid. Het is de vraag ook van de kip of het ei.’
Het is ook zo complex. Het is veel te makkelijk om de mensen van OpStap te reduceren tot hun verslaving. Het is multiproblematiek. Het gaat om armoede. De wooncrisis. Financiële problemen. Psychische issues. Eenzaamheid. Het is de vraag ook van de kip of het ei.
Of we mensen te gefragmenteerd benaderen in de hulpverlening, vraag ik. “Neen”, vindt Ongenaet. “In Gent zijn veel initiatieven waar we mensen als geheel blijven zien. Maar neem alleen de woonproblematiek in Gent: die is zo gigantisch dat geen enkele organisatie daarbij kan helpen.”
Geloof en medicijnen
Terwijl we zitten te praten, waait Omar binnen. “Een eeuwigheid geleden dat ik hem gezien heb”, zegt Gert. Het lijkt even opgezet spel, want Omar steekt spontaan de loftrompet af. “Ik wilde jullie na al die jaren nog even komen bedanken.”
‘Dit was gewoon een plek waar ik mocht komen.’
Omar vertelt dat hij al meerdere keren gepasseerd is, maar nooit echt durfde binnenspringen. “Omdat het iets in me triggert.” Maar nu wil hij dus toch merci komen zeggen. En zich nog even excuseren voor wat er ooit fout liep. “Ik ben nu van alles af. Ook van de medicijnen. Die vond ik nog heftiger dan de drugs.”
Zijn geloof heeft hem geholpen, vertelt Omar. Maar OpStap gaf de eerste duw. “Dit was gewoon een plek waar ik mocht komen. Waar ik een koffietje kon drinken, bezig kon zijn.”
Huiselijk gevoel
Na de getuigenissen van Natacha, Dimitri en nu ook Omar is het duidelijk geworden: het gaat bij OpStap om ‘mogen zijn’. En toch wil ik het nog een keer dubbelchecken bij de laatste twee bezoekers: Claudia (48) en Ivan (39).Claudia en Ivan zijn pseudoniemen. Hun echte naam is bekend bij de redactie.Ze zijn stilletjes binnengeglipt en zitten schuchter aan een tafeltje. Hij komt hier al iets meer dan een jaar, zij een maand.
Voor de allereerste keer hebben ze zich opgegeven voor een taakje, zo blijkt. “We zijn benieuwd.” Hun bezoekjes aan OpStap helpen om wat vroeger op te staan, want eigenlijk zijn ze nachtmensen. Dolers ook. “Maar als ik hier kom,” zegt Claudia zonder dat ik ernaar gevraagd heb, “krijg ik een huiselijk gevoel. Zoals vroeger, thuis.”
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies