Verhaal

Op het podium met Dikke Freddy: van geen perspectief naar professioneel acteur

Peter Jan Bogaert

Matthias Peersman (34) heeft autisme en ADD. Dit najaar flankeert hij op het podium Dikke Freddy, het personage dat beroemd en berucht is om zijn spottende schrijfsels aan ministers en notabelen. Dikke Freddy leest in deze theatershow zijn brieven voor. De acteur van het gezelschap Tutti Fratelli kaatst terug met feiten en harde cijfers. “Dikke Freddy is te braaf. De nieuwe generatie pikt al het onrecht niet meer.”

Matthias Peersman

© ID / Maureen De Wit

Tutti Fratelli

We ontmoeten Matthias bij Tutti Fratelli, de sociaal-artistieke werkplaats in hartje Antwerpen. Het was het levenswerk van monument Reinhilde Decleir die in acteur Nico Sturm een meer dan waardige opvolger vond. Spelers en vrijwilligers druppelen binnen, wat volgt is een gezellige drukte. Er wordt gepraat, gelachen, samen gegeten en straks nog gerepeteerd.

‘Autisme en ADD luidde de diagnose na jaren van zoeken.’

Het was ook wennen voor Matthias om in die omgeving vol chaos en prikkels te aarden. Autisme en ADD (Attention Deficit Disorder) luidde de diagnose na jaren van zoeken en worstelen hoe hij zijn volwassen leven kon invullen. Onzeker en verlegen, zo omschrijft hij zichzelf.

Op het eerste gezicht lijkt dat niet te stroken met een leven van een acteur. Extravert op het podium, zonder angst een volle zaal trotseren. Alle blikken gericht op wat je doet en zegt. En toch is dat wat hij is: een speler die volgend jaar afstudeert aan het conservatorium en zich een professionele acteur mag noemen. Terwijl hij nog niet zo lang geleden door een begeleider voor onbepaalde duur op non-actief was gezet.

Andere wereld

“Theater, dat is voor mij een andere wereld”, zegt de Antwerpenaar. “Een veilige en gecontroleerde plek om te onderzoeken en te proberen. Alles wat je daar doet is enkel in functie van het stuk of het script. Er zijn geen gevolgen voor je dagelijks leven. Tegelijk kan je er ook je grenzen aftasten, merken dat je toch dingen goed kunt en die ook toepassen in je leven buiten het toneel. Ik heb nu veel meer vertrouwen dan vroeger. Dit werkt heel erg goed voor mij.”

“En als er een keer iets misloopt – even tekst kwijt of een kostuumwissel die niet vlot – dan blijft dat ook in die ene voorstelling of avond. En dan is het voorbij en niet het einde van de wereld. Dat perspectief heeft me enorm veel rust gegeven.”

Heb je altijd al acteur willen worden? Een jongensdroom?

“Ik heb op school ooit zo’n testje ingevuld: wat wil je later worden? Op één stond variétéartiest, op twee regisseur en op drie leraar. Voor mij klopte dat wel. (lacht) Mijn ouders vertellen me dat ik als kind wel graag ‘showkes’ gaf voor de familie en bekende sterren imiteerde met alle gestes en gebaren erbij. Ik had geen schroom om voor een publiek op te treden.”

“In de humaniora, richting Latijn-Talen, zat ik niet goed in mijn vel. Ik ging niet graag naar school, kon me niet motiveren – ik heb drie keer het vijfde middelbaar gedaan. Het voordeel daarvan was dat ik drie keer de artistieke projectweek heb gevolgd. Toen ging ik wel met volle goesting naar school. Toen zeiden medeleerlingen en leerkrachten al: ‘Dat is echt iets voor u.’ Ik bloeide helemaal open die week.”

Keuze snel gemaakt. Je schreef je in voor het ingangsexamen toneel aan het Antwerps Conservatorium.

“Ja, dat was een ramp. Ik kwam binnen, deed mijn opdracht en normaal stuurt de jury je dan even naar buiten om onder elkaar te delibereren. Of vraagt je nog een bijkomende tekst te brengen als er twijfel is. Bij mij was het meteen duidelijk: ‘Neen, neen’, zeiden ze. ‘Echt niet. Dit is echt niets voor u.’ Ik stond snel weer buiten, een illusie armer.”

‘Wat volgde zijn jaren van lang thuiszitten en begeleiding door VDAB en GTB.’

“Achteraf kon ik het wel plaatsen, ik was ook niet goed voorbereid. Toen was het conservatorium ook niet de meest vooruitstrevende plek die je kon bedenken in het theaterlandschap. Ik had zelf ook weinig met Nederlandse teksten, mijn leefwereld was Engelstalig, door veel naar TV-series te kijken en te gamen. Ik vond het zelf bijna een eer dat ik, als enige van alle kandidaten toen, zo snel was af geserveerd.”

Je had wel niet meteen een alternatief voor ogen.

“Ik wist niet goed wat ik kon en wou doen, ik ben niet de persoon die veel initiatief neemt. Ik blijf soms zitten, omdat ik het niet goed weet wat ik anders kan doen. Wat volgde zijn jaren van lang thuiszitten en begeleiding door de VDAB, die me ook doorverwees naar GTB, het Gespecialiseerd Team Bemiddeling. Zij helpen mensen in kwetsbare situaties om werk te vinden.”

‘Ik wist niet goed wat ik kon en wou doen.’

“Ze hadden vastgesteld dat ik angst had voor het begrip ‘werk’ – wat ook zo was. Dat klinkt misschien belachelijk, maar ik vond werken iets heel erg serieus. Je kunt niet zomaar aan iets beginnen en dan zeggen dat het niets voor jou is. Ik wist ook nooit op voorhand of iets mij zou liggen of niet. Dat was ook het probleem met de opleidingen die ze me aanboden. Ik kon dat volgen, maar mocht dan aanbiedingen niet weigeren. En daarop blokkeerde ik.”

“Via mijn GTB-begeleider ben ik bij ’t Karwei terecht gekomen, dat is een arbeidszorgcentrum binnen de geestelijke gezondheidszorg. Daar kunnen mensen terecht die willen werken maar nergens worden aangenomen. Ze hebben een bakkerij en een tuin waar ze groeten en fruit kweken. Dat was heel rustig werk, maar ik kreeg wel het gevoel dat ik meer aankon.”

Dikke Freddy

Matthias Peersman: “Ze hebben geprobeerd om mij een ICT-opleiding te laten volgen. Want autisme en programmeren, dat gaat goed samen, luidt het cliché.”

© ID / Maureen De Wit

Je kwam er ook in contact met mensen die worstelden met andere problematieken.

“Ja, dat was mijn eerste echte kennismaking. Soms wel heel confronterend. Je ontmoet mensen met een heel duidelijke problematiek en je vraag je af of je ook zo bent. Je leert die mensen beter kennen en ook beter begrijpen. En je staat stil bij je eigen functioneren.”

‘De vraag was waar precies ik op het spectrum zat, maar dat het autisme was: daar twijfelde niemand aan.’

“In die periode ben ik, via GTB, ook onderzocht op mijn arbeidsgeschiktheid. Conclusie was toen dat ik dat wel was, maar altijd wel begeleiding nodig had. Omdat ik zelf een vermoeden had van autisme heb ik me toen ook laten testen.”

De diagnose was duidelijk…

“De vraag was waar precies ik op het spectrum zat, maar dat het autisme was: daar twijfelde niemand aan. (lacht) Ook ADD, aandachtstekortstoornis, is toen duidelijk naar boven gekomen. “

… en voelde het als een opluchting?

(knikt) “Het verklaarde veel dingen. De problemen op school bijvoorbeeld. Bepaalde opdrachten deed ik gewoon niet omdat ik er zo onzeker van werd. Ik kon het ook niet uitleggen. Ik werd daar op aangesproken en vertelde dan dat ik ‘geen goesting had om die taak te maken’, wat natuurlijk de zaak niet vooruit hielp.”

“Nu weet dat ik bevries als ik iets moet doen wat ik niet ken. Letterlijk blokkeren. Bij ’t Karwei moest ik eens afwassen, maar dat had ik nog nooit gedaan in mijn leven. Dus stond ik daar maar wat te staan tot iemand anders het maar in mijn plaats deed. Mijn leven zit vol van dat soort voorbeelden.”

Hoe ben je uiteindelijk bij Tutti Fratelli gekomen?

“Na ’t Karwei ben ik een lange tijd thuisgebleven. Tot mijn moeder zei: ‘Waarom doe je niet iets met toneel, een opleiding of zo. Je deed dat graag’. Bij de VDAB zeiden ze: ‘Ja, maar zou je theater toch niet houden als hobby, we moeten nu zoeken naar een opleiding die vast werk inhoudt.’

‘Ik heb heel veel verschillende begeleiders en sociaal werkers gehad.’

“Ze hebben dan geprobeerd om mij een ICT-opleiding te laten volgen. Want autisme en programmeren, dat gaat goed samen, luidt het cliché. En voor sommige personen met autisme is dat inderdaad een goede match. Maar voor mij werkte dat niet, ik kon echter ook niet zeggen wat precies ik dan wel wou doen.”

“Plots kreeg ik een andere begeleider – ik heb heel veel verschillende begeleiders en sociaal werkers gehad. Zij heeft me voor onbepaalde duur op non-actief gezet. Ik worstel met mijn slaappatroon en leef dan vooral ’s nachts. Als je geen werk of afspraken hebt, waarom zou je dan overdag wakker moeten zijn? Maar dat is een vicieuze cirkel, ik heb dan moeite met afspraken met overdag. Die begeleider had dan geoordeeld dat het geen zin meer had. (stil) Ik werd opzij geschoven, zonder perspectief, zonder toekomstplan.”

Je woont nog bij je ouders. Voor hen was dat toch ook geen makkelijke boodschap?

“Nee. En het probleem is dat dit dit thuiswonen eigenlijk te comfortabel is. Het werkt te goed. (lacht) Mijn moeder is heel bezorgd en betrokken, en daardoor soms te beschermend. Maar het is wel zij die me nog eens heeft aangepord om iets met theater te doen.”

“Even zat ik bij (W)onderweg, een dagcentrum voor personen met autisme en een normale begaafdheid. Dat was een heel rustige plek en ook een tussenstap om tot bij Tutti Fratelli te komen, waar ik sinds een paar jaar nu twee avonden per week naar toe kom.”

Voelde je je hier meteen thuis?

“Ik was zoekende. (lacht) Producties ontstaan hier soms uit improvisatie. Het stuk zelf wordt niet geïmproviseerd, maar het proces ernaartoe verloopt soms heel organisch en dat was even wennen. Ondertussen heb ik aan een paar producties meegewerkt en dat loopt eigenlijk geweldig. Ik doe gewoon mee – ik heb ook geen alternatief plan.”

‘Ik krijg veel complimenten over mijn stem. Misschien is dat wel mijn sterkte en ook wat ik het liefste doe.’

“Het is als een zwembad, zeiden ze me op een dag. Ik bleef in het begin aan de kant staan, wel af en toe mijn teen in het water stekend. Spring dan toch, zeiden ze. Je kan zwemmen. (lacht) Ik ben gesprongen. En toen kreeg ik te horen: ‘Amai, er zit veel in u. Onderschat u zelf toch niet, zo.’”

“Bij Tutti Fratelli zingen we ook vaak, en dat is iets wat me ook heel erg aanspreekt: samenzang. Ook daar krijg ik veel complimenten over, dat ik een mooie stem heb. Misschien is dat wel mijn sterkte en ook wat ik het liefste doe: we zien wel. In ieder geval zit ik nu op het juiste pad. Ik ben blij met wat ik doe.”

En verrassing: je studeert bijna af aan het conservatorium. Hoe is dat gelopen?

“Tijdens de tweede productie zat ik op café met Reinhilde. Ze was het allemaal even beu – geen gezaag rond haar oren. Zo van ‘Nu efkes nie’. (lacht) En plots zei ze tegen me: ‘Maar schat toch, ga nu gewoon eens naar het conservatorium, doe dat gewoon. Je hebt talent zat.’ Ik viel echt achterover. Waarom zou ik? De vorige keer was het met een sisser afgelopen. ‘Je bent nu ouder en wijzer en je hebt al veel bijgeleerd. Het zal wel lukken.’”

En je hebt het ingangsexamen opnieuw gedaan?

“Ja, dezelfde procedure en hier en daar zelfs dezelfde teksten. Ik was nog altijd onzeker, maar was nu wel beter voorbereid. Ik heb getoond wat ik kon. De jury twijfelde dit keer wel wat langer. Binnen en buiten ben ik gegaan. En opnieuw naar binnen voor een bijkomende proef en nog eens en nog eens.”

‘In juni volgend jaar mag ik me een professionele acteur noemen.’

“Finaal heb ik het voordeel van de twijfel gekregen. Het moet echt kantje boord zijn geweest. Ik heb ook iets gezongen voor hen. Dat vonden ze wel goed. Mijn stem deed hen denken aan Wannes Van de Velde, wat ik een geweldig compliment vond.”

“Het eerste jaar was geen evidentie, maar vanaf het tweede jaar is het echt vlot beginnen lopen. Nu hoop ik tegen juni volgend jaar mijn volledige master te behalen. Ik moet enkel mijn scriptie nog afwerken. Finaal zal ik er zes jaar over gedaan hebben, en dan mag ik me een professionele acteur noemen.”

Tutti Fratelli

Matthias Peersman: “Dikke Freddy is te braaf. Deze generatie pikt al dat onrecht niet meer. We moeten veel meer activistisch in het leven staan.”

© ID / Maureen De Wit

Wat een parcours!

“Ja, soms is het moeilijk te vatten. Als ik er op terugkijk zie ik een enorme persoonlijke groei. Op het conservatorium ben ik ook in contact gekomen met een paar jonge studenten en docenten die mijn blik op het theatergebeuren helemaal hebben opengezet. Er is veel aan de gang op dit moment. De jonge generatie wil echt afstappen van de oude regels en tradities, en ook komaf maken met seksisme en racisme dat vaak ingebakken zit in het wereldje.”

Je staat straks op de planken met ‘Dikke Freddy Forever’ – samen met auteur Erik Vlaminck. Ken je je tekst al van buiten?

(lacht) “Neen, nog niet. Het worden korte maar intensieve repetities. Het eindresultaat ligt ook nog niet volledig vast, maar ik heb er vertrouwen in. Ik kijk er echt naar uit. Er zullen brieven worden voorgelezen en mijn rol is om daar commentaar op te geven. Af te komen met feiten en harde cijfers.”

‘Lach de problemen niet weg, maar handel, kom op straat, protesteer. Dan pas zal er echte verandering komen.’

“Ik representeer de nieuwe generatie die kritischer kijkt naar de wereld. Eigenlijk zeg ik tegen Freddy en de samenleving: het zijn mooie verhaaltjes die je daar schrijft, maar een briefje – hoe mooi geschreven ook – zal niet helpen. Kijk naar de cijfers, kijk naar de feiten. En word wakker! Dat is ook het gegeven van woke: lach de problemen niet weg, maar handel, kom op straat, protesteer. Dan pas zal er echte verandering komen.”

Dat is wat je personage zegt. Geloof je dat zelf ook?

(twijfelt even) “Eigenlijk wel, ja. Ik ben in het stuk de nar, de zot, die eigenlijk wel heel wijze dingen zegt. Ja, Dikke Freddy is te braaf. Deze generatie pikt al dat onrecht niet meer. We moeten veel meer activistisch in het leven staan.”

Nog een laatste: je haarstijl is opvallend en was ideaal voor je rol in de vorige productie ‘De Storm’. Een statement? Toch een verwijzing naar Wannes Van de Velde? Herman Brusselmans achterna?

“Neen, niets bijzonders. (lacht hartelijk) Ik had het laten groeien om mijn lokken te kunnen doneren voor het goede doel. Binnenkort komt de kapper en gaan ze er onverbiddelijk af. Ik verander af en toe wel eens van look. Dat maakt het leven spannend.”

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Dikke Freddy Forever

Erik Vlaminck

Vrijdag | 2023 - verschijnt in oktoberMeer info