We zitten vast
De Griffoen, Mechelen. Normaal gezien verblijven hier dertien jongeren tussen twaalf en zeventien. Vandaag blijven er nog vier over in de leefgroep. Het zijn de tieners die niet naar huis kunnen of mogen. Meer dan een maand zitten de jongeren hier ondertussen in lockdown, en dat weegt.
‘Meer dan een maand zitten de jongeren hier ondertussen in lockdown.’
“Voor mij was het de afgelopen dagen heel zwaar”, zegt de 17-jarige Franco.Sommige namen in dit artikel werden aangepast voor de privacy van de jongeren.“We zitten vast, kunnen niet weg. Ik zit er maar mooi mee. Ik voel me wat eenzaam. Maar goed, misschien heeft iedereen dat nu wel?”
Terwijl we met elkaar praten, zitten twee meisjes op de Playstation. De vierde jongere in de Griffoen slaapt nog. “We proberen onze tijd door te komen”, vertelt Franco. “Ik stuur wat met vrienden, maar heb verder bijna geen contact met de buitenwereld. De begeleiders doen hun best, proberen ons bezig te houden. In de namiddag spelen we een spel, zitten we in de tuin of maken we een wandeling. Ik weet ook niet wat ze anders nog met ons kunnen doen.”
“Van school krijg ik wat online opdrachten”, gaat Franco verder. “Maar eerlijk: ik heb er geen zin in. Ik zit in vijf elektriciteit, maar wilde mijn jaar sowieso opnieuw doen. Ik had al wat achterstand opgelopen. (Zuchtend) Het is wat moeilijk om me te concentreren, laat ik het zo zeggen.”
Ruzies
Toch heeft de situatie iets positiefs voor Franco. “Ik heb opnieuw een beetje beter contact met mijn moeder. Ik denk dat we door het virus allebei wat bezorgd zijn over elkaar. En dat we daarom al eens een berichtje sturen.”
Maar het lockdown-ongemak in de voorziening blijft, natuurlijk. “Het gaat hier niet altijd even goed”, vertelt de tiener. “We zitten altijd bij elkaar, dus er zijn wat frustraties. Voor mij lukt het nog wel, maar ik weet niet voor hoelang.”
Ook de 17-jarige Rania vraagt zich in de Griffoen af hoe lang het nog zal gaan. “Er zijn wel wat ruzies”, vertelt Rania. Ze hoopt momenteel vooral op goed weer. “Zodat we nog van de buitenlucht kunnen genieten en eens met de groep kunnen wandelen.”
“Al dat afstand houden is na een tijdje niet meer plezant. Gewoon een handshake kunnen geven, mis ik al”, vervolgt het meisje. “Ik luister nu wat muziek, zit het meest van mijn tijd in de zetel naar films te kijken. Maar dat wordt saai. Op den duur heb je alles gezien en gedaan, hé.”
Papa knuffelen
Contact met de buitenwereld heeft Rania zoals iedereen nu online. “Ik bel regelmatig met mijn beste vriendin. Ik stuur berichtjes of bel eens met mama en papa. Elkaar zien is geen optie meer. Dat ik papa geen knuffel kan geven, mis ik het hardste. Zelfs wandelen met mijn hondjes kan niet meer.”
‘Dat ik papa geen knuffel kan geven, mis ik het hardste.’
Ook school valt weg. De eerste weken kreeg Rania, die in haar vijfde jaar verzorging zit, geen opdrachten. “De laatste week voor de vakantie wel een paar kleintjes”, zegt ze. “Ik mis het lachen in de klas, het contact op de speelplaats. En ik ben nu vooral bang dat ik mijn jaar opnieuw moet doen. Mijn stage is weggevallen, hoe kan ik die nog inhalen?”
De opstelsom van al die dingen plaagt de jongeren in de Griffoen. “Na een tijdje werkt dat allemaal op uw gevoel”, bevestigt Rania. “Ik voel me een beetje depri. Maar de begeleiders vragen heel vaak hoe het met me gaat, wat ik voel. Het lucht op als ik mijn verhaal echt kan vertellen.”
Nederlands leren
Minor-Ndako, Anderlecht. In leefgroep Minor werken begeleiders met de meest kwetsbare twaalf- tot achttienjarige vluchtelingen. Ook hier zitten acht jongeren in lockdown. Voor de 17-jarige Jamie begon het leven pas en toen stond het plots weer stil. “Life is very boring now”, zijn zijn eerste woorden aan de telefoon. “Het leven is nu heel saai.”
‘Het leven is nu heel saai.’
“Ik kwam eind vorig jaar in België aan”, gaat de jongen verder. “Ik geraakte stilaan gewend aan een nieuw leven: naar school gaan, Nederlands leren, voetballen. En dan is er plots die ziekte: dit kan niet meer, dat mag niet meer. Dat is behoorlijk hard.”
Om de verveling te temperen volgt Jamie een online cursus 3D printen en design. “Ik zit het liefst op mijn kamer. Ik studeer op die online cursus en ook mijn leerkrachten sturen soms opdrachten door om Nederlands te leren. Het is jammer dat alles nu via de computer gaat. Het is niet hetzelfde, ik mis het contact met mijn leerkrachten.”
Te veel doden
“Het positieve is dat ik wat focus vind. Ik lees nu veel, maak me de gewoonte van leren uit boeken eigen”, vertelt Jamie. “Maar het frustreert me ook dat alles stilligt. Ik moet me ervoor beschermen dat ik niet te veel nadenk.”
‘Ik bid dat de dingen snel weer normaal worden.’
Want ook de heisa van het virus weegt op de jongen. “Ik bid dat de dingen snel weer normaal worden: dat ik weer naar school kan, buiten kan sporten. Maar het belangrijkste is dat het opnieuw rustig wordt, dat mensen stoppen met sterven. Want ook dat beangstigt me.”
Jamie is gestopt met nieuws kijken. “Het werd me te veel om dat allemaal te volgen – te veel negativiteit, te veel doden. Zoals in Italië… Dus kijk ik geen video’s meer. Ik wacht en vraag wel aan de anderen wat de Belgische overheid beslist. De dag dat het weer normaal is, zal ik God danken. En het leven nog meer appreciëren.”
Zetel slapen
Niet alleen binnen voorzieningen is het zoeken voor jongeren uit de jeugdhulp. Ook erbuiten zorgt het virus voor problemen. De 17-jarige Britt was op het moment van de lockdown buiten haar leefgroep, en bleef daar ook. Maar ze is haar draad volledig kwijt. “Ik verblijf nu bij mijn vriend. Het virus heeft mijn leven echt veranderd”, zucht Britt.
‘Het virus heeft mijn leven echt veranderd.’
“Ik ben mijn ritme en structuur volledig kwijt, dat vind ik moeilijk. Maar ook het feit dat ik mijn eigen kamer in de leefgroep niet meer binnen kan, stoort me. Ik moet begeleiders vragen om spullen uit mijn kamer te halen. Dat voelt als een inbreuk op mijn privacy.”
Bij haar vriend slaapt Britt momenteel op de zetel. “Eigenlijk is hier geen plaats voor ons”, zegt het meisje. “Ik heb het gevoel dat er niets nog van mij is. Ik heb geen eigen plek, geen eigen spullen. Ik moet me aanpassen aan een ander gezin, terwijl ik dat nooit gewend ben geweest.”
“Ik trok me op aan de structuur in de leefgroep. Mijn ochtendritueel voor school was tot op de minuut berekend. Er is een menu opgesteld voor heel de week, er zijn vaste uren dat we dingen doen. En nu staat niks nog vast.”
Vakantiegevoel
Eens jongeren achttien zijn, worden nieuwe woonvormen gezocht buiten de leefgroep. Abou-Bakr en Silke, beiden achttien, verblijven momenteel in een kleinschalige wooneenheid met andere jongeren. “Voor mij is er niet zoveel veranderd”, vertelt Abou-Bakr. “We mogen geen bezoek meer ontvangen, niet elders blijven slapen. Op stap gaan met vrienden zit er ook niet meer in. Maar ik heb nog wel contact vanop afstand.”
‘Eerlijk: ik ben nu niet echt bezig met school.’
De Genkse tiener wilde de periode eerst bij zijn vriendin overbruggen, maar omdat de lockdown bleef duren, koos hij toch voor zijn eigen kamer. “Ik zit hier nog met één andere jongen. Dat is hetzelfde als voordien”, legt Abou-Bakr uit. “Ik kan sporten en hoef niet naar school. Voor mij voelt het dus een beetje als vakantie. Er komen geen lessen via de computer, ik heb al een paar weken niets meer voor school gedaan. Ik krijg wel mailtjes, soms met oefeningen. Maar die moeten we niet maken.”
“Of ik dan niet bang ben voor mijn diploma? Neen, niet echt. Ik studeer automechanica, maar wil daar eigenlijk niet in verder. Liefst van al ga ik het leger in. Daarvoor moet je alleen je eerste vier jaar middelbaar afgerond hebben. Als het leger niet lukt, dan komt dat diploma natuurlijk wel van pas. Maar eerlijk: ik ben nu niet echt bezig met school.”
Depressie
De achttienjarige Silke verblijft met twee andere jongeren in een huis van het JAC en CAW. Zij lijdt wel onder de veranderingen. “De voorbije weken zijn zwaar tegengevallen”, stelt ze. “Normaal komt de begeleiding twee keer per week langs. Maandag eten en koken we samen. Donderdag is het kuis- of activiteitendag. Maar dat valt nu grotendeels weg.”
‘De voorbije weken zijn zwaar tegengevallen. Ik heb nood aan structuur.’
“Vorig jaar heb ik een depressie gehad, ik heb nood aan die structuur”, vervolgt Silke. “Ik was heel bang dat die depressie opnieuw zou bovendrijven. Maar voorlopig is het nog oké. Ik heb zelf geprobeerd om een nieuw ritme te installeren. Op een vast uur opstaan, een paar uur voor school werken, op bepaalde momenten begeleiders en leerkrachten contacteren.”
Na de invoer van de strenge corona-maatregelen, werden in de jeugdhulp enkele uitzonderingen toegestaan. Zo mogen jongeren die psychisch te hard lijden onder de maatregelen toch nog beperkt contact onderhouden met steunfiguren. “Omdat het echt noodzakelijk is voor mijn welbevinden, mag ik papa gelukkig nog zien. Ik ben heel blij dat hij me dagelijks komt halen. En dat ik nog een keer per week naar de psycholoog kan.”
Opkroppen
Voor Silke zijn die twee hulplijnen noodzakelijk. “Ik voel me niet altijd even goed in dit huis, ben vaak alleen, er is die depressie geweest. Al heel mijn leven woon ik samen met anderen, je moet je altijd aanpassen. En dan sloopt zo’n virus plots je structuur… Ik ben graag buiten, heb mijn bezigheid nodig. Ik voetbal graag, doe mantelzorg voor mama en papa. Als dat wegvalt, begin je dingen op te kroppen, komen er frustraties.”
En dan is er ook geen school meer. “Dat is jammer, al geeft het me ook minder stress. Ik kan mijn opdrachten rustig thuis doen en ik weet dat ik het kan. Dat geeft me vertrouwen. Maar tegelijkertijd denk ik ook: dat het maar snel weer begint. Ik had een geweldige stageplaats. Het zou jammer zijn dat ik mijn zesde jaar verspil door een virus.”
Toch heeft COVID-19 ook een goede bijwerking voor Silke. “Ik studeer verzorging en werk het liefst met ouderen. In de woonzorgcentra zoeken ze mensen. Ik zou het een hele eer vinden om juist nu te kunnen helpen. Het zou ook mooi op mijn cv staan.”
Werk vinden
“Ik ben nu werk aan het zoeken, maar dat is een beetje gedoe. Ik sta volledig in voor mijn eigen onderhoud. Ik krijg een OCMW-loon, mag als student niet te veel bijverdienen. Ik wil werken, ik wil helpen. Ik doe het niet voor het geld, maar zou natuurlijk wel graag sparen voor mijn toekomst. Maar ik moet oppassen dat ik mezelf niet financieel straf. Dat geeft me wel stress.”
“Ik zie heel deze situatie eigenlijk niet meer zitten”, besluit Silke uiteindelijk. “Dus liefst van al zou ik nu aan de slag gaan in een rusthuis. En mensen helpen. Hopelijk vind ik een oplossing. Want als ik kan werken, voel ik me zowel mentaal als fysiek veel beter. Dan zie je een tweede Silke.”
Reacties
Zeker lezen
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies