Donorkinderen
50.000? 60.000? Meer? Er lopen in ons land tienduizenden donorkinderen rond. Maar het exacte aantal kent niemand. Er schort wat aan de transparantie, controle en registratie op anonieme zaaddonatie in ons land.
‘Er schort wat aan de transparantie, controle en registratie op anonieme zaaddonatie in ons land.’
Anke Wesenbeek is één van die tienduizenden donorkinderen. “Ik kwam op mijn achttiende te weten dat mijn papa niet mijn biologische vader is, en ik dus een onbekende biologische vader heb. Maar veel lotgenoten weten zelfs dat niet. De cijfers zijn niet gekend. Omdat niets werd bijgehouden, maar ook omdat de generatie van mijn ouders op het hart gedrukt is niets tegen hun kinderen te zeggen.”
Niet te zeggen dat ze in het ziekenhuis verwekt zijn, zoals Anke het omschrijft. “We mogen niet weten dat we uit de medische wereld komen. Dat we gefabriceerd zijn. Als ik het zo verwoord, roept dat weerstand op. Het klinkt onmenselijk. Maar dat is het voor ons ook. Daarom is het zo moeilijk te vatten dat anonieme zaaddonatie nog steeds aanvaard wordt.”
Onderdanige positie
Twaalf jaar geleden werd Anke verteld dat ze kind van een anonieme donor is. In de spiegel zag ze fysieke kenmerken die ze niet kon thuisbrengen. “Op een bepaald moment krijg je zo’n informatie, en dan je zit daar mee. Het is een gegeven dat je niet kan negeren. Dat zich telkens ongevraagd opdringt.”
Anke omschrijft het als een fundamentele onzekerheid. “Ik kon elke dag familie ontmoeten zonder dat ik het wist. Op straat screende ik mensen. Zou hij familie zijn? Zou ik met haar verwant zijn? Mijn man heeft net als ik blond haar en blauwe ogen… Het is een constante onrust, die je niet zelf gecreëerd hebt, maar waar je wel mee opgezadeld zit.”
Ze bevestigt het snel zelf, om critici voor te zijn: ze heeft een goede jeugd gehad, is blij met haar ouders, voelt zich gelukkig. “Ben ik dan niet blij dat ik gezond ben? Dat ik besta? Elke keer opnieuw krijg je die vraag, word je als donorkind in een onderdanige positie gezet.”
De volledige puzzel
Toen Anke wist dat ze een donorkind is, ging ze op zoek naar lotgenoten. “Om erkenning te vinden. Voor mensen die weten waar ze vandaan komen, is onze behoefte moeilijk te begrijpen. Je krijgt hoogstens oppervlakkig begrip.”
‘Ik ken maar de helft van mijn afkomst, maar wil de volledige puzzel kunnen leggen. Ik heb daar ook het recht toe.’
Maar dat halve begrip wordt snel vertaald in pijnlijk advies. “Ga voort met je leven! Je zal nooit weten wie je biologische vader is! Het is toch ook niet belangrijk? Maar voor mij is het dat wél. Ik ken maar de helft van mijn afkomst, maar wil de volledige puzzel kunnen leggen. Ik heb daar ook het recht toe. Het is niet aan anderen om me bewust van die kennis weg te houden.”
Het triggert haar onrechtvaardigheidsgevoel. Heeft zij in tegenstelling tot alle andere Belgen dan geen recht op kennis van haar echte afkomst? Van haar medische achtergrond? Hoezo kan ze geen rekening houden met genetische afwijkingen? Wat met de gezondheid van haar eigen kindjes? “Ik kan niet begrijpen hoe achteloos er wordt omgegaan met genetisch materiaal.”
Loyaliteitsconflicten
Aan het begin van haar zoektocht richtte Anke met lotgenoten een vzw voor donorkinderen op. Na vijf jaar kwam die tot een einde, wegens te heftig naast een fulltime baan. Maar zo sprak ze het voorbije decennium wel met tientallen donorkinderen. “Ik heb gezien hoeveel leed er is, hoeveel familiegeheimen. Hoeveel kinderen zich abnormaal voelen, of ongewenst opgezadeld worden met een loyaliteitsconflict tegenover hun eigen ouders.”
‘Ik kan niet begrijpen hoe achteloos er wordt omgegaan met genetisch materiaal.’
Niet al die kinderen willen of gaan op zoek naar hun donor. Dat hoeft ook niet, bevestigt Anke. “Maar zij die dat wel doen, zijn niet op zoek naar een vaderfiguur. (Stellig) Ik heb niemand ontmoet die een nieuwe papa zoekt. Of een erfenis wil. Donorkinderen willen alleen weten wat de grond van hun bestaan is. Dat is een héél menselijke, existentiële drang.”
“We doen onderzoek naar onze voorouders in de oertijd, maar ik zou niet één generatie terug mogen? Dat onrecht raakt veel donorkinderen. Ook omdat ze zich schuldig voelen ten opzichte van hun ouders. Want je bent net dat o zo gewenste kind. Het sloopt je.”
Onmenselijk ziekenhuis
Dankzij commerciële DNA-databanken kwam Anke een tijdje geleden met bijna-zekerheid te weten wie haar biologische vader is. We komen er later op terug. Maar in die zoektocht onderging ze verschillende vernederingen. “Zaad doneren wordt vergeleken met een bloeddonatie. Ik kan geen medisch dossier opvragen, omdat mijn verwekking een medische handeling op mijn moeder was. Maar ik ben niet ontstaan uit de kliniek, wel uit een mens van vlees en bloed.”
‘Niemand geeft om het zoekende kind, alleen om de wensouder.’
Het eerste contact bij de Brugse fertiliteitsziekenhuis waar haar ouders dertig jaar geleden hulp zochten, noemt ze onmenselijk. “Als ik een probleem had met mijn situatie, moest ik maar een afspraak maken met de psycholoog, klonk het. Ik heb een psycholoog van het ziekenhuis gesproken, maar zij hebben alleen contact met wensouders. Ik kreeg geen hulp, moest eerder zelf aan voorlichting doen.”
Anke ging uiteindelijk ook in gesprek met fertiliteitsartsen. “Het was onterend. Niemand geeft om het zoekende kind, alleen om de wensouder. Het leed van ouders wordt een medisch probleem dat gecommercialiseerd wordt tot ingekochte zaadcellen en gameten. Waarbij grenzen overschreden kunnen worden als de vraag hoger ligt.”
Alleen verliezers
Anke vat het probleem zo samen: het is makkelijker om empathie op te brengen voor de wensouder, en veel minder voor het onbekende donorkind. Maar, benadrukt ze, ze wil zich niet laten uitspelen tegenover andere mensen. Hoewel dat vaak zo geponeerd wordt, is het niet wensouders versus donorkinderen. “Net integendeel. Want in dit verhaal zijn alleen verliezers.”
‘Het is niet wensouders versus donorkinderen.’
“Natuurlijk weet ik dat wensouders het allerbeste voorhebben met hun kind. Als ik denk aan wat mijn ouders meegemaakt hebben, dan vind ik dat erg. Naast ongelukkige donorkinderen zijn er ook ouders met schuldgevoelens. Ook zij zijn op hun meest kwetsbare moment – toen een diepe menselijke behoefte onvervuld bleef – niet goed geïnformeerd.”
“Mannen hebben dan weer gedoneerd omdat ze niet goed geïnformeerd zijn. Dat ze niet op ons zitten te wachten, zeggen mensen dan. Maar ik kan er ook niet aan doen dat ik besta. De realiteit is dat spermadonoren in ziekenhuizen genetisch materiaal afstaan. Ze kunnen ouders helpen bij het vervullen van hun kinderwens, maar nemen een fundamenteel recht af van de persoon die eruit voorkomt.”
Kinderrechten
Die antwoorden geeft Anke op de vragen die ze telkens krijgt. Maar belangrijker nog vindt ze om in het debat haar eigen vragen te kunnen toevoegen. “Wat met mijn rechten? Heeft een kind geen recht op medische en afstammingskennis? Wat met de kinderrechten van het donorkind? Ik ben een anoniem kind, maar wil dat niet zijn.”
‘Wat met de kinderrechten van het donorkind?’
Ze is stellig: in die discussie is er geen plaats voor vruchtbaarheidsziekenhuizen. “Als het gaat om spermadonaties, zijn fertiliteitsziekenhuizen commerciële organisaties. Je nodigt ook geen tabaksproducent uit bij een discussie over gezondheid. Nu wij onze plek in het debat opeisen, is het niet aan fertiliteitsartsen om hun business af te schermen.”
“Begrijp me niet verkeerd: ik ben heel blij dat ze bestaan. Ze doen goed werk, ze verhelpen veel existentieel leed. Maar bij anonieme spermadonatie gaan ze hun boekje te buiten. Ze zijn op de hoogte van zoekende donorkinderen en ontwrichte families. Willen ze echt het beste voor wensouders? Dan zouden ze hen op z’n minst zo correct mogelijk informeren.”
Commerciële databanken
Momenteel komt het anonieme sperma in ons land uit Denemarken. “De eerste ‘vikingkinderen’ worden nu volwassen, dezelfde problemen stellen zich. De controle en transparantie blijven beperkt.”
‘Bij anonieme spermadonatie gaan artsen hun boekje te buiten.’
Wat Anke betreft is het simpel: anonieme donatie is niet meer van deze tijd. “Onze buurlanden hebben hun wetgeving al aangepast, daar geldt een wettelijk verbod op donoranonimiteit. Door de opkomst van de commerciële DNA-databanken is anonimiteit trouwens niet meer vol te houden.”
Hoe het dan wel zou kunnen? Als de discussie al gevoerd wordt, is ze vaak heftig. “We zullen taboes moeten slopen, open het gesprek moeten aangaan over donatie, kinderwensen, onvruchtbaarheid. Oprecht: ik had zelf een kinderwens, ik voel het leed van wensouders. Maar het probleem verleggen naar het ongeboren kind is geen oplossing.”
Afstammingscentrum
In haar zoektocht naar ondersteuning ging Anke onder meer naar een psycholoog. Lotgenotencontact hielp haar vooruit. Maar vooral bij het Afstammingscentrum vond ze concrete steun. “Daar doen ze echt fantastische dingen.”
‘Door mezelf zo lang onbegrepen te voelen, heb ik geleerd om minder snel te veroordelen.’
“Voor de eerste keer in al die jaren voelde ik dat er echt naar mij geluisterd werd. Ze bieden erkenning, veiligheid. Het is belangrijk dat hulpverleners begrip tonen, zonder oordeel. Als je als donorkind je verhaal durft uit te spreken, zijn daar vele jaren van verdriet en onzekerheid aan voorafgegaan.”
In het Afstammingscentrum is ook plaats voor adoptiekinderen en metissen van de kolonisatie. Wanneer biologische verwanten gevonden worden, helpt het centrum ook met bemiddelen. “Maar ze nemen niet – zoals donorkinderen vaak ervaren – meteen het standpunt van de ander in. Integendeel. De kinderrechten blijven centraal.”
Maatschappelijk werk
Vandaag is Anke hoofdmaatschappelijk werker bij het OCMW van Brugge. “Bij alles wat ik doe, wil ik het perspectief van het kind binnenbrengen. Mijn eigen verhaal heeft me mee gevormd als sociaal werker.”
“Door mezelf zo lang onbegrepen te voelen, heb ik geleerd om minder snel te veroordelen. Om actief te luisteren, te begrijpen waar reacties vandaan komen, om onrechtvaardigheidsgevoel een plaats te geven. Als je vertelt dat je voor een OCMW werkt, hoor je de grootste vooroordelen. Maar in gesprek met mensen weet je pas wat leeft, hoe iets aanvoelt, hoe iemand iets beleeft in een specifieke context. En waar je dan kan ondersteunen, zonder belerend te zijn vanuit je eigen referentiekader.”
Bij het OCMW werkt Anke op activering van mensen met leefloon. Het is een groep mensen die vaak in het vizier genomen wordt. “Maar ik zal altijd op de barricaden staan voor die mensen. Er zijn geen gemakkelijke oplossingen. Maar ik weet wel dat een individuele aanpak en maatwerk meer opleveren dan mensen iets opleggen.”
Het doet haar duidelijk plezier dat ze na haar persoonlijke verhaal ook nog even over haar job kan praten. “Want maatschappelijk werk binnen een OCMW is eerder onbekend, maar onwaarschijnlijk waardevol. Hoe kleine dingen een groot verschil kunnen maken in mensen hun leven… Ik ben mijn hart verloren aan het OCMW. Het is zo’n belangrijke fundering van onze maatschappij.”
Reacties [3]
Ik ken heel wat mensen die verwekt zijn door een anonieme donor. Kinderen die heel welkom zijn door de wensouders. Toch heb ik me steeds afgevraagd hoe gaan die kinderen daar mee omgaan. Ik vond dit een ethische kwestie .Ik ben zeer blij dat deze mensen nu ergens terecht kunnen en dat de anonimiteit van de sperma -donor ernstig in vraag wordt gesteld.
Het is nooit van enige tijd ooit geweest, als je het mij vraagt. Alle problemen die nu opduiken stonden in de sterren geschreven.
Exact. Volledig akkoord Patrick. Er werd weg gekeken van de gevolgen i.f.v. het bedienen van wensouders en het vlotjes draaiende houden van de klinieken. Er waren nochtans vanuit verschillende hoeken vaak waarschuwingen maar tot op vandaag blijft men wegkijken en systematisch rechten afnemen van mensen. Geef donorkinderen hun rechten terug dan er is letterlijk niemand waarvan je rechten afneemt. Intriest!
Zeker lezen
Bijzondere rockband Dreun XL: ‘We werken hard aan inclusie’
Partnergeweld bij ouderen: een onzichtbaar probleem
‘Het is cruciaal om je als sociaal werkers te organiseren’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies