Verhaal

‘Ik ben verslaafd aan geëngageerde burgers en die zijn er meer dan je denkt’

François De Heel

Koen Wynants (43) is zeven op zeven actief in de wondere wereld van de burgerinitiatieven. Hij is oprichter van Commons Lab en werkt in Antwerpen mee aan samentuinen, tuinstraten en een kerkkelder. “Als je mensen wil betrekken, ga dan aan hun deur bellen. Spreek ermee. Nodig hen uit.”

Commons Lab

© François De Heel

Eeuwenoud model

Commons, commoners, de stad als common… je hoort die termen steeds vaker opduiken. Wat betekenen ze? En kunnen we er iets mee in het sociale werkveld?

‘Commons zijn een eeuwenoud concept.’

Ik zit met Koen Wynants in Foyer De Stroming, een sociaal restaurant in de Sint-Andries wijk in Antwerpen. Koen richtte vijf jaar geleden Commons Lab op. De missie is helder: “Ons doel is om van Vlaanderen een commonsgerichte regio te maken, een regio waarin de gemeenschap, in het bijzonder burgercollectieven, een prominente rol opnemen in verhouding tot de overheid en de markt. Commonsgerichte initiatieven zijn de nieuwe wegwijzers in de 21ste eeuw: ze zijn open, duurzaam, fair en democratisch.”

Wynants zijn leven draait rond burgerintiatieven en commons. Nog voor ik de kans krijg een vraag te stellen, steekt hij al van wal: “Veel mensen hebben nooit van commons gehoord, nochtans is het een eeuwenoud concept. Commons heeft dezelfde etymologie als communauté, gemeenschap. Het gaat over wat we delen en beheren als burgers.”

“Collectief handelen door burgers, op eigen initiatief, was lang een gangbare organisatievorm. Het valt noch onder overheidsingrijpen, noch onder het marktdenken van kopen en verkopen en bezitten. Het is als het ware een derde weg.”

Wat zijn voorbeelden uit het verleden?

“In de middeleeuwen had je ‘gemene gronden’ of  ‘commons’ in het Engels. Burgers maakten onderling afspraken over hoe ze die gronden gebruikten, zonder dat het iemands privébezit werd. Dankzij de commons had iedereen, ook de armsten, een plek waar ze konden wonen, waar ze voedsel konden telen of een koe laten grazen.”

Heb je meer voorbeelden?

“Tine De Moor, professor in Rotterdam en een autoriteit wat commons betreft, verwijst naar de gilden en begijnhoven: vaklieden of vrouwen die zich samen organiseerden. In de negentiende eeuw zie je de opkomst van coöperaties en waarborgfondsen: ondernemers of burgers die samen schaalvoordelen realiseren en zich indekken tegen risico’s. Werknemers richten dan weer vakbewegingen op. Telkens gaat het om mensen die volgens hun eigen regels gemeenschappelijke goederen of diensten beheren.”

Waarom is het commons-idee anno 2022 nog relevant?

“Commons kwamen historisch tot bloei in periodes van crisis, als reactie op tekortkomingen van het bestaande systeem. Ook nu zien we dat noch de vrije markt, noch de overheid, erin slagen grote problemen zoals armoede of de klimaatcrisis adequaat aan te pakken. Als gevolg gaan burgers zich organiseren om bepaalde noden in te vullen.”

‘Noch de vrije markt, noch de overheid slagen erin grote problemen zoals armoede of de klimaatcrisis adequaat aan te pakken.’

“Een goed voorbeeld is het Zusters-der-Armenplein in Antwerpen-Noord. Het parkje ligt verscholen achter de omringende gebouwen. Weinig buurtbewoners kenden het want de toegangspoort lijkt altijd op slot. Nochtans gaat het om een groene en publieke ruimte die rust en mogelijkheden biedt in een arme en superdiverse wijk waar nauwelijks groen te vinden is. Die mogelijkheden wou ik aanboren, samen met enkele buren.”

Samentuin Zusters-der-Armenplein, Antwerpen

“Op het Zusters-der-Armenplein knutselen we beetje bij beetje een gemeenschappelijkheid in elkaar.”

© François De Heel

Hoe ging dat concreet in zijn werk?

“We maakten van het plein een common door als burgers een stuk van die ruimte te claimen. We installeerden er compostbakken die omwonenden kunnen gebruiken voor hun groenafval. Er kwam een moestuin waar aardappelen, bonen, aardperen en pompoenen groeien. We vervingen sierstruiken door eetbaar groen zoals wortelen en kruiden. We sloten een ondergrondse ton aan op de regenpijpen. Zo creëren we een meerwaarde voor de buurt, en dragen bij aan het keren van de klimaatcrisis.”

‘Aanvankelijk vroegen we voor alles toestemming aan de stad. Dat heb ik afgeleerd.’

“Het inpalmen van zo’n ruimte ontstaat organisch. Aanvankelijk vroegen we voor alles toestemming aan de stad. Dat heb ik afgeleerd. Er is altijd wel een reden waarom iets niet mag. We houden ook geen vergaderingen. Daar komen de kinderen, de hangjongeren, de ouderen of de Afrikanen die dat plein ook allemaal gebruiken immers niet naartoe. We voeren wel veel informele gesprekken en luisteren naar alle gebruikers. Beetje bij beetje knutselen we zo een gemeenschappelijkheid in elkaar.”

Wat als andere gebruikers van het plein niet akkoord gaan?

“Je bent met mensen bezig, conflicten zijn onvermijdelijk. Vroeger ging ik daarvan lopen. Het was altijd: alles samen, samen, samen! We moeten en zullen consensus bereiken.”

“Ik zie dat nu anders. Je moet het conflict durven aangaan. Tegelijk moet je naar iedereen luisteren, ook als je vindt dat hun standpunt niet redelijk is. Je moet onderzoeken wat achter hun mening of weerstand zit. En je moet tijd nemen. Het duurt jaren voor gemeenschappelijkheid tot stand komt. Dat moet rijpen en groeien. Je moet ook leren relativeren. Als je zoals ik opgroeide in de Kempen tussen rechte zaaibedden en keurige plantrijen, dan moet je misschien aanvaarden dat het ook anders kan.”

Voor de middeleeuwse commons golden afspraken tussen de burgers onderling. Een regel kon zijn dat men koeien mocht laten grazen op de gemene weiden, maar de melk daarvan niet verhandelen. Hoe belangrijk zijn regels binnen de hedendaagse commons-initiatieven?

“Heel belangrijk. In onze samentuin spreken we af wie wat mag zaaien. Oogsten doen we gezamenlijk, niet individueel. Die oogst verdelen we, ook onder buurtgenoten. Soms vindt iemand dat hij meer verdient omdat hij meer heeft gewerkt. Toch overheerst solidariteit: een verdeling op basis van noden en niet in functie van wat je hebt bijgedragen.”

Je was van 2010 tot 2017 bezieler van Antwerpen aan het Woord. Jullie wilden Antwerpse burgers meer betrekken bij het beleid.

“Via Antwerpen aan het Woord ontmoette ik honderden mensen van allerlei slag. Wat ik gevoeld heb is de betrokkenheid bij veel mensen. Ik ben verslaafd geraakt aan dat soort geëngageerde burgers. En ik vind dat er met die betrokkenheid te weinig gedaan wordt.”

‘Ik had het wat gehad met de klassieke participatiemodellen.’

“Ik zie het als een soort diamant. Die ligt daar, als een vorm van sociaal kapitaal, en daar wil ik iets mee doen. Het idee blijft dat we samen in de stad wonen, we delen die stad, we zijn daarin allemaal gelijkwaardig, en samen kunnen we die stad maken.”

“Toch had ik het wat gehad met de klassieke participatiemodellen. Telkens kwamen dezelfde mensen met dezelfde wensen aan het woord, met name de hooggeschoolde witte middenklasse… Dat is het soort inspraak waarin ik niet meer geloof. Op het Zusters-der-Armenplein gingen we ter plekke in gesprek met alle buurtbewoners die er rondliepen. Zo kun je rekening houden met wie je anders nooit hoort.”

Burgerinitiatief

“We bereiken vooral een jonger publiek. Oudere generaties hebben het wat moeilijker met een horizontale, losse structuur. Ze zijn meer gewend aan een strak georganiseerde, hiërarchische manier van beslissen.”

© François De Heel

Is dat voor veel burgerinitiatieven niet het grote probleem, dat ze vooral de witte middenklasse aantrekken?

“Dat is zoeken en proberen. Commons Lab ondersteunt commons-initiatieven in heel Vlaanderen en adviseert: als je mensen wil betrekken, ga dan aan hun deur aanbellen. Spreek ermee. Nodig hen uit. Indien nodig in gebarentaal.”

‘Als je mensen wil betrekken, ga dan aan hun deur aanbellen.’

“Denk ook na over hoe je samenwerkt. In sommige samentuinen is alles gemeenschappelijk. Zo sluit je geïnteresseerden uit die dat moeilijk hanteerbaar vinden. Die groep kun je misschien bereiken door hen elk een eigen stukje van de samentuin te laten beheren, en tegelijk kun je veel gemeenschappelijkheid behouden.”

Zie je een rode draad in wie je wel en niet bereikt?

“We bereiken vooral een jonger publiek. Oudere generaties hebben het gemiddeld wat moeilijker met een horizontale, losse structuur. Ze zijn meer gewend aan een strak georganiseerde, hiërarchische manier van beslissen.”

Veel commons-verhalen zijn zeer lokaal: een samentuin, een tuinstraat, een wijkkrant… Terwijl je droom blijft om op stadsniveau een verschil te maken. Kan dat?

“We hebben ervaring met het beheren van een straat als common. Een gebouw lukt ook, dat doen we met Fundament 2060, een kerkkelder die diverse burgerinitiatieven samen gebruiken en beheren. Een plein kan ook. Buurtbewoners en de Antwerpse groendienst beheerden in de zomer van 2018 een groensculptuur op het De Coninckplein. Een wijk? We hebben een aanzet gegeven in Sint-Andries in Antwerpen, maar dat is nog zoeken.”

Daarmee zitten we nog lang niet op stadsniveau…

“Nee, dat vergt een switch van mindset bij politici en burgers, maar het kan wel. Bologna in Italië is een voorloper. Al bijna tien jaar steunt het stadsbestuur daar burgers bij het creëren van commons in de publieke ruimte. Het stadje Frome in Engeland is ook interessant. Daar verving men partijpolitiek door een nieuw soort gemeenteraad waarbij men rekening houdt met de ideeën van bewoners en die inbreng actief faciliteert.”

Commons Lab

“De centrale vraag is: hoe verdelen we de pot? De bestaande herverdelingsmechanismes werken niet voor iedereen.”

© François De Heel

Valt elke vorm van burgerinitiatief onder de noemer ‘commons’?

“De grens tussen beide is niet altijd duidelijk, maar er is een verschil. Een burgerinitiatief kun je opstarten rond eender wat. Als je ermee stopt, dan stop je ermee. Commons zijn minder vrijblijvend. Als je in je samentuin kippen houdt, dan moet je die verzorgen en blijven verzorgen.”

‘Een burgerinitiatief kun je opstarten rond eender wat. Commons zijn minder vrijblijvend.’

“We houden daar rekening mee bij het ontwikkelen van commons. In het begin kun je nog niet veel engagement verwachten. Als het goed loopt dan groeit dat geleidelijk. In onze samentuin installeerden we pas na enkele jaren een serre, toen we wisten dat we ervan op aan konden dat de groenten daar niet zouden staan uitdrogen.”

In de middeleeuwen vormden de gemene gronden een vangnet voor de armsten. Hebben de huidige commons een rol te spelen in de strijd tegen armoede?

“Dat is mijn droom, maar ik ben nog niet ver gevorderd. De centrale vraag is: hoe verdelen we de pot? De bestaande herverdelingsmechanismes werken niet voor iedereen.”

‘We willen niet in de plaats treden van de overheid. We willen partners zijn.’

“Binnen het commons gedachtegoed bestaan daarvoor tools en denkpistes. Neem de arbeidsvoorwaarden van fietskoeriers. Ze zouden zich kunnen verenigen in een werknemerscoöperatie en gebruikmaken van open source platformen in plaats van de commerciële alternatieven. Dat vergt evenwel dat die koeriers daar zelf tijd insteken, onbetaald, om dat op poten te zetten. Zo ver zijn we nog niet.”

Maar het komt wel?

“We zien in ieder geval meer en meer alternatieven ontstaan voor het commerciële aanbod. Kijk naar FairBnb als alternatief voor AirBnB, de coöperatieve bank NewB, coöperatief wonen via Wooncoop, autodelen met Dégage… Ik beweer niet dat dat volstaat om armoede op te lossen, maar het is wel een niet-winstgerichte filosofie. Je verdeelt op een andere manier.”

Burgerinitiatieven kunnen een alibi vormen om de rol van de overheid terug te dringen. Burgers kunnen en moeten het maar zelf doen…

“Dat is geenszins de bedoeling. Veel noden kunnen niet ingelost worden door de overheid alleen, en evenmin door burgers alleen. Samen slagen we er misschien wel in. Het is niet of-of, het is beide, anders komen we er niet.”

Je wilt samenwerken met de overheid?

“Graag. We hebben als burgers en als commons de overheid nodig. Nu zijn er geen afspraken met de stad over de samentuin op het plein. We worden gedoogd. Fijn, maar de stad kan ons morgen wegjagen. Er bestaat hier geen recht op ‘commonen’ zoals in Bologna.”

Wat houdt dat ‘right to common’ precies in?

“Het is een participatievorm die burgers de mogelijkheid biedt om een stukje stad als common te gebruiken en beheren, in samenspraak met het bestuur en andere burgers. Het lokale bestuur stelt in overleg de criteria op en legt die vast in een reglement. Vervolgens formuleert men per case een samenwerkingsovereenkomst op maat.”

Burgerinitiatief

“Ik zou structureler willen samenwerken met sociaal werkers. De torenhoge sociale noden vragen om concrete remedies zoals woon- en winkelcoöperaties. Dat vergt tijd, energie en expertise. Het slim bundelen van alle middelen is cruciaal.”

© François De Heel

En de bedoeling is dat die initiatieven complementair zijn met wat de overheid doet?

“Inderdaad. Het is zowat het tegenovergestelde van ‘the right to challenge’ dat Vlaams minister Bart Somers wou introduceren. In dat liberale concept dagen burgers de overheid uit en zeggen: hé, wat die of die dienst doet, dat kunnen wij goedkoper. Daar willen we geenszins naartoe. We willen niet in de plaats treden van de overheid. We willen partners zijn.”

Het middenveld probeert ook burgers te betrekken. Hoe kijk jij naar die klassieke middenveldorganisaties?

“Vakbonden en de traditionele socio-culturele verenigingen ontstonden vanuit een coöperatieve gedachte. Dat waren oorspronkelijk commons-initiatieven waarbij solidariteit en delen centraal stonden.”

‘Als je solidariteit wil organiseren, dan heb je zowel sterke als zwakke schouders nodig.’

“Als commons-beweging gaan we graag het gesprek aan. Die toenadering is aan de gang. We hebben trouwens een en ander te leren van hen. Zij zijn er in geslaagd om een machtsbasis uit te bouwen via allerlei economische en politieke vertakkingen. Ik weet niet of dat voor ons de te volgen weg is. Wat ik wel weet is dat we zullen moeten zoeken naar manieren om de huidige initiatieven op te schalen. Het commons-wereldje is nog heel gefragmenteerd, niet gestructureerd.”

En jullie rol in vergelijking met het opbouwerk en het jeugdwerk?

“Ik werk bewust meer outreachend dan vroeger. Ik zou ook structureler willen samenwerken met sociaal werkers. De torenhoge sociale noden vragen om concrete remedies zoals woon- en winkelcoöperaties. Dat vergt tijd, energie en expertise. Het slim bundelen van alle middelen is cruciaal.”

“Daar waar burgerinitiatieven te vaak beperkt blijven tot de middenklasse, focussen sociale organisaties op kwetsbare groepen en hebben ze minder contact met die middenklasse. Nochtans, als je solidariteit wil organiseren, dan heb je zowel sterke als zwakke schouders nodig. Als je wil herverdelen, moet je ook iets hebben om te herverdelen. Een wooncoöperatie oprichten lukt niet met de kwetsbaarste groepen alleen.”

Is ook op dat terrein complementariteit denkbaar?

“Absoluut. We moeten onze netwerken delen en verbinden. In plaats van zelf alle nodige hulp te verstrekken, zou een hulpverlener kunnen proberen een zorgnetwerkje rond zijn cliënt te organiseren, binnen diens eigen omgeving. Daarin kunnen burgers uit de commons-beweging een rol spelen.”

“Het zou mooi zijn als de doelgroepen van de sociale sector en onze burgercollectieven zich beginnen vermengen. Dan kan de solidariteit terug groeien van onderuit. Al wil ik eraan toevoegen dat vrijwilligers het werk van een professionele zorgverlener niet kunnen vervangen. Ik zie het als een aanvulling. Menselijk contact en wederzijdse zorgzaamheid leiden tot een gezondere, warme samenleving.”

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.