Proeftuin
Begin 2023 sloegen de netwerken PANGG 0-18 en Emergo de handen in elkaar voor een proefproject met zogenaamde transitiecoaches, gefinancierd door de FOD Volksgezondheid.
In de Mechelse regio gaan drie transitiecoaches outreachend aan de slag met jongeren met een complexe psychische problematiek. In de regio Antwerpen en de Kempen werd eveneens geld vrijgemaakt voor een gelijkaardig project.
‘Onze eerste vraag is: waar loopt het voor deze jongeren mis?’
Esther Vanhaecke, toegepast psycholoog en verpleegkundige bij het mobiel care team van PANGG 0-18, trok het Mechelse project op gang. Natasja Braeckman, psychiatrisch verpleegkunde voor mensen met een persoonlijkheidsproblematiek bij UPC Duffel, sloot begin 2024 aan. Nu de middelen voor de proeftuin voor een jaar verlengd worden, maken we met hen de balans op.
Kunnen jullie eerst het project even schetsen?
Esther: “We focussen op jongeren tussen 16 en 24 die door de brug van het ene naar het andere zorglandschap moeilijk aanhaken, of onderweg afhaken. Onze eerste vraag is: waar loopt het voor deze jongeren mis?”
“We merkten dat het vaak vastloopt op overgangen: van residentiële naar ambulante zorg, van jeugdhulp naar volwassenenpsychiatrie, maar bijvoorbeeld ook van school naar werk of van het ouderlijke huis naar zelfstandig wonen. Daarom willen wij die overgangen faciliteren.”
Natasja: “In de geestelijke gezondheidszorg is de overstap van jongeren- naar volwassenhulpverlening vaak groot. De wetgeving verandert vanaf 18 jaar, jongvolwassenen krijgen meer verantwoordelijkheid en er wordt anders gewerkt. Denk aan meer autonomie of zelf een hulpvraag formuleren.”
Waar komen de jongeren die jullie begeleiden vandaan?
Esther: “Omdat we geen lapmiddel wilden worden voor wachtlijsten elders, hebben we eerst goed onderzocht hoe we de aanmeldingen willen organiseren.”
‘We merkten dat het vaak vastloopt op overgangen.’
“Vandaag stromen de meeste jongeren door vanuit de jeugdhulp. Al komen er ook aanmeldingen vanuit Centra Geestelijke Gezondheidszorg of psychiatrische ziekenhuizen. De jeugdhulp blijft vaak langer betrokken bij jongeren. Na een opname in de volwassenenpsychiatrie is daarentegen veel minder opvolging, merken we.”
Wat doen jullie als transitiecoaches?
Natasja: “We begeleiden de jongere op maat voor maximum zes maanden. Wat heeft deze jongere, met deze kwetsbaarheid, nodig? En waar kan hij daar best voor terecht? We bieden zelf geen therapie, maar ondersteunen op alle mogelijke levensgebieden. We werken aanklampend en denken out of the box. Als dat nodig is, gaan we bijvoorbeeld mee naar het OCMW of ondersteunen we de schoolloopbaan.”
Kunnen jullie enkele concrete voorbeelden delen?
Natasja: “Het gaat om een heel diverse groep, maar als je mij één voorbeeld vraagt: we hielpen een achttienjarige jongen met zelfmoordgedachten. Hij was daarvoor eerder opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis op een afdeling voor adolescenten. Na zijn ontslag was er weinig opvolging, met slechts om de twee maanden een afspraak bij een psycholoog. De thuissituatie was nog steeds moeilijk.”
‘Hij had aanklampende hulp nodig.’
“We hebben hem frequentere ambulante zorg helpen zoeken en zijn school mee opgevolgd. Ondertussen woont hij alleen. Hij had aanklampende hulp nodig. Iemand die hem soms uit bed zette, mee structuur bood aan zijn dag, grenzen installeerde. Zonder ons was zijn leven opnieuw verwaterd, denk ik, met wellicht opnieuw een opname.”
Esther: “Ik zou graag twee voorbeelden geven, als dat kan?”
Ga je gang!
Esther: “Mijn eerste begeleiding was een meisje van net geen achttien uit de jeugdhulp, met een serieuze rugzak. Ze had een trauma dat ze wilde verwerken, maar vond daar moeilijk gepast zorg voor. Het meisje, maar ook haar jeugdhulpverleners, voelden zich in de steek gelaten. De vraag kwam bij mij terecht. Uiteindelijk hebben we haar, na meer dan een jaar zoeken, bij een mobiel herstelteam binnengekregen. Nu is ze wel verhuisd naar een andere regio, dus kunnen we opnieuw beginnen.”
“De moeilijkheid was vooral de vertaling van de hulpvraag naar concrete hulpverlening. De jeugdhulpverlening zocht in de geestelijke gezondheidzorg naar iemand waar het meisje mee kon ‘babbelen om haar trauma’s te verwerken’. Maar therapie is anders dan babbelen, het verwerken van trauma kan een weerslag hebben. Daarom was een stabiliteit nodig die het meisje aanvankelijk niet leek te hebben. Ik heb de vraag moeten vertalen naar wat ze dan wel nodig had wat de jeugdhulp niet kon bieden.”
‘De moeilijkheid was vooral de vertaling van de hulpvraag naar concrete hulpverlening.’
“Mijn tweede voorbeeld: een jongen van zestien met een ernstige psychose, die al drie gedwongen opnames achter de rug had toen wij betrokken werden. Hij was agressief naar familie en hulpverleners toe, maar na elke collocatie werd hij gewoon weer naar huis gestuurd. Het grote probleem hier was dat deze ernstige problematiek amper voorkomt op die leeftijd. De kinder- en jongerenpsychiatrie wist totaal niet wat ze met die jongen moesten doen. Er zijn ook te weinig plaatsen voor gedwongen opname in de jeugdpsychiatrie.”
Wat hebben jullie daar dan gedaan?
Esther: “Eerst heb ik een psychiater gezocht, maar de medicatieopvolging lukte niet ambulant omwille van de problematiek. Daarna hebben we een vrijwillige opname geprobeerd in de kinder- en jongerenpsychiatrie, maar ook dat lukte niet. Uiteindelijk zijn we uitgekomen bij een gewone procedure gedwongen opname in de volwassenenpsychiatrie.”
“Het was bijna onmogelijk om een plek te vinden waar ze hem wilden opnemen. Voor jongerenpsychiatrie was het te complex, voor volwassenpsychiatrie was hij te jong. Ik heb élke plek in Vlaanderen gevraagd, maar iedereen had een reden om het niet te doen. Uiteindelijk vond ik een plek via een intern professioneel contact.”
Dat is schrijnend. Als het zelfs jou zoveel moeite kost, dan was het voor de ouders…
Esther: “Onmogelijk geweest.”
Natasja: “Een deel van ons is werk is ook de hulpverlening in beweging krijgen.”
Esther: “Ik geloof wel dat iedereen zijn best gedaan heeft. Zeker voor een ziekenhuis is het moeilijk om buiten de lijntjes te kleuren. Overal waar ik aangeklopt heb, is de case besproken, met het idee: we moeten een oplossing vinden voor die jongen. Maar dan overlegt zo’n team intern en komen ze tot de conclusie dat ze wel willen, maar niet kunnen.”
Waar zit de oplossing?
Esther: “Wij kunnen zo’n probleem alleen maar signaleren. Het gaat in dit geval om een handvol jongeren, maar ook voor deze groep moeten we in de toekomst antwoorden vinden. We moeten nu de denkoefening maken: waarom kan een volwassenafdeling nog niets doen? Hebben ze de expertise niet? Zijn ze onzeker? Zijn ze bang dat zo’n jongere te lang blijft hangen?”
‘Een deel van ons is werk is ook de hulpverlening in beweging krijgen.’
“Bedoeling is dat wij telkens zelf leren uit onze begeleidingen. De ervaringen willen we delen met alle betrokken netwerken en vertalen in aanbevelingen naar het beleid.”
Jullie willen de brug vormen tussen jeugd- en volwassenpsychiatrie, maar hoe kan die er concreet uitzien?
Esther: “Neem bijvoorbeeld de crisisteams voor mensen met een acute psychiatrische problematiek. Bij de crisisteams voor kinderen en jongeren moet je je aanmelden voor je achttiende. Voor iedereen boven achttien jaar zijn er andere crisisteams, maar die geven aan niet de juiste expertise te hebben voor een jongvolwassenen. In de jongerenpsychiatrie zijn bovendien een pak minder plaatsen dan in de volwassenpsychiatrie.”
“Daarom proberen we nu om duotrajecten te installeren, waarbij overlap is tussen de twee. Zodat de volwassenhulpverlening bijvoorbeeld kan leren over jongerenproblematieken zoals identiteitsontwikkeling of druk van sociale media.”
Jullie proberen. Maar er is een ‘maar’?
Esther: “De medewerkers zijn mee. Maar dan bots je op beleid. Want hoe regel je dat? Aanmeldingen voor crisisteams voor volwassenen komen via de huisarts, voor jongeren loopt het via een crisismeldpunt. Wie wordt verantwoordelijk? Wie trekt?”
‘Iedereen zoekt naar een oplossing. Maar iedereen kijkt naar elkaar.’
Natasja: “Daarnaast moet er ook meer aandacht zijn voor natrajecten. Sommige psychiatrische ziekenhuizen bieden jongeren die vertrekken enkele maanden nazorg. Op zo’n plek zijn wij overbodig.”
Esther: “Wat trouwens ook speelt, is dat ze in een volwassenensetting vaak niet goed weten hoe ze met de ouders moeten omgaan.”
Jullie zijn dus nodig?
Esther: “Op zich is de hulpverlening er wel. Mijn eerste idee was: we werken met tijdelijke middelen, we maken ons zo snel mogelijk overbodig. Maar zo simpel is het blijkbaar niet.”
Was dat te ambitieus of te naïef?
Esther: “Je voelt overal dat er veel leeft rond dit thema. Iedereen zoekt naar een oplossing. Maar iedereen kijkt naar elkaar.”
Jij hebt ruim 25 jaar ervaring op een volwassenafdeling in het Psychiatrisch Centrum in Duffel, Natasja. Voelde je de gaten vroeger al of zijn je ogen het laatste jaar opengegaan?
Natasja: “We kennen dat probleem al langer. Daarom doe ik ook deze job. Ik was geïnteresseerd in de functie, mijn afdelingsarts heeft me mee gepusht. Daarom ook is het ziekenhuis mee in het project gestapt. Dat betekent toch iets?”
“Op onze afdeling is de gemiddelde leeftijd de laatste twintig jaar zienderogen gezakt. Steeds vaker zagen we mensen van achttien, negentien jaar binnenstromen. Als ze nog net geen achttien waren, durfden wij ons best soepel opstellen. Al vroegen we ons wel af of er niet te snel naar een opname gekeken werd, zeker voor jongeren. Ik verwoord het lelijk, maar zo wordt je psychiatrische carrière ook wel snel gemaakt.”
‘Een opname is vaak goedkoper dan wekelijkse therapiesessies.’
“Ik kan de vraag trouwens zelf niet eenduidig beantwoorden. Voor sommige jongeren is zo’n opname goed, anderen hebben misschien meer baat bij hulp van een mobiel team. Of bij ambulante zorg door een psychotherapeut, maar daar bots je op wachtlijsten en hoge kosten. Een opname is vaak goedkoper dan wekelijkse ambulante trauma- of gedragstherapiesessies. Niet elk gezin kan die kosten dragen. In de Centra voor Geestelijk Gezondheidszorg is begeleiding goedkoper, maar opnieuw: lange wachtlijsten.”
Hadden jullie in de volwassenpsychiatrie veel zicht op het werk in de jeugdhulp, Natasja?
Natasja: “Veel te weinig. Ik wist amper wat de jeugdhulp doet. En voor Esther, die in de jeugdhulp en kinderpsychiatrie gewerkt heeft, was dat net omgekeerd.”
Esther: “Daarom wilde ik van bij het begin iemand uit de hulp aan volwassenen mee aan boord.”
En, is er veel verschil tussen een cliënt van 16 of 26?
Gelijktijdig: “Neen!”
In de sector wordt bijna altijd gewezen op te weinig middelen. Maar als jullie morgen een grote zak geld krijgen, is het probleem dan opgelost?
Eshter: “Wij denken van niet. Blijft de vraag wat dan wél de oplossing is. Wat maakt de blokkades die er zijn zo hardnekkig? Dat onderzoeken we dus.”
Het gaat om een proeftuin. Waar kan dit werk verankerd worden?
Esther: “Als we een meerwaarde willen bieden, zullen we vooral outreachend moeten blijven werken. En als brug functioneren tussen alle ambulante en residentiële zorg die er is. Daar zit een groot gat. Omdat de volwassenpsychiatrie zo gericht is op EPA (een ernstige psychiatrische aandoening, red.), dreigen jongeren met een groot risico op het ontwikkelen van een EPA uit de boot te vallen.”
“Bij EPA gaan we ervan uit dat iemand de ziekte nooit achter zich kan laten. Kan je een jongere al zo’n diagnose geven? Neem je ze op binnen EPA, welke toekomst en hoop geef je dan? Neem je ze niet op, dan neem je het risico dat ze op termijn wel EPA ontwikkelen.”
We kijken graag naar de geestelijke gezondheidszorg voor oplossingen, maar wat met de samenleving? Waarom komen zoveel jongeren vandaag in de problemen?
Natasja: “De druk is enorm toegenomen bij jongeren, denk ik. Ouders hebben vandaag ook een razend druk leven. Daarnaast zijn we – en dat is een positieve tendens – opmerkzamer geworden. Er is meer preventie, in de media wordt het taboe gesloopt. TEJO, Overkophuizen: er is veel hulp voor jongeren, en het is zichtbaar. Maar blijkbaar kunnen we niet alle problemen opvangen?”
‘We zijn nog niet zo lang bezig, toch voelen we dingen verschuiven.’
Esther: “Vergeet ook niet dat de huidige generatie de Covid-pandemie heeft meegemaakt. Wie nu achttien is, had in zijn vroege tienerjaren een tijdlang met niemand contact.”
Tot slot: jullie hebben je kritisch getoond in dit interview. Maar jullie doen dit werk graag, toch?
Esther: (lacht) “Absoluut! Ik vind het ook leuk dat we deze dingen kunnen signaleren.”
Natasja: “Als er niets zou bewegen, zouden we hier niet meer zitten. We zijn nog niet zo lang bezig, toch voelen we dingen verschuiven. Ik merk dat er al meer aandacht is voor het thema, bijvoorbeeld. We worden gevraagd om onze inzichten te delen. We gaan naar overlegmomenten van mobiele herstelteams bijvoorbeeld, we hebben al eens samen een duobegeleiding gedaan. Uiteindelijk wil iedereen in de hulpverlening ook het beste.”
Reacties
Zeker lezen
Een warme tas koffie op een Hartelijke Plek: ‘Geven kan deugd doen’
Vintage kleding, tatoeages, huisdieren: hip als je rijk bent, maar marginaal als je arm bent
‘Wie gaat er voor mijn zus zorgen?’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies