Welke plannen heeft minister Gennez (Vooruit) de komende jaren? Het is een vraag die we al vaak hoorden vallen. We weten dat er extra plaatsen bijkomen in de kinderopvang en wellicht zullen ook elders investeringen volgen. Maar welke veranderingen mogen sociale professionals concreet verwachten?
Benieuwd trokken we naar Brussel om haar zoveel mogelijk van onze vragen voor te schotelen. Niet evident, want met haar brede takenpakket heeft ze veel te zeggen over heel wat thema’s die we op Sociaal.Net brengen.
U bent nu acht maanden Vlaams minister. Wat heeft tot nu toe de meeste indruk op u gemaakt?
“Als minister van Welzijn heb ik het voorrecht een zicht te krijgen op het brede werkterrein van sociale professionals. Het engagement en de energie van deze mensen maken een grote indruk op mij. Ik zie tonnen motivatie om ook in moeilijke omstandigheden toch te zorgen voor elkaar.”
‘Ik wil graag luisteren naar de stem van mensen die elke dag het beste van zichzelf geven.’
“Ik ben iemand die heel gevoelig is voor dat engagement. Ik wil graag luisteren naar de stem van mensen die elke dag het beste van zichzelf geven in de zorg, om te ontdekken wat er beter kan in het beleid.”
“Want ik zie ook mechanismen die het moeilijk maken om dit werk te kunnen doen. Hier wil ik als minister het verschil maken door de juiste randvoorwaarden te creëren zodat sociale professionals blijven ervaren dat ze ertoe doen.”
U hebt veel werk voor de boeg: een jeugdhulpmedewerker liet ons via sociale media weten dat ze een artikel voor Sociaal.Net wilde schrijven over het plaatstekort op haar werkterrein. Maar ze vindt geen tijd om in haar pen te kruipen. Is er voor haar en haar collega’s beterschap op komst?
“De werkdruk is hoog en de wachtlijsten lang. Om dat aan te pakken, zullen stevige bijkomende investeringen nodig zijn. We werken daar heel hard aan: in de jeugdhulp investeren we 120 miljoen extra om de zwaarste druk weg te nemen.”
“Maar er is meer nodig dan het wegwerken van de wachtlijsten. Met alleen meer van hetzelfde, gaan we het niet oplossen. We zitten met een zorgsysteem dat reactief georganiseerd is. We moeten meer inzetten op preventie, sneller ingrijpen voordat problemen escaleren en er intensieve zorg nodig is. Dat is een grote berg werk, maar het is ook gigantisch belangrijk dat we stappen vooruit zetten. Dat ga ik proberen doen met een frisse blik en een helder hoofd, maar met een warm hart.”
Hoe ziet u dat concreet?
“Dat doen we onder andere via het nieuwe interfederaal programma voor perinatale zorg. Dat draait rond ondersteuning en begeleiding van vrouwen die zwanger en kwetsbaar zijn, zodat hun baby’s veilig geboren kunnen worden en zich warm kunnen ontwikkelen. We focussen ons op de eerste duizend dagen, dat begint dus al in de buik. Daarmee geven we een belangrijk maatschappelijk signaal: we laten geen kinderen achter.”
‘We geven een belangrijk maatschappelijk signaal: we laten geen kinderen achter.’
“Maar ook na die duizend dagen moeten we sneller kunnen ingrijpen als we ons zorgen maken over verontrustende gezinssituaties. Dan moet er vanuit de overheid ook een antwoord volgen door nabij te zijn en betere ondersteuning te bieden. We moeten gezinnen versterken via gezinsondersteuning door de Huizen van het Kind, we moeten inzetten op toegankelijke geestelijke gezondheidszorg. Pleeg- en gezinszorg moeten klaarstaan om te voorkomen dat bezorgdheden escaleren. Want als er een crisis is, is het eigenlijk al te laat.”

“We moeten meer inzetten op preventie.”
© ID / Sien Verstraeten
Intussen blijft de druk op crisishulp enorm: in de eerste drie maanden van dit jaar waren er in de jeugdhulp 5.300 crisisaanmeldingen. Helaas was er voor 4 op 10 van deze jongeren geen plaats. Dan zijn de 500 plaatsen die volgens u vrij staan toch niet voldoende?
“Er is natuurlijk meer nodig. Maar we kunnen het ons niet permitteren dat er onbeslapen bedden in de jeugdhulp zijn. Het is niet verdedigbaar dat er kinderen in een cel zitten of in een ziekenhuis moeten slapen omdat er geen plaats zou zijn.”
‘We kunnen het ons niet permitteren dat er onbeslapen bedden in de jeugdhulp zijn.’
“Dat heeft ook te maken met te complexe zorgsystemen waardoor niemand weet of en waar er nog plaatsen beschikbaar zijn. We moeten de toegangspoort vereenvoudigen zodat de toewijzingen transparant gebeuren en er meer kinderen geholpen worden. Het moet perfect mogelijk zijn om met een druk op de knop te weten welke plaatsen bezet zijn, voor hoe lang en waarom, en welke vrij staan.”
In uw beleidsnota lees ik dat ouders ook geresponsabiliseerd moeten worden. Professor Rudi Roose gaf aan dat hij zich daar zorgen over maakt, omdat het sanctioneren van ‘slechte ouders’ enkel averechtse effecten heeft. Hoe kijkt u daarnaar?
“Ik vind dat er niks mis is met het aanspreken van ouders op hun verantwoordelijkheid. Nemen ze die onvoldoende, dan kan je niet vanaf de zijlijn blijven toekijken. Maar ik ben natuurlijk ook een socialiste: naast het aanspreken van ouders op hun verantwoordelijkheid, moet er ook hulp- en dienstverlening klaarstaan om ouders te ondersteunen en versterken. Het is voor mij een en-en-verhaal.”
‘Ik vind dat er niks mis is met het aanspreken van ouders op hun verantwoordelijkheid.’
“Mijn focus ligt op het belang van de kinderen. En hoe meer we kinderen samen met hun ouders kunnen helpen, des te beter. Maar we moeten opletten dat we mensen niet van het kastje naar de muur blijven sturen. Een mens die hulp nodig heeft, heeft geen boodschap aan welk agentschap of departement bevoegd is. In sommige sectoren is iedereen bevoegd, maar niemand verantwoordelijk. Finaal glippen er dan kinderen door de mazen van het net. Dat kan niet.”
We hadden het al even over het personeelstekort in zorg en welzijn. Door de hoge werkdruk hebben jobs in die sectoren geen al te best imago. Welke oplossingen ziet u daar?
“Dat onaantrekkelijke imago is onterecht. Op het terrein voel ik zoveel engagement, zo veel werkvreugde. Maar ik hoor uiteraard ook vragen en frustraties.”
“Laten we meer mannen overtuigen om sociale professionals te worden, bijvoorbeeld in de kinderopvang. Laten we meer mensen die deeltijds werken overtuigen om net die tien procent meer te werken. Dat zou de werkdruk al heel wat verlagen. En we moeten ook inzetten op betere loon- en arbeidsvoorwaarden. We hebben recent kunnen zorgen voor een toeslag op de eindejaarspremie voor het Vlaamse zorgpersoneel, en dat die vanaf nu structureel is vastgelegd. Dat zijn concrete stappen.”
De toenemende vergrijzing maakt dat niet makkelijker: minder zorgpersoneel voor meer zorgbehoevenden. Hoe lossen we dat op?
“Eerst en vooral vind ik dat mensen langer thuis moeten kunnen blijven wonen. Dat is wat veel mensen zelf vragen. We moeten veel vroeger met mensen in dialoog gaan over hoe zij zichzelf ouder zien worden. Welke aanpassingen kan je aan je woning doen? Heb je al een netwerk om je heen? Op wie kan je steunen als het misgaat? Dat potentieel maximaal aanboren, is de eerste opdracht.”
“Daarnaast moeten we zorgen dat er minder verloop van personeel is in woonzorgcentra en dat ze zich verder specialiseren om met bepaalde zorgnoden om te gaan. Ook innovatie en technologische vernieuwing kunnen ons hier helpen.”
“Maar we gaan ook voor elkaar moeten zorgen en onze samenleving inclusiever moeten maken. Dat vertrekt altijd vanuit de buurt waar mensen wonen. Woonzorgcentra kunnen hun expertise en dienstverlening sterker inzetten in een zorgzame buurt. En ook die buurt kan zich verbinden met het woonzorgcentrum door te ondersteunen bij animatie of ontspanning. Die win-win moeten we veel sterker uitwerken.”
U bent ook minister van Armoedebestrijding. Armoede-experts vinden dat het groeipakket en de kinderopvang nog te weinig worden ingezet als hefboom in armoedebestrijding. Hebben ze gelijk?
“Ik ben blij dat dat het groeipakket nu geïndexeerd wordt. Dat is lang niet zo geweest. Daarnaast geloof ik heel erg in de emanciperende kracht van kinderopvang. Vandaar dat we effectief die focus gelegd hebben op kwaliteitsvolle, betaalbare plaatsen. Maar we zetten ook in op innovatieve kinderopvang, waarvan de KOALA-projecten een mooi voorbeeld zijn. Zij werken rond het brede gezin en zetten in op de versterking van mensen in armoede.”
“De strijd tegen kinderarmoede moet je met veel instrumenten en op veel domeinen voeren. Denk aan betaalbaar wonen: een dak boven het hoofd voor elk gezin is de basis van alles. Zonder domicilie of zonder dak, kunnen mensen hun kinderen niet op school inschrijven. Ze kunnen ook geen bankrekening openen. Het is een voordeel dat Melissa Depraetere, Vlaams minister van Wonen, een collega van dezelfde partij is.”
‘Ik weet dat mensen daar wel eens lacherig over doen, maar gezonde voeding op school is belangrijk.’
“En ik weet dat mensen daar wel eens lacherig over doen, maar ook gezonde voeding op school is cruciaal bij armoedebestrijding. Als een kind niet gezond eet, kan het zich moeilijker concentreren. Daarom zetten we in op gezonde maaltijden op school.”
“Als minister van Armoedebestrijding ben je een aanjager. Je moet ervoor zorgen dat elke minister vanuit zijn beleidsdomein mee strijdt tegen armoede. We zijn nu bezig met het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding, dat we samen schrijven met de verenigingen waar armen het woord nemen. Iedereen zal moeten samenwerken, zodat we de dalende armoedecijfers kunnen aanhouden.”

“De strijd tegen kinderarmoede moet je met veel instrumenten en op veel domeinen voeren.”
© ID / Sien Verstraeten
We lezen dat u de persoonsvolgende financiering wil inperken. Dat brengt veel commotie teweeg bij mensen met een beperking. Ze vrezen dat inclusie, zelfregie en vraaggestuurde zorg op losse schroeven komen te staan. Is het inderdaad de bedoeling om de klok terug te draaien richting aanbodgestuurde zorg?
“We willen mensen net meer regie en vrijheid geven. Nu staan sommigen jarenlang op een wachtlijst, zonder hulp of ondersteuning. Het enige wat ze hebben is een brief met daarop een belofte en een bedrag. Maar daar stond niks concreets tegenover. Dat heeft helemaal niet geleid tot meer autonomie of inclusie.”
“We gaan er net voor zorgen dat méér mensen met een handicap rechtsreeks toegang krijgen tot zorg die afgestemd is op hun specifieke noden, en dat meer mensen die dringend persoonsvolgende financiering nodig hebben, die ook sneller zullen krijgen. Daarnaast blijven we conform het VN-verdrag voor personen met een handicap ijveren voor het recht op inclusie. Alle beleidsdomeinen zullen daar hun steentje toe moeten bijdragen. Als minister van Gelijke kansen ga ik daar uiteraard ook op toekijken.”
U bent naast Welzijn, Armoedebestrijding en Gelijke Kansen ook bevoegd voor Cultuur. Is dat een opportuniteit?
“Ja, ik vind dat fantastisch, omdat ik ervan overtuigd ben dat cultuur ook welzijn is. Via cultuur kunnen we mensen een spiegel voorhouden, hun kwetsbaarheid tonen en kunnen we ook ruimte maken voor participatie en inclusie.”
“Een mooi voorbeeld daarvan zijn woonzorgcentra waar ze een muziektherapeut in dienst hebben. Daar waren mensen eerst wat skeptisch over. Maar wat bleek? Mensen met dementie werden heel rustig van muziek. Dat maakte de job van de verzorgenden een stuk lichter.”
‘Ik ben ervan overtuigd dat cultuur ook welzijn is.’
“Die band opzoeken tussen welzijn en cultuur, vind ik heel mooi. Denk ook aan Theater Stap in Turnhout of Stamppot in Mechelen. Initiatieven waar mensen ondanks hun kwetsbaarheid toch kunnen participeren of juist via culturele participatie aan die kwetsbaarheid kunnen werken. Dat hoop ik structureel te verankeren in het cultuur- en welzijnsbeleid.”
En wat met de financiële toegankelijkheid van cultuur?
“Het is als minister van Armoedebestrijding inderdaad ook mijn opdracht om drempels weg te werken zodat iedereen kan participeren. Armoede is niet alleen een financieel verhaal. Het is ook een verhaal van kansen, van kunnen meedoen, van ergens welkom zijn. Daar gaan we zeker aan werken, bijvoorbeeld door verder in te zetten op de UiTPAS.”
In verschillende beleidskeuzes staat het Nederlands centraal. Zo wordt de taalvereiste voor sociaal huren verhoogd. Is dat voor u als minister van Armoedebestrijding geen bron van zorg, aangezien er hierdoor groepen – zoals laaggeletterden – op die manier hun recht op wonen niet kunnen vervullen?
“Dat is zeker een bron van zorg omwille van het feit dat iedereen een dak boven zijn hoofd verdient. Maar een goede kennis van het Nederlands is wel een vorm van emancipatie. Je kunt niet actief zijn in een samenleving als je de taal echt niet snapt. Dus als je een inspanningsverbindenis vraagt aan mensen om de taal te leren, dan kan dat voor mij. Maar sociale rechten zijn evengoed basisrechten, dus die moeten we zeer goed bewaken.”
We blikken even terug op uw voorgangers. Ministers hebben vaak een paradepaardje, iets waar ze mee uitpakken. Denk aan het evidence-based werken van Vervotte, de vermaatschappelijking van Vandeurzen, de zorgzame buurten van minister Beke, Vroeg en Nabij van ministers Beke en Crevits… Wat gebeurt er met die paradepaardjes? Gaat u ze terug op stal zetten?
“We gaan ze niet noodzakelijk terug op stal zetten. Evidence-based werken is voor mij evident. We moeten kritisch durven kijken naar projecten die misschien wel met een goede bedoeling of insteek begonnen zijn, maar waarvan de meerwaarde niet evidence-based is of die onvoldoende kwaliteit bieden. We moeten dan durven zeggen: dat gaan we niet meer doen.”
‘Voor mij gaat het echt over het centraal stellen van mensen in plaats van structuren.’
“Het is de opdracht van een minister om aan de sector te laten weten waar we binnen tien jaar willen staan en welk traject we willen volgen. Dat lukt niet door in te zetten op losse projecten en te zeggen: we zien daarna wel weer verder.”
“Mijn paradepaardje zijn de mensen voor wie we zorgen of die zorg bieden. Voor mij gaat het echt over het centraal stellen van mensen in plaats van structuren. Iedereen heeft ooit in zijn leven zorg of hulp nodig. Dat weten we. Laten we elkaar er dan ook van verzekeren dat we om elkaar geven en er voor elkaar zijn. En we moeten de mensen die die zorg of hulp bieden, ondersteunen om dat op een manier te kunnen doen die voor hen waardevol en draaglijk is.”
Ik kan me voorstellen dat het niet evident is om als socialistisch minister in de coalitie met andere partijen voor elkaar te krijgen wat je graag zou willen. Is dat part of the job? Of is dat toch moeilijker dan gedacht?
“Dat is elke dag opnieuw heel hard werken en heel hard opkomen voor de mensen op het terrein. Ik had natuurlijk graag meer dan 14 procent van de stemmen gehaald, dan weeg je nog zwaarder. Maar we strijden hard voor het beste resultaat in zorg en welzijn..”
“En het is natuurlijk vaak makkelijker of comfortabeler om te roepen vanaf de zijlijn. Maar ik denk toch als je één kind kunt helpen of je hebt ervoor gezorgd dat één kwetsbare mama haar leven weer op het spoor krijgt, dat je meer en beter je werk doet dan alleen maar te roepen dat het anders moet.”
Wat wilt u aan het einde van uw legislatuur absoluut bereikt hebben?
“Meer en betere zorg voor meer mensen. Of ze dan op zoek zijn naar kinderopvang of op zoek zijn naar een plek in de jeugdhulp of op zoek zijn naar zorg als iemand met een beperking. Dat moet toch de opdracht zijn van de minister van Welzijn. Meer mensen helpen en de mensen op het terrein versterken om dat te kunnen bereiken.”
Reacties [4]
Wat met het algemeen welzijnswerk? De 2 desbetreffende grootste organisaties worden gewoon niet genoemd in heel deze toelichting.. Nochtans zijn er al heel wat artikels omtrent OCMW’s en de druk daar gepasseerd de laatste tijd.. En CAW’s hebben het ook niet gemakkelijker.. Moeten wij weer op onze honger blijven zitten en rustig verder verdrinken?
Mevr. GENEZ ,
Hier wil ik wel ooenlijk een vraag bij stellen. U schrijft dat we het ons niet kunnen permiteren dat er onbeslapen bedden zijn in de jeugdhulp. Ik beschouw dit als een buitengerechtelijke getuigenis. Is het daarom dat kinderen van ouders onterecht worden weggenomen om geplaatst te worden. Jullie roepen dat er geen plaats is en nu dit?
Heeft dit te maken met de subsidieaffaire waarbij er per geplaatst kind 65000 tot 135 000 euro per jaar wordt uitbetaald aan opgroeien.
Graag had ik hier een antwoord op gehad. Ik sta open voor een open communicatie.
Ik werk als onderrsteuner/teamcoach in de jeugdhulp.De wijze waarop we sollen met kinderen in crisis stoort me mateloos en is een welvarende maatschappij onwaardig. Leegstaande bedden benutten? Ok die oefening mag, maar ga je dat voorleggen aan het kind wiens kamer je daartoe gebruikt? in de hoop dat daar thuis dan niks misloopt in diens context en het weekend gecanceld moet…
We zien sinds de ‘vermaatschappelijking’ van de VAPH sector steeds meer mensen met beperkingen en complexe problematieken residentieel, het zijn enkel zij die nog een plaatsje toegewezen krijgen via allerlei priors… En waar blijft de VAPH? En dan zwijg ik nog over de steeds stijgende uitstoot in het onderwijs.
Een verhoging van het aantal bedden moet, én meer oplossingsgerichte én systemische insteek zoals EKC en SOS voor én na plaatsing , maar dat vergt omscholing én mentalisteitswijziging want we werken naast elkaar, worden uit elkaar gespeeld en propageren lappendekens zoals kort en krachtig.
Als we meer voor de kwetsbaren willen zorgen moeten we meer werken en meer belastingen betalen en DAT ïs logisch ! Geen discusie want ik ben zeer kwetsbaar .