Maatschappelijk kwetsbaar
Jongeren zoals Jordy worden door praktijkwerkers en beleidsmakers uit de jeugdhulp ‘maatschappelijk kwetsbaar’ genoemd. De jongeren zijn zich bewust van die kwetsbaarheid. Ze getuigen over de vele klappen en kwetsingen die ze al incasseerden.
‘Succesverhalen worden zelden onderzocht.’
Maar de term roept ook weerstand op. Jongeren willen meer zijn dan alleen maar ‘maatschappelijk kwetsbaar’. “Het is een etiket, een stempel. Dan gaan ze u ook zo bekijken. En dat is niet fijn. Ge moet u dan extra bewijzen.”De getuigenissen werden verzameld in het kader van het doctoraal proefschrift van Sharon Van Audenhove: ‘Overgang naar volwassenheid: belevingsonderzoek bij jongeren die de bijzondere jeugdbijstand verlaten’, publicatie bij Uitgeverij Boom, reeks ‘Het groene gras’.
Eenzijdig onderzoek
Dat aanvoelen van eenzijdige beeldvorming is terecht. Kijk naar het onderzoek over jongeren in de cruciale overgangsfase tussen het verlaten van de jeugdhulp en het opbouwen van een zelfstandig leven. Dat legt vaak de focus op de moeilijkheden waarmee jeugdzorgverlaters geconfronteerd worden. Verhalen of factoren die van de transitieperiode een succes maken, worden zelden onderzocht.
Bovendien worden vooral hulpverleners en ouders bevraagd over die transitieperiode. De beleving en ervaring van jeugdzorgverlaters, dé experts bij uitstek, wordt te vaak over het hoofd gezien. Hun kennis en ervaringen zijn nochtans essentieel in de vormgeving van jeugdhulp op maat. Toch blijft hun stem vaak achterwege, zowel in onderzoek, praktijk en beleid.
Mijn superheld
Terecht sturen sociale professionals aan op het creëren van voldoende nazorg. Ook jeugdzorgverlaters erkennen het belang van die nazorg. Ze zijn bereid, ook als ze op eigen benen staan, om te luisteren naar tips van hulpverleners.
Hulpverleners moeten dan wel over de juiste attitudes beschikken: betrokkenheid, echtheid, respect en vertrouwen. Vertrouwen is het sleutelwoord voor de jongeren. Het gevoel dat iemand echt wil helpen, respect toont, niet veroordeelt en hoop geeft, is voor de jongeren belangrijker dan de duur of het effect van de hulpverlening.
‘Alles goed met je?’
Nazorg wordt door jeugdzorgverlaters slechts aanvaard als die volgens hen een meerwaarde heeft. Dan komt de persoon van de jeugdhulpverlener opnieuw in het vizier. De beste ‘nazorger’ is de hulpverlener die ze al langer kennen, iemand die bewezen heeft er voor hen te zijn, iemand met wie ze altijd al een ‘klik’ hadden.
“Mijn begeleider is mijn superheld. Hij veroordeelt me niet en hij staat er steeds als ik hem nodig heb, ook nu, één jaar nadat ik de instelling heb verlaten. (…) Hij vraagt ook steeds: ‘Alles goed met je?’ Dat vind ik super. Niet alle begeleiders doen dat. Velen hebben enkel interesse als je iets mispeuterd hebt.”
Bemoei je maar
Deze jongeren erkennen het belang van aanklampende nazorg. Sommige jongeren nemen het woord ‘bemoeizorg’ in de mond. De niet aflatende vasthoudendheid, ook nadat de jongere in eerste instantie duidelijk had gemaakt geen hulp te willen, maakt de begeleider zo speciaal.
‘Jongeren erkennen het belang van aanklampende nazorg.’
Ze onderstrepen het belang van bereikbaarheid, via gsm of Facebook. Het geeft hen gemoedsrust dat ze op hun vertrouwenspersoon kunnen rekenen bij problemen.
“Eerst had ik zoiets van: waarom belt mijn begeleider me nu? Ik ben al drie maanden weg uit die instelling. In het begin heb ik het afgeblokt, maar na een tijdje heb ik dan toch de telefoon opgenomen. Die was zo enthousiast om mij te horen. (…) Ze belt me wekelijks en ik mag steeds bellen als ik me niet goed voel.”
Focus op nazorg
Minimale inspanningen, zoals een wekelijks telefoontje, kunnen al voldoende zijn om het gevoel te hebben er niet alleen voor te staan. Jongeren vinden het een goed idee om die nazorg concreet uit te werken, in samenspraak met hen.
De tijd, flexibiliteit en ruimte die een hulpverlener van zijn organisatie krijgt om te investeren in nazorg, zal mee bepalen hoever de hulpverlener kan gaan. We dagen het beleid graag uit om na te denken hoe ze nazorg structureel kunnen verankeren in het bestaande hulpaanbod.
‘Hoe nazorg structureel verankeren?’
Zolang nazorg niet officieel in het takenpakket, in de werkuren en de registratie wordt opgenomen, blijft het risico bestaan dat nazorg naar de achtergrond verschuift.
Geen tovermiddel
Ondanks de erkenning van de meerwaarde van nazorg, zou het naïef zijn om te stellen dat nazorg alle problemen oplost. Het is geen wondermiddel voor alle moeilijkheden die zich voordoen na vertrek uit de jeugdhulp.
Ook administrateur-generaal van het Agentschap Jongerenwelzijn Stefaan Van Mulders erkent dat er jammer genoeg nog Jordy’s zullen volgen.
Eerlijke beeldvorming
Hier is een belangrijke taak weggelegd voor de samenleving. De aandacht moet ook gaan naar positieve verhalen en succesvolle trajecten. Jongeren met een verleden in de jeugdhulp hebben het gevoel dat ze zich voortdurend moeten bewijzen en strijden tegen vooroordelen. Vanuit een positieve berichtgeving leert de samenleving door een andere bril te kijken.
“Het is niet omdat wij uit de jeugdzorg komen, dat we gedoemd zijn om te mislukken. (…) Maar je hoort in het nieuws alleen maar de jongeren die dakloos zijn of in de gevangenis zijn beland. Het is maar een minderheid hoor. Ik ben daarvan overtuigd.”
Reacties [3]
Hoi ik ben vanessa
Heb jaren doorgebracht in instellingen en by pleeggezin
Ik denk dat het goed is om naar jongeren nog eens langs te gaan het verhaal is soms zo groot dat het diep van binnen veel meer kan gezegt worden ik als jongeren wil er studie voor aan nemen omdat het ook soms is uit studie maar denk vooral dan de jongeren de pijn kunnen zeggen en ook hun zeg of vrijwilligers te gaan opzoeken dien het doorstaan hebben ik vind nie dat het een slechte tyd was ik heb nog altyd contact en praat nogal tyd als ik mee iets zit pleegzorg daar in tegen mag van mij part iets veranderen gr
De zelfhulpgroep ‘Ouders van Geplaatste Kinderen’ heeft zo’n 10 tot 15 jaar geleden tevergeefs geprobeerd om de meerderjarig geworden geplaatste kinderen uit de jeugdhulp te betrekken in hun werking. De ouders waren niet alleen bezorgd om de redenen van de uithuisplaatsing (“Wat had er moeten gebeuren opdat de uithuisplaatsing niet nodig zou geweest zijn,”), maar ook om de nazorg en het herstel van de geschonden relatie met hun kinderen (“Waarom is de afstand tussen ouders en kinderen vergroot tijdens de plaatsing?”). Terwijl de ouders meestal met een beschuldigende vinger naar de jeugdhulp wezen, kregen zij de indruk dat de jongvolwassenen naar de ouders wezen. Dat maakt dat het schuldgevoel van de ouders (“Hebben we genoeg moeite gedaan om zelf ons kind te blijven grootbrengen?”) nog versterkt werd. Het is (trouwens nog altijd) zo dat, eens een uithuisplaatsing opgestart, de ouders aan hun lot overgelaten worden.
Het is pure schande deze artikel .De fouten beginnen al bij de consulenten en jeugdrechters die overal hun eigen aanbelang op toeleggen.Kinderen onrechtvaardig uit huis mag niet benoemd worden en dat de rechten van kinderen te schande mag ook niet benoemd worden.Deze mensen beweren dan wij als ouder nog er zijn terwijl dat wij ons moeten buigen en aanpassen naar de belangen van het jeugdbeleid.De gevolgen voor de kinderen of ouders wordt totaal niet verder bezien en dan zo stempels op ouders en kinderen duwen .Jeugd recht systeem werkt totaal niet in belangen van ouders of kinderen maar in belangen van diensten waardoor er geen inspraak recht van ouder zijn en dat alles draait om die diensten .
Zeker lezen
Ervaringswerker: ‘Ik ben nu minder geneigd om iemand acuut te willen redden’
Bijzondere rockband Dreun XL: ‘We werken hard aan inclusie’
Partnergeweld bij ouderen: een onzichtbaar probleem
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies