Bedelarij
Vroeger kon in België bedelarij en landloperij via een wet uit 1891 worden beteugeld. Deze wet werd in 1993 uit het strafwetboek geschrapt. Sindsdien zijn in het Belgische parlement herhaaldelijk voorstellen tot een herinvoering van het bedelverbod ingediend maar even vaak afgewezen. Bedelen en het beroep doen op de solidariteit van andere burgers is een recht. Wat niet mag en nog steeds strafbaar is, is het aanzetten van personen tot en exploiteren van bedelarij. Als het gaat om minderjarigen en andere kwetsbare personen dan is dat een strafverzwaring.
‘Bedelen is een recht.’
Toch lijkt het erop dat steden en gemeenten dit oude en afgeschafte bedelverbod willen recupereren via de gemeentereglementen en het systeem van de gemeentelijke administratieve sancties, beter bekend als de GAS-boetes. Zo is het in mijn eigen stad Leuven, maar ook in verschillende andere steden en gemeenten, verboden om in een bepaalde perimeter van de binnenstad te bedelen. Volgens de Leuvense politie is dit bedelverbod noodzakelijk omdat bedelen vaak “een dekmantel is om gauw- of winkeldiefstallen te plegen”. Nog volgens de politie houden sommige bedelaars er ook een ”nogal opdringerige, soms zelfs agressieve bedeltechniek” op na. Het gemeentereglement laat toe om, aldus de stad, op te treden tegen dergelijke misbruiken.
Smetvrees
Nochtans heeft de Raad van State, vaak op verzoek van de Liga voor Mensenrechten, al verschillende steden en gemeenten teruggefloten die via vergelijkbare reglementen het bedelen op hun grondgebied wilden verbieden. Bovendien zijn de uitwassen waarover steden en gemeenten het vaak hebben veel beter aan te pakken via de bestaande strafwet dan door het uitschrijven van een geldboete. Steden en gemeenten kunnen wel ingrijpen wanneer het bedelen leidt tot een ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid. Allicht is dat de reden waarom bijvoorbeeld Gent maar ook andere gemeenten het adjectief ‘hinderlijk’ of ‘agressief’ hebben toegevoegd aan hun gemeentereglement. Het bedelverbod is dan niet algemeen, maar enkel voor het bedelen op een hinderlijke, opdringerige of agressieve wijze.
Men kan zich terecht afvragen of het geven van een boete aan een bedelaar een zinvolle sanctie is. Los daarvan rijst ook de vraag of bedelen echt een zaak van openbare orde en veiligheid is? Als dat zo zou zijn, is het dan niet vreemd dat dit hinderlijk bedelen in sommige steden kennelijk alleen een bedreiging vormt wanneer het zich afspeelt in een bepaald deel van de stad? De ‘perimeter’ waarover sprake in Leuven suggereert dat bedelen enkel overlast veroorzaakt in straten in het stadscentrum met een in hoofdzaak commerciële functie. Kortom: veel meer dan een bedreiging van de openbare orde en veiligheid wordt bedelen in onze steden gezien als ongepast en ongewenst. De centra van onze steden staan in het teken van toerisme, consumptie en vermaak.
‘Bedelaars vervuilen het straatbeeld en geven andere burgers een onbehaaglijk gevoel.’
De publieke ruimte wordt ingericht om dat doel te dienen en elke vorm van sociale frictie of storing te weren. Bedelaars, maar bijvoorbeeld ook daklozen, prostituees en tot op zekere hoogte hangjongeren, passen niet in dit schema. Zij gebruiken de publieke ruimte niet op de ‘afgesproken’ manier. In die steriele en smetvrije binnenstad zijn ze niet op hun plaats. Bedelaars vervuilen het straatbeeld en geven andere burgers een onbehaaglijk gevoel. Hoe anders valt te verklaren dat bedelen blijkbaar kwalijker is wanneer het in Gent gebeurt “gebruik makend van dieren”, of in Leuven of Antwerpen wanneer men “door het vertonen van lichaamsgebreken, verwondingen of verminkingen de liefdadigheid van de voorbijgangers of aanwezigen opwekt”. Niet alleen worden onverzorgde of onzuivere elementen uit het stadsbeeld verbannen, men stigmatiseert en criminaliseert de bedelaar ook omwille van zijn anders zijn.
Les yeux des pauvres
Het doet denken aan ‘Les yeux des pauvres’, een binnen de stadssociologie vaak geciteerd gedicht van Charles Baudelaire (1869). In dat gedicht sluiten hij en zijn geliefde een romantisch avondje uit af op het terras van een Parijs café. De perfecte avond, totdat ze ‘gestoord’ worden door de hongerige blikken van een in lompen gekleed drietal “waaruit alleen maar doffe ellende spreekt”. Baudelaire schaamt zich, over hun ”glazen en karaffen groter dan hun dorst”, maar meer nog over de woedeuitbarsting van zijn geliefde: ”Die mensen daar vind ik echt onverdraaglijk met hun ogen als openstaande koetspoorten! Zou je de eigenaar niet kunnen vragen ze weg te sturen?”
Verliest de publieke ruimte, waarin men elke storing of onaangenaam contact in de ogen van een deel van het publiek uitsluit ten nadele van die ‘andere’, niet haar essentieel publiek karakter? De Liga voor Mensenrechten concludeerde terecht dat het uit de stad bannen van maatschappelijk zwakke personen en het straffen van armen via een bedelverbod weinig blijk geeft van solidariteit. Bovendien miskent een stad zo haar eigen stedelijkheid. Ze zet het sociaal beleid en de strijd tegen armoede (bewust) in de schaduw van kortzichtige, repressieve en op uitsluiting gerichte keuzes.
Reacties [3]
Men mag het niet te rooskleurig stellen wat betreft bedelen.Meestal zitten criminele organisaties er achter.Hoe kan het dat een bedelaarster op gehaald wordt met een chauffeur in een Mercedes.
Of een bedelaar die beweert honger te hebben categoriek zijn aangeboden krentenkoek, voor de ogen van de gever in de vuilnisbak deponeert, en geld eist !
Wij mogen daarom niet te naïef daarover doen .
De argeloze gever wordt hier bedot en bedrogen.
In onze huidige sociale maatschappij is bedelen niet meer aan de orde.
Bedelen een recht of voor de echte bedelaar een laatste uitweg?
Waarom kunnen we deze MENSEN niet de weg wijzen naar bestaande hulporganisaties (vzw en / of openbare instelling ) in de buurt. Er bestaat een groot netwerk van organisaties die hun kunnen en willen helpen. Beginnen met het meest noodzakelijke en samen zoeken naar een persoonlijke structurele oplossing. Dat het niet eenvoudig is en dat sommigen niet willen geholpen worden is een feit. Maar een hand reiken kunnen we altijd.
Het is een probleem van onze maatschappij en geen probleem van de overheid alleen. Geld geven, en het geweten is gesust, is zeker geen oplossing. Beroepsbedelarij is ook geen oplossing. Aan drukkingsgroepen die het probleem aankaarten bij de overheid hebben deze mensen nú geen boodschap. Er is dus meer nodig dan praten alleen.
De groep mensen die afglijden in armoede groeit gestaag en er is vaak maar weinig nodig om in een cascade van problemen terecht te komen.
Een vrijwilliger.
Ik las dit artikel omdat ik mezelf als erg sociaal beschouw, en nooit geef aan bedelaars. Mijn belangrijkste argument daarvoor is: het is geen structurele oplossing, ik vind het geen goed idee dat deze of gene bedelaar dit voor de rest van zijn/haar leven moet doen. Laat ons dus eens naar de extremen kijken, dus, ten eerste: een bedelaar op een straathoek krijgt van IEDEREEN iets. Die zal dus goed ‘verdiend’ hebben, en dit zal ongetwijfeld leiden tot meer bedelaars de volgende dagen, maar het punt blijft: geen structurele oplossing. Het is niet omdat je met bedelen 2000 euro netto (= bruto) ophaalt, dat je je zal settelen en meedraaien in de mallemolen die deze maatschappij is, vermoed ik toch..
Het tweede extreem geval: NIEMAND geeft nog aan bedelaars. Gevolg: het bedelen stopt want het is niet leefbaar. Daar is hun probleem uiteraard niet mee opgelost, maar hier moet de algemene solidariteit dus zijn werk doen, misschien best op stedelijk niveau: een deel van mijn stadsbelastingen moeten dus wat mij betreft aangewend worden om IEDEREEN weg te houden van bedelen als optie om te overleven, door het zoeken naar concreet werkbare oplossingen voor deze mensen, wat het ook moge kosten. Om dezelfde reden heb ik problemen met heel wat ‘fundraising’-initiatieven die vaak veel meer beroep doen op persoonlijke vrijgevigheid dan op bijvoorbeeld duurzame ontwikkelingssamenwerking van onze overheden.
Volgens dit artikel is bedelen een recht: hmm, wie zegt dat? De wet, of onze moraal? Het bedelen aanpakken met GAS-boetes is uiteraard nonsens, evenals de argumenten die besturen aanhalen, en ook het werken met perimeters is niks anders dan wegkijken van het probleem.
Dat een stad haar stedelijkheid miskent door bedelaars liever kwijt dan rijk te zijn vind ik wel wat overtrokken: een stad zonder bedelaars is dan minder stedelijk, het hoort er nu eenmaal bij?
Een bedelaar doet me in de eerste plaats denken aan het falen van het systeem waarin we leven, en waar ik op verscheidene manieren tracht aan werkbare oplossingen te werken. Bedelaars aller steden, verenigt u! En dwing samen (met mij en anderen) structurele oplossingen af.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Dikke Freddy aan Marc Coucke, een mens met geldproblemen
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies