Opinie

‘Strafuitvoering in commerciële handen is moreel onverantwoord’

Helene De Vos

“De invoering van transitiehuizen is een positieve ontwikkeling voor het gevangeniswezen. De uitbating van het eerste transitiehuis door G4S is dat niet”, vindt ciminologe Helene De Vos. “Dit laatste deel van de strafuitvoering in handen leggen van een commerciële speler is moreel onverantwoord en dreigt het hele project in diskrediet te brengen.”

transitiehuizen

© Unsplash / Shttefan

Transititehuis

Het is zover. Vanaf 1 september 2019 zullen een vijftiental gedetineerden het laatste deel van hun gevangenisstraf kunnen uitzitten in een transitiehuis. De komst van zo’n transitiehuis is een langverwachte, positieve ontwikkeling voor het Belgische gevangeniswezen.

Het kan de re-integratie van gedetineerden vergemakkelijken, op die manier recidive voorkomen en dus op een duurzame manier bijdragen tot de veiligheid in de samenleving. Dat is geen nieuw inzicht. Al sinds 2005 is de geïndividualiseerde voorbereiding van de re-integratie een van de wettelijke doelen van de gevangenisstraf.

‘Transitiehuizen zijn een positieve ontwikkeling.’

Nochtans weet iedereen die al eens in een Belgische gevangenis is geweest dat dat in de huidige omstandigheden moeilijk of onmogelijk is. Verouderde gebouwen, overbevolking, tekort aan middelen en aan personeel zijn maar enkele van de redenen daarvoor.

Een transitiehuis zou dus een kleine bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van dit fundamentele probleem. Maar nu blijkt dat het transitiehuis uitgebaat zal worden door commerciële speler G4S brengt deze oplossing vooral nieuwe problemen met zich mee.

Betrokkenheid van de samenleving

Op 30 juli 2018 werd een oproep gelanceerd en konden organisaties zich kandidaat stellen voor de uitbating van de twee eerste transitiehuizen, bij wijze van pilootproject. Dat de overheid een deel van haar opdrachten uitbesteedt aan een privé-organisatie hoeft geen probleem te zijn.

Het is ook geen nieuw gegeven: al sinds de negentiende eeuw worden maatschappelijke organisaties en bewegingen gesubsidieerd om overheidstaken als onderwijs, gezondheidszorg en sociaal werk op zich te nemen. Op die manier kon maatschappelijke dienstverlening bottom-up groeien en is er meer voeling met de praktijk, meer maatschappelijke betrokkenheid en stimulans voor engagement.

Vanuit die optiek is het dus logisch om de samenleving ook haar verantwoordelijkheid te laten opnemen in de strafuitvoering. In essentie is de straf immers een maatschappelijke reactie op de schending van fundamentele regels in de samenleving.

‘Met de keuze om het eerste transitiehuis te laten uitbaten door G4S besteedt de overheid een van haar meest fundamentele taken uit aan een commerciële organisatie.’

De betrokkenheid van de samenleving heeft als bijkomend voordeel dat gedetineerden de maatschappelijke dienstverlening leren kennen waarop ze ook na hun straf een beroep kunnen doen. Dat draagt bij tot een succesvolle re-integratie. Dit was uitdrukkelijk de bedoeling bij het pilootproject.

Zo luidde de oproep van 30 juli 2018 dat de gedetineerde het einde van zijn straf moet kunnen doorbrengen in “een aangepaste infrastructuur waar gewerkt wordt rond een aantal principes zoals zelfstandig wonen, werk zoeken, relaties aangaan en opnieuw functioneren buiten beveiligde muren. Anders gezegd: vanuit een filosofie van een inclusief beleid wat de toegankelijkheid van de reguliere maatschappelijke diensten betreft.”

Geen maatschappelijke, wel commerciële organisaties

Dit traditionele pad van het inschakelen van maatschappelijke organisaties werd hier echter verlaten. Met de keuze om dit eerste transitiehuis te laten uitbaten door G4S, samen met Exodus Nederland, besteedt de overheid een van haar meest fundamentele taken uit aan een commerciële organisatie.

‘De keuze is ethisch moeilijk te verdedigen.’

Hier zijn minstens twee fundamentele problemen aan verbonden. Ten eerste is deze keuze op ethisch vlak moeilijk te verdedigen: een deel van de vrijheidsberoving zal nu worden uitgevoerd door een commerciële organisatie. Het gaat hier dus niet om maatschappelijke betrokkenheid, maar om een bedrijf dat winst wil maken met de vrijheidsstraf, de zwaarste straf die een rechter kan opleggen. Dat is moreel onverantwoord.

Winstmaximalisatie in de strafuitvoering: not done

Dat leidt bovendien tot het tweede probleem: ervaring leert dat winstmaximalisatie in deze context tot wantoestanden leidt. Het is niet de eerste keer dat FOD Justitie voor een commerciële partner kiest.

Ook bij de toekenning van de forensisch psychiatrische centra (FPC) bleken financiële criteria meer door te wegen dan kwaliteitscriteria en werden commerciële spelers geselecteerd die hun diensten goedkoper konden aanbieden door op personeel en dienstverlening te besparen.

‘Winstmaximalisatie leidt tot wantoestanden.’

De bezorgdheid die toen geuit werd bleek terecht. De FPC’s zijn op zijn minst gezegd geen succesverhaal. Een blik op het Verenigd Koninkrijk had ons hier trouwens voor kunnen waarschuwen. Ook daar heeft de commercialisering van gevangenissen tot wantoestanden geleid.

Als de federale regering, zoals verwacht mag worden van een performante overheid, haar eigen experimenten met commercialisering degelijk geëvalueerd had maar ook buitenlandse ervaringen grondig had onderzocht, had ze wellicht net als vele anderen moeten besluiten dat commercialisering in dit domein not done is.

Niet tegen transitiehuizen

Niet dat dit een pleidooi is tegen transitiehuizen, integendeel. Iedereen die bekommerd is om het Belgische gevangeniswezen moet blijven ijveren voor transitiehuizen, omdat het een positieve evolutie is richting kleinschalige en op re-integratie gerichte detentie.

Maar net daarom moet met luide stem geprotesteerd worden tegen de commercialisering ervan. Want als transitiehuizen onder invloed van commercialisering een even slecht palmares zullen kunnen voorleggen als andere commercieel uitgebate projecten, dan zou het kind weleens met het badwater weggegooid kunnen worden.

Hiermee is niet gezegd dat dit eerste transitiehuis niet succesvol kan zijn in het voorbereiden van de re-integratie van gedetineerden. Wel dat het uitvoeren van de vrijheidsstraf een overheidstaak is en geen domein voor commerciële spelers.

Reacties [1]

  • Thomas Yvan

    Wij waren ook kandidaat voor een transitiehuis in Ieper, maar niet vanuit een commerciële hoek, maar vanuit een kleine vzw. En we vinden het inderdaad spijtig dat het pilootproject naar een niet-Belgische organisatie gaat die bovendien commerciële doeleinden heeft. Hopelijk wordt de visie die achter de transitiehuizen zit niet uit het oog verloren en is dit ook slechts een begin van kleine detentiehuizen. Namens vzw UIT-stap, Yvan Thomas

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.