Eigenheid onder druk
De grootste bedreiging voor een beroepsgemeenschap is het verlies van haar eigenheid. Haar toekomst wordt meestal niet gehypothekeerd door economische besparingen of structurele hervormingen, maar door het verspelen van een gevoel van eigenheid. Dat stelde de bekende Amerikaanse socioloog Eliot Freidson in 2001 in zijn boek ‘Professionalism. The Third Logic’.Friedson, E. (2001), Professionalism. The Third Logic. On the Practice of Knowledge, Chicago, The University of Chicago Press.De uitdaging voor iedere professie, besloot Freidson, is dan ook het behoud van haar ziel.
‘De eigenheid van het sociaal-cultureel volwassenwerk staat onder druk.’
Dat gaat ook op voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. De grootste uitdaging voor dit socio-cultureel werkveld zijn niet de lopende besparingen, wel het vrijwaren van haar eigenheid want die staat alsmaar meer onder druk.
Zo kondigde de Vlaamse regering bij haar aantreden aan het decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk te willen bijsturen. In haar regeerverklaring legde de Vlaamse regering daarbij de nadruk op het vormen van een samenleving “met een gedeelde collectieve identiteit gebaseerd op een gemeenschappelijke sokkel van waarden”. Hier ziet de regering Jambon een rol weggelegd voor het sociaal-cultureel werk.
Hoewel hierop vanuit het werkveld weinig reactie kwam, ruilde de Vlaamse regering zo het ideaal van inclusie in voor integratie. Ze legde daarmee de basis voor een fundamentele wijziging van de maatschappelijke opdracht voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.
Andere maatschappelijke opdracht
In het huidige decreet wordt die opdracht nog samengevat als: “een betekenisvolle bijdrage leveren aan de emancipatie en dialoog van mensen en groepen én de versterking van een duurzame, inclusieve, solidaire en democratische samenleving.”
Waar dit decreet inzet op het mogelijk maken van dialoog tussen de veelheid aan (sub)culturen in onze samenleving, wil de Vlaamse regering in de toekomst de opdracht van het sociaal-cultureel werk meer enten op een integratielogica. Sociaal-cultureel volwassenenwerk hoort volgens deze redenering niet gericht te zijn op het versterken van mensen en groepen in hun eigen verhaal om van daaruit verbinding met anderen te maken, maar om iedereen op één cultureel ijkpunt te oriënteren.
Waarom bleef een uitgesproken reactie van het werkveld achterwege? Kijken we de kat uit de boom? Of zit het probleem dieper en blijft een reactie uit omdat het sociaal-cultureel volwassenenwerk worstelt met haar verhaal en eigenheid?
Eerder hoe dan waarom
Het valt op dat veel reflecties over de eigenheid van het sociaal-cultureel volwassenenwerk snel praktijkgericht zijn.
Zo begint het onderzoeks- en ontwikkelingstraject Pro2030 van Socius, het steunpunt voor sociaal-cultureel volwassenenwerk, vanuit de vraag welke vorm van agogisch handelen de sociaal-cultureel werker van de toekomst in de vingers moet hebben. De vraag welk maatschappelijk doel de sociaal-cultureel werker voor ogen moet staan, blijft onaangeroerd.
‘Er is een tendens om het sociaal-cultureel werk eerder als methode te benaderen dan als een beroep met een eigen doeloriëntatie.’
Deze eenzijdige benadering is deel van de tendens om het sociaal-cultureel werk eerder als methode te benaderen dan als een beroep met een eigen doeloriëntatie.
Om te kunnen spreken over een beroep, is er nood aan een gedeelde missie. Socius laat dit ook niet helemaal buiten beschouwing. Zo wordt de opdracht uit het decretale kader aangehaald – het bouwen aan een duurzame, inclusieve, solidaire en democratische samenleving – en ook de verwezenlijking van mensenrechten wordt als oriëntatiepunt naar voor geschoven.
Wel voegt Socius er onmiddellijk aan toe dat over de concrete invulling van deze doeloriëntaties geen eensgezindheid is.Jans, M. (2020) Sociaal-culturele praktijken vormgeven, een stiel apart, Socius, Brussel, P. 9-10.Dit maakt het sociaal-cultureel volwassenwerk kwetsbaar. Het kan maken dat anderen deze doeloriëntaties voor de sector zullen invullen, zoals de regering Jambon zich voorneemt te doen.
Bovendien is het bouwen aan een duurzame, inclusieve, solidaire en democratische samenleving geen opdracht die exclusief voorbehouden is aan het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Ook anderen werken hieraan. De vraag waarin het sociaal-cultureel volwassenenwerk zich dan juist onderscheidt, blijft aan de orde.
Niet waardenvrij
Het antwoord zit in wat te vaak onuitgesproken blijft. In het onderzoeksrapport van Pro2030 haalt Socius aan dat sociaal-cultureel werkers vanuit hun expertise een bijdrage leveren aan de zoektocht naar de invulling van zo’n duurzame, inclusieve, solidaire en democratische samenleving. Het zou echter verkeerd zijn om te stellen dat het sociaal-cultureel volwassenwerk dit doet vanaf de zijlijn of zonder waardeoordeel.
De Nederlandse publicist Marcel Spierts schreef in 2014 dat het beroepseigene van het sociaal-cultureel werk net schuilt in “het volgen van bepaalde ‘normen’, ‘standaarden’ en ‘regels’ die voor vakgenoten maatgevend zijn voor een adequate uitoefening” van het beroep.Spierts, M. (2014), De stille krachten van de verzorgingsstaat. Geschiedenis en toekomst van sociaal-culturele professionals, Amsterdam, Van Gennep.
‘De zoektocht naar een gemeenschappelijke grond wordt opgegeven.’
Het sociaal-cultureel volwassenwerk is dus niet waardenvrij. En vanuit die waardenoriëntatie speelt het sociaal-cultureel werk in op bepaalde culturele en maatschappelijke processen, laat het sommige ongemoeid en verzet het zich tegen andere, zoals bewegingen die mensen of groepen uitsluiten.
Net daarom is het voornemen van de Vlaamse regering om het sociaal-cultureel volwassenenwerk ten dienste te stellen van “een gedeelde collectieve identiteit gebaseerd op een gemeenschappelijke sokkel van waarden” een existentiële bedreiging voor dat sociaal-cultureel werkveld.
Ander verhaal brengen
Het sociaal-cultureel volwassenenwerk staat een ander verhaal voor dan dit. Het is dan ook van vitaal belang dat de sector zich manifesteert en laat horen in het politieke en maatschappelijke debat. Als sociaal-cultureel werk dit nalaat, wat het nu te vaak doet, dan geeft ze haar bestaansrecht uit handen en zullen anderen haar eigenheid bepalen.
‘Het eigen voortbestaan kreeg voorrang op het debat over de doelen van het socio-cultureel werk.’
Dit vraagt om een grote oplettendheid van alle sociaal-culturele werkers. Want zoals Eliot Freidson scherp opmerkte, kapen financiële en structurele discussies vaak de aandacht weg.
Het debat over de Vlaamse regeerverklaring is in dat opzicht illustratief. Enkel op het luik rond de subsidiëringsvoorwaarden – de meeste organisaties moesten opnieuw fors besparen – kwam er een uitgesproken reactie. Hoewel het financiële niet mag worden veronachtzaamd, duwt het de gemeenschappelijk basis naar de achtergrond. Het eigen voortbestaan kreeg voorrang op het debat over de doelen van het socio-cultureel werk.
Nochtans is het belangrijk dat het werkveld dit debat wel voert. Want het is een debat over de gemeenschappelijke opdracht van alle organisaties die onder het vaandel van het sociaal-cultureel volwassenenwerk opereren. Het is dit maatschappelijke doel dat de sector eigenheid geeft en verbindt tot een beroepsgemeenschap. Deze gedeelde doelstelling moet niet minder, maar net meer aandacht krijgen.
Uitgangspunten expliciteren
Op een veranderend speelveld en in het bijzonder met andere spelers op dat veld die een zelfde opdracht behartigen (vaak zelfs op dezelfde manier), dient het sociaal-cultureel werk zich duidelijk te profileren en te onderscheiden. De toekomst van het sociaal-cultureel volwassenenwerk is niet afhankelijk van zijn methodische manier van werken, maar van de rol die het in het maatschappelijke debat opneemt.
Daarom moedigt Socius met Pro2030 het werkveld aan om de “eigen uitgangspunten te expliciteren”. De strijd om het behoud van de eigen ziel, begint met te weten waar deze uit bestaat. Het sociaal-cultureel werk moet zichzelf de tijd gunnen en de ruimte nemen om op verhaal te komen, om vervolgens vanuit dat verhaal het debat over zijn toekomst aan te gaan. Het debat niet aangaan maakt de sector kwetsbaar.
Reacties [1]
“Het sociaal-cultureel werk moet zichzelf de tijd gunnen en de ruimte nemen om op verhaal te komen, om vervolgens vanuit dat verhaal het debat over zijn toekomst aan te gaan.” Wat begon bij het decreet van Bert Anciaux van 4 april 2003 is blijkbaar nog altijd niet erg opgeschoten.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies