Een jaar persoonsvolgende financiering
Persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap bestaat één jaar. Over de positieve kanten van het verhaal is iedereen het eens: meer zorg op maat, meer keuzevrijheid voor de betrokkene, versterking van zijn positie, meer ruimte om sociaal te ondernemen.
Over de manier waarop die transitie wordt uitgevoerd, is er al veel geschreven en gedebatteerd. Goris, P. (2017), ‘Inclusie kan je niet kopen. Wie wordt beter van persoonsvolgende financiering?’, Sociaal.Net, 4 september 2017.Tot zelfs bij de Raad van State. Daarnaast zijn er evoluties die minder concreet en zichtbaar zijn, maar wel raken aan de kern van ons werk, onze drive, onze droom.
Zorg wordt koopwaar
In de persoonsvolgende financiering wordt zorg en ondersteuning niet meer gezien als een collectief goed. De ondersteuningsnood wordt geïndividualiseerd en vertaald in kwantificeerbare punten. Die punten worden omgezet in euro’s waarmee mensen met een beperking zorg inkopen. Dat kan bij vergunde zorgaanbieders, mantelzorgers of bij wie dan ook.
‘Zorg wordt commercieel interessant.’
Deze transitie wordt niet alleen beïnvloed door het burgerschapsparadigma, maar ook door een maatschappijvisie die de samenleving ziet als één groot marktplein. Deze maakt de jongste decennia sterk opgang.
Niet alleen de economie, maar ook de gezondheids- en ouderenzorg en het sociaal werk in het algemeen vallen in toenemende mate onder het primaat van de vrije markt.
Dienstverlening
Het is niet toevallig dat de term zorg binnen dit model in onbruik raakt. Zorg wordt vervangen door dienstverlening, uitgedrukt in modules en pakketten. Een dienst verlenen past immers beter in het ruilidee op de markt.
Je krijgt als dienst, module of pakket bijvoorbeeld een bepaald aantal uren ambulante begeleiding of dagen dagbesteding. Je geeft er iets voor terug dat een geobjectiveerde waarde heeft: punten of geld. Dat versterkt het beeld van zorg als handelswaar of verkoopbaar artikel. De stap naar zorg als een commercieel interessant product wordt erg klein.
Theorie
Persoonsvolgende financiering zegt niets over wat zorg en ondersteuning in wezen is: een niet in geld vertaalbaar vlechtwerk van relaties, vertrouwen, tijd, aandacht en betrokkenheid.
‘Keuzevrijheid is erg theoretisch.’
Bovendien blijft de geroemde keuzevrijheid erg theoretisch, alle oprechte inspanningen van overheid en bijstandsorganisaties ten spijt. Persoonsvolgende financiering heeft een meerwaarde. Maar daar moeten wel heel wat voorwaarden voor vervuld zijn. Het toegekende budget moet toereikend, stabiel en rechtszeker zijn. Er moeten voldoende keuzemogelijkheden zijn om dit budget optimaal in te zetten. Hier moet de nodige ondersteuning geboden worden, bijvoorbeeld via een sterk sociaal netwerk. Allemaal voorwaarden die nu allerminst vervuld zijn.
Solidariteit aangetast
De vertaling van de ondersteuningsbehoefte naar een geïndividualiseerd budget versterkt het beeld dat men exclusief eigenaar is van een contractueel vastgelegde hoeveelheid zorg. Niet alles was vroeger beter, maar in de periode voor de persoonsvolgende financiering speelde er wel een onzichtbaar solidariteitsmechanisme.
Eenmaal iemand een plaats had in onze voorziening kon die gebruik maken van meer of minder ondersteuning, afhankelijk van de evoluerende vraag of behoefte. De financiering was collectief en dus niet vastgeklikt aan individuele personen.
Er was een voortdurende onzichtbare transfer van middelen, bepaald door wat elk individu op een bepaald moment nodig had. Het soort anoniem solidariteitsmechanisme van onze sociale zekerheid, maar dan in het klein.
Herverdeling
Dezelfde mensen hebben nu elk hun persoonlijk budget, berekend en bepaald op basis van een geregistreerd zorggebruik in het verleden. Dat budget en de daarmee contractueel overeengekomen ondersteuning kan niet meer zo soepel fluctueren als in het verleden. Wat vroeger kon, is vandaag niet meer evident.
‘Wat vroeger kon, is vandaag niet meer evident.’
Een illustratie daarvan is de commotie over het recht hebben op vijf of zeven dagen verblijf. Vroeger konden mensen vertrouwen op de onzichtbare solidariteit die tegemoet kwam aan onverwachte of wijzigende omstandigheden. Nu gaat alle aandacht naar het individuele budget dat zeker hoog genoeg moet zijn om eventuele toekomstige schokken op te vangen. Een vraag naar een hoger budget betekent in de praktijk een omslachtige procedure die lang kan duren, met een onzekere uitkomst.
Persoonsvolgende financiering voorziet geen soepel collectief herverdelingssysteem. Nu is er aan elk budget een vrij individueel besteedbaar gedeelte van 1.800 of 3.600 euro per jaar. Aan een collectief besteedbaar gedeelte heeft de overheid niet gedacht. Solidariteit dreigt te verkruimelen in de molen van een mercantiele en individualistische benadering.
Belangenbehartiging weg
Belangenbehartiging bij personen die niet of moeilijk in staat zijn hun rechten uit te oefenen, was altijd één van de kerntaken van onze job. Dat deden we met veel idealisme en bevlogenheid.
Met de invoering van persoonvolgende financiering worden we niet meer geacht de belangen van onze gebruikers te behartigen. Daarvoor zijn er nu bijstandsorganisaties en diensten ondersteuningsplan.
‘Wij worden verkopers op de markt.’
Onze rol is gereduceerd tot aanbieders van diensten, tot verkopers op de markt. Meer dan vroeger worden wij gezien als verdedigers van onze eigen belangen. Wij zijn partijdig. Er ontstaat een nieuwe verhouding tussen de budgethouder als ‘koper’ en de dienstverlener als ‘verkoper’.
Vertrouwen is essentieel
Door functies zoals bijstand en belangenbehartiging los te weken van voorzieningen, wordt onbedoeld de perceptie versterkt dat voorzieningen niet echt te vertrouwen zijn.
De relatie van vertrouwen die zo essentieel is wanneer het gaat om zorg en ondersteuning, wordt door deze transitie op de proef gesteld. Ook tussen voorzieningen onderling is er een verschuiving merkbaar van collega’s naar concurrenten. We zijn nu concullega’s.
Verzet
Er is in het werkveld steeds meer verzet tegen deze gang van zaken. Ook tegen de toenemende stroom verplichte ‘als belangrijk voorgestelde onbelangrijke nuttigheden’ waarmee we ons moeten bezighouden. In hun cumulatie brengen die ons steeds verder af van de essentie van ons werk: tijd om verbinding te maken en samen een weg af te leggen met degenen waar het om gaat.
‘Politiserend werken verdwijnt.’
Ook de maatschappelijke opdracht, het politiserend werken lijkt in deze tijd van marktwerking niet meer tot de rol van het sociaal werk te behoren. Maar veel sociaal werkers blijven belangenbehartiging moedig verderzetten. Ze vormen netwerken van samenwerking in plaats van mekaar te laten uitspelen op een koude markt.
Consument van zorg
De terminologie die de overheid en het werkveld hanteren, is tekenend: budgethouders, gebruikers, klanten, zorgvragers… Allemaal termen die mensen bevestigen in hun rol als consument van zorg en ondersteuning.
Persoonsvolgende financiering zorgt er wel voor dat er binnen die rol meer keuzevrijheid is. Tegelijk verdwijnen andere rollen onbedoeld naar de achtergrond. Mensen zijn naast ontvangers ook gevers van zorg. Ook mensen met een beperking willen in gevende posities kunnen staan, iets betekenen voor anderen, erbij horen, participeren aan een groter geheel of een breder verband.
Dat is de plaats waar je een gevoel van zelfrespect en zelfwaarde kunt ontwikkelen. Het emanciperend effect daarvan is veel groter dan in de rol van klant die kan kiezen. Ook al is dat laatste niet onbelangrijk.
Actieve participant
Waarschijnlijk is niets erger dan te leven in een samenleving waar niemand iets van je verwacht, niemand iets van je nodig heeft en je voor niemand iets hoeft te doen. Waar je alleen nog op de markt van welzijn en geluk met je budget als ‘zorgconsument’ de zorg van anderen kan inkopen en in ontvangst nemen.
‘Men bouwt mee de samenleving van morgen.’
Het is daarom één van de grote uitdagingen om het mogelijk te maken dat personen met een beperking de stap kunnen zetten van passieve zorgconsument naar actieve participant. Dat iedereen, hoe beperkt zijn bijdrage ook is, mee kan en mag bouwen aan de samenleving van morgen. Misschien een idee voor perspectief 2030?
Reacties [4]
Ik kreeg nu pas, via Facebook, uw opinie over de Persoonsvolgende Financiëring onder ogen. Goede opmerkingen vind ik, met name over de commercialisering van de zorg. De 3 reacties op wat u schrijft verwonderen mij, als moeder van een ernstig mentaal gehandicapte autistische zoon van 41 jaar, echter. Ik kan er helemaal inkomen dat er voordelen aan het systeem van persoonsvolgende financiering zijn verbonden. Dan denk ik vooral aan mensen die lichamelijk gehandicapt zijn, of bvb mentaal gehandicapte jongere mensen waarvan de ouders samen iets kunnen opzetten. Maar wat mensen als mijn zoon betreft, die niet zelf hun zorg kunnen organiseren, die daarvoor in het gunstigste geval van hun ouders afhankelijk zijn, en die al jaren in een, meestal grotere, voorziening verblijven is er geen enkele verbetering. Integendeel. De zorg wordt enkel duurder én minder. Ik schreef hierover een Open Brief aan minister Vandeurzen die openbaar op mijn facebookpagina staat en op de site van De Wereld Morgen.
Jan waarschuwt in het artikel terecht voor een aantal ongewilde effecten van de persoonsvolgende financiering. Met vzw Brake-Out bieden we de “zorgconsument” de kans om te evolueren tot een actieve participant. Brake-Out organiseert een driejarig traject, waarin jongeren (18-30 jaar) letterlijk kunnen uitbreken uit het systeem. Tijdens het traject gaan de jongeren op zoek naar hun talenten en interesses. Ze versterken hun netwerk en ontpoppen tot iemand die van betekenis is voor anderen. Door zelfredzamer en veerkrachtiger te worden, vergroten de personen met een beperking hun keuzevrijheid. We zien het dus helemaal als onze opdracht om de jongeren met een beperking te laten ontwikkelen tot personen die een aantrekkelijk toekomstperspectief hebben en stevig in hun schoenen staan. Voor meer uitleg hierover kan je terecht op http://www.brake-out.be
De randvoorwaarden zoals beschreven in het artikel om persoonsvolgende financiering tot een succes te maken, kloppen, is mijn ervaring. Je kan ze perfect invullen, daar doet het systeem van de persoonsvolgende financiering totaal geen afbreuk aan. Je moet gewoon enkele dingen bijkomend doen. En daar zijn intussen ook al mooie voorbeelden van : mensen die hun budgetten samen leggen en zich engageren tot solidariteit.
Persoonsvolgende financiering verengen tot pure marktwerking, doet in die optiek zowel cliënten, hun sociaal netwerk, als hulpverleners wel onrecht aan.
Eindelijk kunnen mensen met een handicap met een eigen budget regie voeren over hun eigen leven. Ik ben minister Vandeurzen ultra dankbaar dat hij dat systeem heeft ingevoerd.
Beste Jan Raymaekers,
Als ervaringsdeskundige, reeds 18 jaar lang, weet ik dat het systeem van de Persoonsvolgende Financiering een zegen is. Waarom dat zo is, benoem je in jouw artikel.
Maar dat ‘zorg en ondersteuning in wezen is: een niet in geld vertaalbaar vlechtwerk van relaties, vertrouwen, tijd, aandacht en betrokkenheid’, klopt niet in de praktijk. Sommige hulpverleners hebben dat in zich, maar de meeste niet, is mijn ervaring. En niet alleen die van mij. Dus meer dan een goeie zaak, dat we zorg eindelijk zien als product en dienstverlening, geobjectiveerd en met goed besef hoeveel het ons (zorgbehoevenden) precies kost.
Dit doet helemaal geen afbreuk aan de authentieke hulpverleners (zonder wie wij nooit zouden kunnen zijn wie we nu zijn) en wat zij voor ons betekenen, wat met geen geld kan worden vergoed. Vaak ondanks de voorzieningen, hun werkgever, de regels, de systemen, enz.
Zeker lezen
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Jongeren over gezond leven: ‘Ook wat ongezond is, kan gelukkig maken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies