Opinie

Lokaal sociaal beleid in Kortrijk: ‘Wij bundelen alle krachten in vernieuwde wijkteams’

Philippe De Coene

Kan een lokaal bestuur het verschil maken met sociaal beleid? Philippe De Coene (Vooruit), schepen van sociale vooruitgang in Kortrijk, vindt van wel: “Lokale besturen tonen steeds meer ondernemingszin. Wij bundelen alle krachten in vernieuwde wijkteams. Ontmoeting, buurtwerk en individuele hulpverlening komen er samen.”

Kortrijk

© ID / llias Teirlinck

Lokaal sociaal beleid

Kan een lokaal bestuur het verschil maken met sociaal beleid?

‘Je moet toch blind zijn om niet vast te stellen dat in de ene gemeente zwaar wordt ingezet op sociale woningbouw, terwijl een andere gemeente daar geen knijt om geeft?’

Daar werden tot voor enkele jaren ernstige twijfels bij geuit. “De echte hefbomen zijn in handen van de bovenlokale overheden. Ter plaatse kan je hooguit wat corrigeren in de marge.” Het woord pingelen werd nog net niet gebruikt.

Intussen hebben veel steden en gemeenten getoond dat er niet alleen veel politieke wil is om lokaal sociaal beleid te voeren, maar dat er ook resultaten kunnen worden opgetekend.

Gwendolyn Rutten heeft het mis

Laat ons beginnen bij die politieke wil. Onlangs verscheen in De Standaard een markant opiniestuk van gewezen Open VLD-voorzitter Gwendolyn Rutten met de boodschap dat lokale partijen achterhaald zijn. “Aan Leuven kun je nauwelijks merken dat het door een socialist werd en wordt bestuurd (…) De verschillen tussen Antwerpen en Gent zijn miniem (…) Het verschil is goed bestuur.”

Hoewel ik Ruttens pleidooi onderschrijf om veel meer beweeg- en beleidsruimte te geven aan de lokale besturen omwille van de nabijheid en de betrokkenheid, heb ik mijn twijfels over de toch wel simpele tegenstelling van ‘Brussel is politiek’ versus ‘lokaal gaat het om goed bestuur’.

Je moet toch blind zijn om niet vast te stellen dat in de ene gemeente zwaar wordt ingezet op sociale woningbouw, terwijl een andere gemeente daar geen knijt om geeft? En we zien toch dat sommige burgemeesters en schepenen paraat staan om vluchtelingen op te vangen, terwijl andere lokale bestuurders met veel cinema willen doen geloven dat hun gemeente wordt ontwricht als ze straks enkele vluchtelingen toegewezen krijgen?

Als Gent en Kortrijk symbolisch een regenboogzebrapad schilderen en Aalst dat even symbolisch weigert, waar wordt er dan wel of niet goed bestuurd, collega Rutten, met liberalen in de genoemde besturen?

Keuzes maken

Het gaat met name over keuzes maken. Waar kiezen we als lokaal bestuur voor en waar geven we onze, altijd te schaarse, middelen aan? En dus ook, waar kiezen we niet voor?

‘In Kortrijk zorgen we ervoor dat zelftesten gratis zijn voor wie ze niet of moeilijk kan betalen.’

Het antwoord vind je niet in de vaagheid en de neutraliteit van ‘goed bestuur’, maar in het allesbehalve neutrale kiezen. Zoals kiezen voor maatschappelijke projecten waarbij je inwoners en medebestuurders moet overtuigen van het nut en rendement, zeker al die effecten pas op termijn te zien zijn.

Gratis zelftest

Op het moment van het schrijven van dit stuk hebben we in Kortrijk, de stad waar ik schepen van Sociale Vooruitgang ben, zonet een keuze gemaakt. We zorgen ervoor dat zelftesten gratis zijn voor wie ze niet of moeilijk kan betalen.

Deze keuze, zelfs al hoeft ze niet eens zoveel geld te kosten, is niet neutraal. Ze illustreert vooral hoe sociale vooruitgang versterkt kan worden met en dankzij een duurzame lokale aanpak.

‘Als plaatselijk bestuur kan je de armen laten zakken of ervoor zorgen dat je een oplossing biedt op maat van je bevolking.’

Want achter die maatregel zit natuurlijk een grotere aanpak die we trouwens gemeen hebben en delen met nogal wat steden en gemeenten in Vlaanderen. Neem het mij niet kwalijk dat ik vertrek vanuit een voorbeeld uit Kortrijk – ik ken de toestand daar natuurlijk het beste – om aan te tonen dat er veel beweging komt vanuit verschillende lokale besturen in Vlaanderen.

Toen het regelmatige gebruik van zelftesten werd aanbevolen, onder meer om de scholen te kunnen openhouden, kwam onmiddellijk de vraag hoe mensen met een beperkt inkomen dat kunnen betalen. Federaal minister van Volksgezondheid, Frank Vandenbroucke, lanceerde meteen een maatregel waarbij rechthebbenden van de zogenaamde ‘verhoogde tegemoetkoming’ (mensen met een leefloon, met een handicap, met een zeer beperkt gezinskomen…) zelftesten kunnen kopen voor één euro.

Vlaams minister van Onderwijs, Ben Weyts, wou niet weten van gratis testen “want mondmaskers zijn toch ook niet gratis en het gaat toch maar om een aanbeveling”. En passant kreeg Vandenbroucke dan nog eens van sommigen het verwijt “te weinig te doen”. Ondank is ‘s werelds loon, je zou het bijna geloven.

Armen laten zakken of oplossen

Als plaatselijk bestuur kan je dan twee dingen doen: de armen laten zakken bij dit politieke gekletter of ervoor zorgen dat je een oplossing biedt op maat van je lokale bevolking. Wij kozen voor dit laatste.

In iets meer dan één week van overleggen (intern en met Brussel), rekenen en organiseren, werd een aanbod uitgewerkt via onze scholen, de wijk- en dienstencentra en ons Sociaal Huis: wie een zelftest niet of moeilijk kan betalen, krijgt die gratis. Een geslaagde samenwerking tussen een bovenlokaal (federaal) en een lokaal niveau.

Kracht van lokale besturen

Waarom is die, al bij al, kleine maatregel illustratief voor de kracht van lokale besturen?

Hij toont aan dat lokale besturen en hun medewerkers zeer ondernemend zijn (zonder de overgave van onze ambtenaren hadden we dit nooit zo snel kunnen fixen). Dat ze aanwezig zijn op het terrein en snel zien waar en welke noden opduiken. En dat ze een groot bereik hebben en er daardoor kunnen voor zorgen dat goede initiatieven doordringen tot in de huiskamers van zoveel mogelijk mensen.

Met ondernemingszin, detectievermogen en grote nabijheid kun je dus heel ver komen inzake sociale vooruitgang. Laat ons daar even op ingaan.

Na de inkanteling is het tijd voor de uitkanteling

De (vorige) Vlaamse regering heeft de OCMW’s doen inkantelen in de gemeentebesturen. Drempelverlaging was daarbij één van de argumenten. Of de drempel echt verlaagd is, daar is na drie jaar inkanteling geen bewijs voor.

‘In Vlaanderen hebben we een vrij passief model van hulpverlening.’

Anderzijds tonen onderzoeken aan dat er meer sociale vooruitgang wordt geboekt als sneller wordt gedetecteerd wie in nood verkeert en als er een stelselmatige begeleiding komt van wie aangewezen is op hulp. Helaas heeft het Decreet Lokaal Bestuur daar geen aandacht voor.

We stellen nochtans vast dat we in dit land, ook in Vlaanderen, een vrij passief model hebben van georganiseerde hulpverlening. Kort gezegd: iemand komt aankloppen waarna het systeem in gang schiet. De vraag is: hoeveel mensen in nood kloppen er ook aan? En kloppen er nu meer mensen aan sinds de inkanteling? Dat valt te betwijfelen.

Laat het ons anders stellen. In sociaal beleid wordt veel en terecht de nadruk gelegd op activering. Maar misschien moet het beleid eindelijk ook zichzelf eens activeren. Ons passieve model botst immers op zijn grenzen. Een eenvoudige oefening leert dat: leg het cijfer van het vermoedelijk aantal mensen in armoede in een gemeente naast dat van het aantal mensen dat op de radar staan van het lokale OCMW en de welzijnsdiensten. Je stelt vast dat er meer mensen in armoede zijn dan er komen aankloppen.

De redenen daarvoor zijn bekend: men kent de dienstverlening niet, men is beschaamd, men is het moe om nog eens dezelfde uitleg te doen, men verwacht toch geen oplossing, men is moedeloos, men heeft geen vertrouwen…

Actieve detectie van armoede is belangrijk

Actieve detectie is dus het antwoord. Gelukkig hebben vele steden en gemeenten, ook kleinere, dat ingezien en er gelijk iets aan gedaan. Van destijds het buurtwerk en het straathoekwerk naar recentere initiatieven zoals het inzetten van brugfiguren, onder meer in de scholen. Dat model werkt.

‘Zonder brugfiguren zouden we veel gezinnen veel moeilijker bereiken.’

Ter illustratie: in 2015 startten wij met brugfiguren die nu permanent of deeltijds aanwezig zijn in de scholen. In zeven jaar tijd kwamen ze in contact met meer dan 2.000 gezinnen en meer dan 5.000 kinderen en jongeren. De eerste jaren waren zeven op tien gezinnen door ons niet gekend.

Zonder brugfiguren zouden we die gezinnen niet of veel moeilijker hebben bereikt. Ze zouden de stap niet of veel te laat naar de bestaande hulpverlening gezet hebben.

Lokaal Sociaal Beleid Kortrijk

“In 2015 startten wij in Kortrijk met brugfiguren. In zeven jaar tijd kwamen ze in contact met meer dan 2.000 gezinnen en meer dan 5.000 kinderen en jongeren.”

© Unsplash / David Libeert

Outreachend maatschappelijk werk

De methode van de brugfiguren en ander vormen van outreachend maatschappelijk werk (in de jeugdsport, in de kinderopvang, bij nieuwkomers) is dus sterk in opgang. Er is natuurlijk een ‘maar’ bij deze wie-zoekt-die-vindt-methode: een drievoudige factuur.

‘21.000 extra hulpvragen: dat legt druk op de sociale diensten.’

Lokale besturen betalen grotendeels zelf de personeelskost en de werkingsmiddelen van de outreachende werking. Bovendien komen er steeds meer hulpvragen op dat lokaal bestuur af, dat is immers ook de bedoeling, maar die vragen moeten natuurlijk ook allemaal verwerkt worden. Onze ervaring in Kortrijk: bijna 21.000 extra hulpvragen, uit de scholen alleen al, in zeven jaar tijd. Dat legt extra druk op de sociale diensten en de maatschappelijke werkers en dus nog een bijkomende factuur voor het inzetten van extra mensen hiervoor.

Ten slotte is er een derde factuur: we slagen erin om meer mensen hun rechten te doen opnemen maar betalen daar als gemeentebestuur zelf een deel van, bijvoorbeeld via het lokale aandeel in het leefloon.

Lokaal beleid inspireert

Lokale besturen maken zich steeds relevanter door hun ondernemingszin en inventiviteit bij het uittekenen van sociaal beleid. Ze ontwikkelen oplossingen en formules op maat, en geven daarmee het goede voorbeeld aan bovenlokale besturen.

Zo wordt al jarenlang gepleit voor een verhoging van de uitkeringen met het oog op een menswaardig bestaan. Dat pleidooi heeft nog niet veel opgebracht. Maar pientere lokale besturen, de stad Gent op kop, hebben er iets op gevonden: een plaatselijke aanvulling op, bijvoorbeeld, het leefloon.

Ze bedienen zich daarbij van wetenschappelijk uitgewerkte referentiebudgetten die aangeven wat een gezin nodig heeft om enigszins menswaardig te kunnen leven. Dat is niet alleen sociaal, het is ook slim en rechtvaardig. Zo wordt terecht een onderscheid gemaakt tussen wie in een sociale woning woont en wie aangewezen is op de krappe en dus dure huurmarkt. De tweede groep krijgt een hoger aanvullend bedrag.

Duizenden gezinnen in Vlaanderen worden met die aanvullingen al geholpen. De lokale praktijk inspireerde vervolgens de federale regeringspartijen – het zogenaamde remi-stelsel werd in het regeerakkoord ingeschreven, al blijft het wachten op de uitvoering ervan.

Rechtvaardig en slim

Een andere inspirerende aanpak is dat lokale besturen hun sociale tegemoetkomingen steeds meer toekennen op basis van beschikbaar inkomen in plaats van alleen maar op basis van een statuut. Ook dat is rechtvaardig en slim.

‘Waarom zou een hardwerkende alleenstaande mama met een beperkt inkomen uit arbeid geen recht hebben op een Uitpas?’

Rechtvaardig, want waarom zou een hardwerkende alleenstaande mama met een beperkt inkomen uit arbeid geen recht hebben op bijvoorbeeld een Uitpas met reductie voor vrijetijdsactiviteiten en een even bewonderenswaardige mama die het moet doen leefloon, wel? Slim, omdat het vermijdt dat er afgunst ontstaat tussen die twee mama’s (de zwakkere die zich afzet tegen de nog zwakkere) en ze allebei aangemoedigd worden.

Vlaamse en federale regering vermeldden die benadering in hun regeerakkoorden en armoedeplannen, maar het zijn vooral de plaatselijke besturen die er werk van maken.

Je zult nabij zijn of niet zijn

Lokale besturen en hun sociale diensten zijn zich volop aan het reorganiseren. Zoals hierboven al uitgelegd, breken de centrale diensten uit naar de wijken om van daaruit proactief en outreachend te werken, in nauwe samenwerking met vele sociale partners.

‘In Kortrijk zijn casemanagers het aanspreekpunt voor gezinnen in armoede.’

En nu ga ik, met permissie, even terug naar Kortrijk en meer bepaald naar het Mission-project waarbij casemanagers gedurende een periode gezinnen in armoede intensief begeleidden. Die casemanagers werken als belangenbehartigers voor gezinnen in armoede. Ze zijn het unieke aanspreekpunt en werken zich uit te naad om het lot van hun cliënten te verbeteren.

De wetenschappelijk meting van het project gaf bemoedigende resultaten en toonde aan dat gezinnen met een eigen belangenbehartiger er sneller op vooruitgingen dan gezinnen die op de klassieke wijze worden bijgestaan. Het casemanagement had al na zes maanden een sterk effect op het ontvangen van aanvullende financiële steun en tegemoetkomingen allerhande. Na een jaar merkten we bovendien een sterkere deelname aan tewerkstellingsprogramma’s bij OCMW of VDAB.

Wijkteams in Kortrijk

Die resultaten inspireren om onze organisatie grondig te hervormen. Dat doen we na een intense participatie van al onze medewerkers, na een uitgebreide bevraging van onze klanten en met inbreng van een aantal gerenommeerde academici. Het gaat dan ook over het invoeren van een totaal nieuwe cultuur in het lokaal sociaal beleid.

‘We bundelen alle krachten in vernieuwde wijkteams.’

Sociaal werk wordt gedecentraliseerd en zal gebeuren in wijken door een bundeling van alle krachten in vernieuwde wijkteams. Ontmoeting, buurtwerk en individuele hulpverlening komen er samen.

Daarbij werken we ook op basis van het Mission-principe ‘Een gezin = Een plan’, waarbij een maatschappelijk werker als casemanager samen met het gezin de ondersteuning beheert en meerdere levensdomeinen opvolgt. Die casemanager wordt bijgestaan door expertenteams in bijvoorbeeld schuldhulpverlening, zorg of consumentenrecht. Na een maandenlange voorbereiding, kan het project tegen de lente van dit jaar starten. Opnieuw een boeiend stedelijk experiment.

Steden en gemeenten in Vlaanderen maken het verschil als ze de kans, de ruimte en de middelen krijgen om nauw samen te werken met het regionale en federale beleid in een model waarbij elk zijn rechtmatig deel doet. Laat ons gebruik maken van die 300 krachtige motoren van sociale vooruitgang.

Reacties [1]

  • Julien Van Geertsom

    Jammer genoeg heeft niet elke gemeente een gedreven schepen met visie, waardoor het Belfortmodel eigenlijk meestal een afbraakmodel wordt.
    Het is immers veel populairder(en goedkoper!) om een voet of fietspad te herstellen dan een brugfiguur in te zetten!

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.