Opinie

Jeugddelinquentierecht: ‘Wat blijft nog over van vrijheidsberoving als laatste redmiddel?’

Stefaan Pleysier

In het nieuwe jeugddelinquentierecht is vrijheidsberoving het laatste redmiddel. Toch wordt een kortverblijf in een gesloten gemeenschapsinstelling ingezet als manusje van alles. Jeugdcriminoloog Stefaan Pleysier (KU Leuven) waarschuwt: “Dat sommige politici decretaal verankerde uitgangspunten zomaar tussen haakjes zetten, is zorgwekkend”.

kortverblijf

© Unsplash / Jon Tyson

Evidence-based jeugddelinquentierecht

Op 1 september 2019 zag een nieuw Vlaams jeugddelinquentierecht het levenslicht. Het werd gefaseerd uitgerold. Op 1 maart 2023 trad de laatste fase in werking.

‘Een oud pijnpunt is dat de gemeenschapsinstellingen vaak volzet zijn.’

In 2018 schreef ik een bijdrage over de krachtlijnen en principes van dat jeugddelinquentierecht. Ik zette de focus op de ambitie om ‘evidence-based’ te werken in de aanpak van jeugddelinquentie. De reactie op jeugddelinquentie zou afgestemd worden op nieuwe jeugdcriminologische inzichten. Een mooie ambitie, al plaatste ik daar meteen enkele bedenkingen bij.

Ondertussen is, sinds de start van het decreet, meer dan drie jaar verstreken. In die periode wijzigde de Vlaamse regering het decreet al enkele keren en werden er ook nieuwe initiatieven genomen die niet in het decreet geregeld zijn.

Corona verhoogt druk

Een van die initiatieven is de invoering van het kortverblijf in een gesloten gemeenschapsinstelling. Dat moest vooral druk van de ketel halen.

Een oud pijnpunt is dat die gemeenschapsinstellingen vaak volzet zijn, en corona bracht geen beterschap. Integendeel, de coronamaatregelen verhoogden de druk op gemeenschapsinstellingen. De instroom viel niet stil en aan de uitgang was het omwille van coronaregels moeilijker om jongeren te laten doorstromen naar andere organisaties.

Kortverblijf als tijdelijke maatregel

Vlaams minister van Welzijn Wouter Beke en Vlaams minister van Justitie en Handhaving Zuhal Demir sleutelden aan een tijdelijke maatregel om hieraan tegemoet te komen: het kortverblijf. Het gaat om een plaatsing van maximaal veertien dagen in een gesloten gemeenschapsinstelling, gevolgd door een ambulant traject, vaak een delictgerichte contextbegeleiding.

Korte verblijfsperiodes zorgen voor betere doorstroom en dus minder druk op de ketel. Het zou een tijdelijke maatregel zijn om tijdens deze uitzonderlijke periode een ‘buffercapaciteit’ te creëren.

Het kortverblijf werd in juli 2020 opgestart. Tegen het einde van dat jaar werden 92 minderjarigen in kortverblijf opgenomen, in 2021 waren dat er 215. 37 van deze minderjarigen waren twaalf tot veertien jaar.Schriftelijke vraag van Adeline Blancquart aan Zuhal Demir, Vr. en Antw., Vl.Parl., Vr. nr. 158, 8 november 2022.

Succes werkt aanstekelijk

Het kortverblijf heeft er volgens minister Demir voor gezorgd dat het aantal weigeringen wegens plaatsgebrek in de gemeenschapsinstellingen aanzienlijk daalde en zelfs werd “gereduceerd tot nihil”.Schriftelijke vraag van Jeroen Tiebout aan Zuhal Demir, Vr. en Antw., Vl.Parl., Vr. nr. 316, 6 januari 2023.

Dat succes werkte aanstekelijk: het project werd in 2022, ook na corona dus, verlengd. Meer nog: minister Demir is van plan om kortverblijf in 2023 definitief in het decreet in te schrijven. Het kortverblijf als korte plaatsing zou ook mogelijk worden als een autonome reactie, dus zonder ambulant vervolgtraject. En het kortverblijf moet ook ingeschakeld kunnen worden wanneer de minderjarige voorwaarden schendt die door de jeugdrechter opgelegd werden.

Uitzonderlijke maatregel, zo kort mogelijk

Die verderzetting en verbreding van het kortverblijf is niet evident.

Een van de centrale uitgangspunten van het jeugddelinquentierecht is het ‘ultimum remedium’ principe. Het decreet stelt dat vrijheidsberoving van jonge delictplegers de meest ingrijpende reactie op een jeugddelict is en slechts in laatste instantie kan worden overwogen.Decreet betreffende het jeugddelinquentierecht, art. 26 en 27.De vrijheidsberoving en toegang tot de gemeenschapsinstellingen worden uitdrukkelijk afgebakend.

‘Die verderzetting en verbreding van het kortverblijf is niet evident.’

Dat het decreet ‘ultimum remedium’ als belangrijk principe hanteert, ligt in het verlengde van een reeks internationale standaarden en richtlijnen die stellen dat de vrijheidsberoving van minderjarigen enkel als uiterste maatregel kan opgelegd worden en tijdens elke fase van de procedure zo kort duurt als passend is.Zie onder andere Art. 10 Richtlijn (EU) 2016/800 van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure.

Geen ultimum remedium

Het plan om het kortverblijf in het decreet te verankeren en verruimen, is om verschillende redenen in strijd met het ‘ultimum remedium’ principe dat het decreet zelf predikt.

Het decreet stelt dat een vrijheidsberoving en dus de toegang tot de gemeenschapsinstellingen duidelijk wordt afgebakend en slechts kan op basis van een gesloten oriëntatie en oriëntatievoorstel. Bij een kortverblijf is daar geen sprake van. Hier verloopt de toegang tot de gemeenschapsinstellingen via de achterdeur. Het pragmatisch argument dat dit moeilijk kan omdat het kortverblijf nu eenmaal kort is, weegt onvoldoende. Het botst met de decretaal verankerde keuze om de toegang tot deze gemeenschapsinstellingen en de vrijheidsberoving, vanuit het ‘ultimum remedium’ principe, af te bakenen en te begrenzen.

Dringend, ernstig, uitzonderlijk

Volgens het decreet kan een vrijheidsberoving ook slechts indien er dringende, ernstige en uitzonderlijke omstandigheden zijn die doen denken dat de bescherming van de openbare veiligheid in het gedrang is, de minderjarige nieuwe zwaarwichtige feiten zou plegen, zich aan het gerecht zou onttrekken of bewijsmateriaal zou doen verdwijnen.

Voor zover deze risico’s bij aanvang van het kortverblijf inderdaad aanwezig waren, hoe geloofwaardig is het dan dat deze na een verblijf van maximaal veertien dagen plots verdwenen zouden zijn?

Ook de ambitie om het kortverblijf te verruimen tot een maatregel voor jongeren die door de jeugdrechter opgelegde voorwaarden niet respecteren, staat haaks op het principe van vrijheidsberoving als strak omschreven allerlaatste redmiddel.

Kort vervangt lang

Minister Demir wijst met een eenvoudige logica graag op het succes van dit initiatief. Dankzij het kortverblijf, aldus de minister, behoort ‘het structureel plaatsgebrek’ in de gemeenschapsinstellingen ‘definitief tot het verleden. Er kunnen nu meer jongeren worden geplaatst, weliswaar voor een kortere periode. Daardoor moeten de gesloten gemeenschapsinstellingen minder vragen van jeugdrechters weigeren.

‘Het jeugddelinquentierecht heeft geen kortverblijf nodig.’

Ook dat is een vreemd argument. Indien het kortverblijf een oplossing is voor niet altijd beschikbare langere plaatsingen na het plegen van ernstige jeugddelicten, dan zeggen we eigenlijk dat we voorheen jonge mensen langer dan noodzakelijk opsloten. Opnieuw stelt zich de vraag wat er dan nog overblijft van vrijheidsberoving als laatste redmiddel?

Principes tussen haken

Het jeugddelinquentierecht heeft geen kortverblijf nodig. Het staat ook haaks op het ‘ultimum remedium’ principe dat het decreet zelf centraal plaatst. Deze harde conclusie staat los van de degelijke en constructieve manier waarmee gemeenschapsinstellingen in moeilijke omstandigheden aan de slag gaan met jonge delictplegers, ook in de beperkte periode van een kortverblijf.

Zorgwekkend is de vaststelling dat sommige politici decretaal verankerde uitgangspunten zomaar tussen haakjes zetten. Zo brengen ze de mooie principes van het jeugddelinquentierecht door eigen toedoen aan het wankelen.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.