Opinie

En Jordy, wat gaan we nu verder doen?

Op weg naar betere hulptrajecten voor jongvolwassenen

Ludo Serrien

De dood van Jordy zorgde voor een schok in Vlaanderen. De hulpverlening sloeg een mea culpa, de overheid probeert bij te sturen. Maar is dit voldoende?

jongvolwassenen

© Bas Bogers

jongvolwassenen

© Bas Bogers

Jordy

Augustus 2016. De 19-jarige Jordy B. sterft eenzaam en uitgeput aan de Gentse Blaarmeersen. Er gaat een schok door de hulpverlening in Vlaanderen. Jordy was één van die jonge instellingsverlaters die rond hun achttiende afhaken, onderduiken en de hulpverlening de rug toekeren.

‘Jordy was één van die jonge instellingsverlaters.’

De Gentse straathoekwerkers vroegen zich af waarom ze hem niet hadden opgemerkt: “Jordy, we hadden je verdomme moeten omarmen en als Velcro aan jou kleven, of je dat nu wou of niet.” Jordy kreeg postuum nog vele andere brieven waaronder de massaal gedeelde kreet ‘Sorry, sorry, sorry’ waarin Joost Bonte schuld bekende: “Jordy, we hebben je niet opgemerkt, want we waren zo bezig met regels en procedures”.

Schuldig

Opinies volgden elkaar op, vaak op zoek naar een schuldige. Over een falende jeugdhulp. Over de vaststelling dat het gezin van Jordy ‘gekend’ was maar dat niemand iets ondernam. Over instellingen die jongeren zomaar laten vallen. Over de samenleving die deze jongeren rechteloos en achteloos dumpt.

Stefaan Van Mulders, de baas van het Agentschap Jongerenwelzijn, trachtte de gemoederen te bedaren met de boodschap dat de hulpverlening nooit 100% waterdicht kan zijn. Hij voorspelde dat er nog Jordy’s zullen komen.Bogaerts, N. en Goris, P. (2016), ‘Er komen nog Jordy’s. Sociaal.Net interviewt topman Vlaamse jeugdhulp’, Sociaal.Net, 5 oktober 2016.Van Mulders gaf ook toe dat we voor die groep jongvolwassenen een pak verbetertrajecten op de sporen moeten zetten.

Het is nodig deze verbetertrajecten kort op te volgen. Daarom organiseren enkele betrokken steunpunten op 2 juni 2017 een druk bijgewoonde intersectorale trefdag over het opvangen en voorkomen van thuisloosheid bij jongvolwassenen. Want er blijft veel werk aan de winkel.

Getuigenissen

Na Jordy’s overlijden maakten vooral de getuigenissen van de ‘ex-instellingsjongeren’ indruk. Uit hun verhaal kunnen we leren welke factoren bepalend zijn voor een goede of slechte overstap naar de meerderjarigheid.

Toen Jordy stierf, waren de jongeren van Cachet vzw al een tijdje in dialoog met hulpverleners uit de jeugdhulp en het algemeen welzijnswerk.Clé, A. (2015), ‘Sur ma route. Samen op zoek naar een beter parcours van jeugdhulp naar zelfstandigheid’, Brussel, Cachet vzw.Hun aanbevelingen werden opgepikt. Ze gaven vlees en bloed aan de analyse die we vanuit het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk reeds in 2008 maakten in het dossier ‘Jongvolwassenen tussen wal en schip’.

‘Kwetsbare jongeren verzeilen in de marge.’

In de zo cruciale levensfase – de transitie naar de meerderjarigheid – verzeilen kwetsbare jongeren in de marge van onze samenleving. Ze missen de boot wegens breuken met het gezin, de hulpverlening, een precaire positie op de woon- en werkmarkt of door complexe persoonlijke problemen. Anders gezegd: ze hebben alles om in een situatie van dak- en thuisloosheid terecht te komen.

Loopplanken

In een tweede versie van dit dossier, ‘Loopplanken voor jongvolwassenen’, herhaalden we dat ze terechtkomen in een soort niemandsland: geen diploma, geen werk, geen inkomen, geen huisvesting, geen sociaal of familiaal netwerk.

“Deze jongeren zijn ‘afgehaakt’ omdat ze hulpverleningsmoe zijn en eindelijk zelf willen kunnen beslissen over hun leven. Na een tijd melden ze zich dan toch terug aan bij de rechtstreeks toegankelijke volwassenenhulpverlening omdat er ernstige problemen zijn op het vlak van huisvesting, werk, financiën, relaties, middelengebruik… Hun situatie is dan geëvolueerd naar een complexe multiproblemsituatie, die had kunnen vermeden of beperkt worden”.Steunpunt Algemeen Welzijnswerk (2013), Loopplanken voor jongvolwassenen, Antwerpen, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk.

Zwarte gat

De cijfers over dak- en thuisloosheid in Vlaanderen bevestigen het beeld van het ‘zwarte gat’ waarin een groep jongeren in deze levensfase terechtkomt.

‘Een grote groep thuislozen heeft een instellingsverleden.’

Een grote groep volwassen thuislozen heeft een instellingsverleden in de jeugdhulp, maar verbleef er niet in de periode voorafgaand aan hun verblijf in de thuislozenzorg. Dit wijst duidelijk op een missing link rond de leeftijd van achttien jaar.

Maar we weten ook dat gezinsbreuken een belangrijke trigger zijn voor een situatie van dak- en thuisloosheid. Ook op dit punt bevinden sommige jongeren zich in deze levensfase in een verhoogde situatie van maatschappelijke kwetsbaarheid.

Beperking

Jordy was een jongen met een ‘beperking’. Een van die vele speciale jongeren die we moeilijk in onze diagnostische categorieën kunnen vatten. We noemen ze dan maar té-jongeren of geven hen een label van gedrags- en emotionele stoornissen.

‘Ze vallen tussen de mazen van de zorgsectoren.’

Het zijn jongeren die vaak tussen de mazen van de zorgsectoren vallen omdat ze niet in één categorie (handicap, psychische stoornis…) te vatten zijn. Het tentje van Jordy staat symbool voor de spiraal die leidt tot sociale uitsluiting en thuisloosheid.

Hun beperking gaat gepaard met de vele kenmerken van maatschappelijke kwetsbaarheid: geen of een hoogst onzekere woonsituatie, geen of onvoldoende inkomen, geen familiaal of sociaal netwerk om op terug te vallen, verslaving en hier en daar wat strafrechtelijke zaken.

Deze jongeren vinden moeilijk aansluiting bij de hulpverlening. Of is het omgekeerd en vindt de hulpverlening moeilijk aansluiting bij deze jongeren? We weten uit onderzoek dat zorgvermijding (we noemen ze zo graag de hardnekkige zorgmijders) en de zorgverlamming van hulpverleners elkaar in een negatieve spiraal versterken.Schout, G. (2008), ‘Zorgvermijding en zorgverlamming’, Journal of Social Intervention, 16/3.

Wat gaan we doen?

En Jordy, wat gaan we nu doen? Op de trefdag zitten we samen met hulpverleners uit alle betrokken sectoren. Dat is op zich al een pluspunt. Voorkomen dat jongeren afhaken en zorgen dat afhakers terug aanhaken, is onmogelijk zonder samenwerking. Niet alleen met welzijn en gezondheid, maar ook met huisvesting, werk, vrije tijd, justitie…

‘Acties zijn gericht op de continuïteit van de hulp.’

Ondertussen pakte de Vlaamse overheid uit met een doorstart van enkele acties van het plan Jeugdhulp 2.0 en een globaal plan dak- en thuisloosheid. Zullen deze acties zorgen voor een betere opvolging van kwetsbare jongvolwassenen?

De acties zijn vooral gericht op de continuïteit van de hulpverlening rond de leeftijd van achttien. Vermijden dat jongeren uit het hulpverleningscircuit vallen, is vanuit preventief oogpunt zeker een stap vooruit. Maar tegelijk moeten we toezien dat deze acties geen afromingseffect hebben zodat jongeren die feitelijk afhaken of nooit zijn aangehaakt, in de kou blijven staan.

Bruggen

Er gaat terecht veel aandacht naar de instellingsverlaters. Jongeren die in een gezinsvervangende voorziening verblijven en rond hun achttien de voorziening de rug toekeren, al dan niet na een tijdje kamertraining.

‘Deze strategie is de rode draad in andere Europese landen.’

Om hierop in te spelen wil de overheid dat residentiële voorzieningen en pleegzorg een groeiplan opstellen zodra jongeren zestien worden. Kort voor hun achttiende verjaardag moet men dan een rondetafel organiseren waarop een ondersteuningsplan wordt opgesteld als voorbereiding op de meerderjarigheid.

In de tussentijd zou de jongere kennis moeten maken met het eerstelijnsaanbod aan hulp en ondersteuning voor die levensdomeinen die zo cruciaal zijn bij het alleen wonen: werk, inkomen, gezondheid en wonen.

Voor deze actie haalt men de mosterd bij al bestaande initiatieven zoals Bruggen naar 18, Loopplanken voor jongeren of Bruggen voor jongeren… Deze strategie, waarbij jeugdhulp en volwassenenhulp samen met de jongere bij elkaar komen, is ook de rode draad van de aanpak in andere Europese landen in hun strijd tegen dak- en thuisloosheid. Deze goede praktijken kunnen zeker zorgen voor een betere overgang naar de meerderjarigheid.

Kanttekeningen

Toch plaatsen we enkele kanttekeningen. Het volstaat niet om dit alleen te doen in de instellingen en voorzieningen van het Agentschap Jongerenwelzijn. Hetzelfde beleid is ook nodig in de Medisch Pedagogisch Instituten (MPI’s) binnen de gehandicaptenzorg en in de jeugdpsychiatrie.

De ‘bruggen’ en ‘loopplanken’ zijn uitingen van een zeer voluntaristische aanpak. De overheid houdt het bij een goede suggestie, een appel op intersectorale netwerken en houdt hoogstens wat toezicht via het kwaliteitsbeleid van voorzieningen. Jongeren in voorzieningen die niet geneigd zijn tot deze samenwerking, zullen dit vroegtijdig aanbod moeten missen.

‘Wat van onderuit groeit is meestal duurzamer.’

Maar goed, laat ons hopen dat de goede praktijken een prikkelend effect hebben en op den duur evident zijn. Wat van onderuit groeit, is meestal duurzamer.

Rechtstreeks en niet-rechtstreeks

Een andere kanttekening is wat ingewikkelder en gaat over de verhouding tussen de rechtstreeks en niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp.

Jongeren in instellingen, pleegzorg of in een traject van contextbegeleiding autonoom wonen, zitten in de niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp. Dit wil zeggen dat zij er gebruik van maken na een indicatiestelling en beslissing van de intersectorale toegangspoort.

De ‘bruggen’ en ‘loopplanken’ begeleiden de overgang naar de rechtstreeks toegankelijke hulp, die niet meer op verwijzing maar op vraag van de jongere zelf wordt ingezet.

‘De meest kwetsbare jongeren dreigen verder uit de boot te vallen.’

Het plan van de overheid mikt nu op de mogelijkheid om de niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp voort te zetten na de leeftijd van achttien, zelfs tot 25 jaar. Voorwaarde is wel dat er een ondersteuningsplan is opgemaakt en dat de (gemotiveerde) jongere een ticket van de toegangspoort heeft gevraagd en gekregen.

Alleen is de kans dat jongeren die genoeg hebben van de jeugdhulp hiervan gebruik maken klein. Door te sterk in te zetten op de continuering van de trajecten van niet-rechtstreekse jeugdhulp, dreigen de meest kwetsbare jongeren, de afhakers, verder uit de boot te vallen.

Trajectbegeleider

Hoe zal het ondersteuningsplan in de praktijk uitgevoerd worden? De rondetafel met verschillende diensten en instanties is in de eerste plaats bedoeld voor situaties waar de overgang als ‘zorgwekkend of complex’ wordt beschouwd.

‘Jongeren hebben een trajectbegeleider nodig.’

Dus, voor die jongeren met een meervoudige problematiek, voor de jongeren die een grote kans hebben om volledig af te haken, jongeren die niet kunnen terugvallen op een familiaal of sociaal netwerk, jongeren die al in een precair maatschappelijk integratietraject zitten.

Het komt erop aan om net met die jongeren een rondetafel te organiseren. Wat zij dan minstens nodig hebben is een trajectbegeleider, iemand die hen niet loslaat in een aanklampende en betrouwbare relatie. Dat vraagt een sterk wederzijds engagement dat wellicht niet met één rondetafelgesprek tot stand kan komen.

Daarom is het belangrijk dat de rechtstreeks toegankelijke jeugd- en volwassenhulp niet alleen voor deze jongeren gekend is, maar bij hen ook vertrouwen weet op te bouwen. Er ligt dus heel wat werk op de plank vooraleer jongeren de kaap van de achttien bereiken.

Geen instelling, wel kwetsbaar

Een laatste kanttekening gaat over de jongeren die geen instellingverlaters zijn, maar wel kwetsbaar zijn in de overgang naar de meerderjarigheid.

Jongeren die op punt staan om uit hun problematische gezinssituatie te stappen of door de ouders buitengezet worden. Jongeren die voor hun achttiende niet door het systeem van de jeugdhulp bereikt werden of voor wie een niet-toegankelijk traject niet meer werd opgestart wegens ‘bijna achttien’. Of ook de jongeren voor wie de contacten met de jeugdhulp niet in één vloeiende lijn liep.

‘We moeten investeren in woongerichte oplossingen.’

Hier helpen de acties voor meer continuïteit niet of niet meer. Het blijft dus nodig om deze jongeren ook in een laagdrempelig aanbod (ontmoetingsplaatsen) of in hun natuurlijke vindplaatsen (straat, school, vrije tijd) op te zoeken.

Investeren

En helaas zullen er nog steeds jongeren zijn die in de overgang naar volwassenheid dak- of thuisloos worden.

We zullen dus, naast de verdienstelijke pogingen om voor meer continuïteit in de jeugdhulp te zorgen, moeten investeren in outreachende hulpverlening, noodzakelijke opvang en woongerichte oplossingen voor jongvolwassenen die alsnog (en hopelijk niet te lang) in een situatie van dak- en thuisloosheid terechtkomen.

Reacties [1]

  • Luc Dekyvere

    Stoppen met jongeren de deur te wijzen als zij of hun ouders na veel wijfelen durven één of andere, maar meestal ‘niet direct passende hulpvraag’ formuleren zou al veel helpen…
    Hoeveel jongeren botsen in de vraag naar huisvesting/onderdak niet op een muur van wachtlijsten of ‘niet gemotiveerd’ … en inderdaad niet vergaderen maar doen, met de jongere zelf praten, samen op stap gaan, of gewoon contact houden, ermee afspreken, volgen, ja outreachend, bereikbaar zijn op je gsm, … en loskomen van dat bureaumodel en door managers voorgeschreven modules, want het is het persoonlijk engagement (en een beetje deskundigheid) die het maakt, investeren in een relatie, gedragenheid, er mogen zijn, niet afgeven, en… ‘betekenisgeving’.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.