Achterste van je tong
De strafrechtelijke regeling van het beroepsgeheim is bijna 150 jaar oud. Waarom vond men dat toen zo belangrijk? Het bood de garantie dat iedereen die in nood zat, ook geholpen kon worden. Want vaak kan je slechts gepaste hulp krijgen als je ‘het achterste van je tong laat zien’.
‘Hou je mond als mensen je iets toevertrouwen.’
Alles prijs geven, doe je maar als je erop kan vertrouwen dat wat je zegt niet tegen jou gebruikt wordt. Eenvoudig vertaald, zegt het strafwetboek aan hulpverleners: Hou je mond als mensen je iets toevertrouwen. Dat was geen vrijblijvend advies. Het staat verankerd in art. 458 van het strafwetboek.
Schaafwerk
Intussen schaafde men de strafrechtelijke regeling van het beroepsgeheim bij. Daarbij wordt onder andere rekening gehouden met een hulpverlening die evolueert. Ze wordt bijvoorbeeld meer multidisciplinair of integraal.
Voor hulpverleners moet dan duidelijk zijn welke gevoelige informatie ze al dan niet met elkaar kunnen delen. Men kwam op de proppen met ‘gedeeld’ en ‘gezamenlijk’ beroepsgeheim.
Wettelijk bestaan die niet want het beroepsgeheim is nog steeds iets wat zich afspeelt tussen de hulpvrager en hulpverlener. Men gedoogt dat er omstandigheden zijn waarin hulpverleners informatie delen. Ingewikkelde begrippen proberen dat geregeld te krijgen.
Tot nu toe werd aangenomen dat die ‘delers’ van cliëntinformatie dezelfde finaliteit hadden. Want uiteindelijk staan de neuzen van al die hulpverleners en zorgverstrekkers min of meer in dezelfde richting… Toch?
Daar is het parket
Het wetsvoorstel dat nu op tafel ligt, betrekt nieuwe partners: politie en justitie. En dat is andere koek. Want als hulpverleners via hun cliënten informatie vergaren over terreur of terreurdreiging, dan worden ze verplicht om die informatie te delen met parket.
‘Het zorgt voor onrust op het werkterrein.’
Al die evoluties en wetgevende initiatieven zorgen voor onrust op het werkterrein. Hulpverleners worden om de oren geslagen met begrippen als ‘schuldig verzuim’ en ‘obstructie van het onderzoek’.
Het maakt hulpverleners onzeker.
In mijn vormingen op het brede terrein van sociaal werk, krijg ik amper nog tijd om het fundamentele kader van het beroepsgeheim uit de doeken te doen. Sociaal werkers bevragen me meteen over aansprakelijkheidskwesties. Dat is een jammerlijke ontwikkeling. Ze ondergraaft de fundamenten van onze stiel.
Eigen hiërarchie
Omdat ik geen jurist ben maar wel een beetje kan rekenen, maakte ik een eigen hiërarchie op in alle wetten, decreten en sectorale afspraken. Die hiërarchie helpt me om als straathoekwerker juiste keuzes te blijven maken.
Daarbij kan het geen kwaad om een en ander in het juiste perspectief te zetten. Hoe zwaar tilt de samenleving aan een onrechtmatige schending van het beroepsgeheim? Of nog: welke sanctie staat er op het overtreden van het beroepsgeheim? De rechter kan je dan een boete opleggen van honderd tot vijfhonderd euro en een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maand.
‘Men kan je hoogstens op de vingers tikken.’
Bij ‘meldingsplicht’, ‘schuldig hulpverzuim’, ‘maatschappelijke noodzaak’, ‘verontrustende situatie’ en tutti quanti kan men je hoogstens op de vingers tikken. Kwestie van de angst die leeft onder hulpverleners, meteen in het juiste perspectief te plaatsen.
Vertrouwen winnen
Als ervaren straathoekwerkcoördinator en alle accidenten die daarbij komen kijken, geef ik hier acht eenvoudige tips. Ze zullen elke hulpverlener ondersteunen in zijn dagelijkse werking.
Maar er is meer. Met deze tips kan het sociaal werk het vertrouwen herwinnen dat het bij een flink deel van de bevolking is verloren. Wie weet vinden de door ons gecreëerde ‘zorgwekkende zorgmijders’ dan opnieuw de weg naar onze deur.
- Huldig het principe: al wat mijn cliënt me vertelt of toont, blijft bij mij.
- Als ik denk dat dit niet zal lukken, zeg ik meteen aan mijn cliënt waarover hij niet mag spreken. In dat geval maak ik mijn cliënt meteen duidelijk dat al wat hij zegt ook tegen hem gebruikt kan worden.
- Als een cliënt me iets toevertrouwt, dan luister ik goed en panikeer ik niet. Ik vraag op het eind van zijn verhaal: “Waarom vertel je me dit en wat wil je dat ik er mee doe?”
- Als ik er samen met de cliënt niet uit raak, dan vraag ik of ik zijn verhaal anoniem mag delen met mijn collega of team.
- Lig ik ethisch in de knoop met een casus dan zoek ik een externe supervisor om mijn probleem -niet dat van mijn cliënt- te bespreken.
- Beslis ik om informatie over te dragen aan de onderzoeksrechter, dan laat ik dat meteen ook weten aan mijn cliënt en coördinator.
- Ik laat nadien aan al mijn collega’s weten dat ik mijn beroepsgeheim gebroken heb.
- Ik overweeg en overleg of ik niet beter verander van job.
Ongeloofwaardige voorbeelden
Zo simpel is dat. Al zitten er tussen deze tips heel wat complexe afwegingen. Een eenvoudig raamwerk ondersteunt onze ingewikkelde stiel.
‘Een eenvoudig raamwerk ondersteunt onze stiel.’
Probleem is wel dat nieuwe wetsvoorstellen steun proberen te verwerven via vergezochte ‘Wat als?’- verhalen en ongeloofwaardige voorbeelden.
Welke terrorist vraagt aan zijn mutualiteit of hij kan rekenen op zijn hospitalisatieverzekering als hij zich opblaast? Wie vraagt aan zijn vakbond of hij zijn overuren uitbetaald krijgt als hij een bom laat ontploffen na 22 uur? Welke Syriëstrijder krijgt het in zijn hoofd om aan het OCMW te vragen om de uitkering te storten op de rekening van zijn moeder? Inderdaad: niemand. Waarover zijn we dan bezig?
Samen afwegen
Ik werd in mijn straathoekwerkloopbaan verschillende keren diep geraakt door beklijvende verhalen van kindermishandeling, doodslag, overvallen, inbraken, drugscriminaliteit, zelfdoding en radicalisering. In al die gevallen had mijn cliënt mijn hulp en afweging nodig.
Elke keer zijn we er samen in geslaagd om de knoop te ontwarren: zelf aangifte doen, gedragsverandering, vergoeding van het slachtoffer. Het kostte me telkens het beste van mezelf. Ik moest verleiden, overtuigen, dreigen, ondersteunen en af en toe vloeken.
‘Hopelijk blijft de wetgever me die ruimte geven.’
Dat is niet evident. Maar ik wist al vanaf mijn studiekeuze dat ik geen gemakkelijke job zou hebben. Ik ben nog steeds fier dat ik op die manier complexe problemen help oplossen. Hopelijk blijft de wetgever me die ruimte geven.
Als het echt menens is om de bevolking kwaliteitsvol sociaal werk te bieden, dan schrappen we beter alle uitzonderingen en aanpassingen van het beroepsgeheim. Ze spuien alleen meer mist. Wat dat betreft, was het 150 jaar geleden zo slecht nog niet.
Reacties [5]
Ik pleit ook voor vertrouwen in de professionaliteit van de hulpverlener. Daar moeten we op de werkvloer en in de opleiding blijvend aandacht aan besteden. Als collega’s tijd en ruimte krijgen voor overleg, intervisie,… kan dit gerealiseerd worden. Maar ik stel vast dat op de werkvloer hier vaak, door de grote case load, minder ruimte voor is. Is er trouwens nog tijd om echt een vertrouwensband met de cliënt op de bouwen als we enkel maar op resultaten worden afgerekend? Daarnaast vrees ik dat de juridisering van ons contact/contract met de cliënt ons vertrouwen in onze vaardigheden doet afnemen.
Een man van heldere, toegepaste analyse met beide voeten op de werkvloer en met het hart op de juiste plaats, een winnende combinatie. Zou waardevol zijn indien onze betrokken politici eens een dag samen op pad zouden gaan .
Ik ben er niet voor, zoals de N-VA pleit, om het beroepsgeheim in een aantal gevallen op te heffen.
Wat ik wel vaststel is dat een absoluut beroepsgeheim er kan toe leiden dat een probleem blijft bestaan. De client heeft het inzicht/de vaardigheid niet om er iets constructief mee te kunnen doen en één enkele hulpverlener kan vaak het verschil niet maken in complexe situaties.
Beroepsgeheim is naar mijn aanvoelen in een aantal gevallen iets waar men zich ten onrechte achter verbergt, waardoor het probleem blijft bestaan.
Als hulpverlener streven naar transparantie, daar is in heel veel gevallen niets mis mee. Meer zelfs, door een probleem te delen met een aantal mensen/hulpverleners, kan het leiden tot een verbetering van de situaties die is ontstaan. Dit houdt niet in dat het publiek wordt gemaakt. Da’s nog wat anders. Het delen van problemen leidt heel vaak tot “beter kunnen omgaan met ” een moeilijk gegeven. Er bestaat niet voor niets intevisie en supervisie…
TOP
Eenvoudig helder. Pluim voor de auteur.
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies