Instellingskind
Deze zomer raakte ik verschillende keren verwikkeld in een gesprek over jongeren uit de jeugdhulp.
Op een kamp waar ik mee was als animator, bijvoorbeeld. Een aantal kinderen gedroegen zich ‘moeilijk’. “Tja, instellingskinderen hé”, zei een kampbegeleider. Iedereen knikte begrijpend. Een andere keer was ik aanwezig als experte in een overleg over onderwijs. “Die instellingskindjes, dat is nog een ander paar mouwen”, zei een leerkracht. En weer was daar dat simultaan geknik.
‘Ik zweeg om de gezelligheid niet te verstoren.’
Rond die tafel en in die groep voelde ik een akelige eensgezindheid. Een soort gedeeld begrip. Alsof iedereen wist waarover het ging en ook perfect wist hoe te handelen: uitsluiten, wegsturen, doorverwijzen. In ieder geval iets met ‘weg’.
Ik zweeg twee keer.
Ik hield later die maand nog een keer mijn mond toen een simpel woord als ‘instellingskind’ of ‘probleemgeval’ op magische wijze het probleem, de verklaring en de oplossing was. Ik zweeg om de gezelligheid niet te verstoren. Omdat ik geen zin had in blikken gevuld met medelijden of erger, om te moeten horen: “Ja, maar jij bent anders.”
Waarom krijgen gemakkelijke woorden voorrang?
Opmerkelijk hoe mensen zonder verpinken met termen als ‘instellingskinderen’ of ‘probleemjongeren’ goochelen. Het gebeurt elke dag. In de media, door begeleiders op kamp, door leerkrachten, door mijn ruimdenkende vrienden.
Maar ook aan de universiteit. Zo blijkt immers dat de leden van studentenclub Reuzegom, tegen wie een strafprocedure loopt voor het toedienen van schadelijke stoffen, onopzettelijke doding en onterende behandeling, van de Leuvense Universiteit een taakstraf kregen. Zij kregen de opdracht om dertig uur lang ‘probleemjongeren’ te begeleiden. Maar wie heeft er hier een probleem?
Extra elan
Het is vreemd. Na al die jaren voel ik me nog steeds aangesproken wanneer iemand het woord instellingskind of probleemkind gebruikt.
Ik beeld me in hoe ik bij het horen van die woorden in een volle zaal mijn hoofd zou draaien, richting het geluid, alsof mijn naam geroepen werd. Het schaamrood op de wangen. Ergens voelt het ook stom aan. Dat ik de nood voel om dit neer te schrijven. Dat ik het eindelijk ook durf neerschrijven.
‘Dat ik in een instelling zat, geeft blijkbaar een extra elan aan wat ik zeg of doe.’
De afgelopen jaren werd ik na afloop van een vergadering of overleg al verschillende keren aangesproken met de magische woorden: “Dus jij zat ook in een instelling?” Dat geeft blijkbaar een extra elan aan wat ik zeg of doe. Speciaal.
Terwijl het toch niet zo verwonderlijk is dat ik als onderzoeker iets kan zeggen over mijn onderzoeksthema. Of als jongerenvertegenwoorder iets over het beleid dat ik al maanden bestudeer.
Pacman
De laatste maanden werd ik aangesproken als mevrouw, wetenschapper, vriendin, moderator, auteur, onderzoeker, professor (had die ene student het toch even mis), leerkracht, animator en jongerenvertegenwoordiger. Kortom: als mens met tig verschillende rollen.
‘Het knaagt aan mijn zelfvertrouwen.’
Al die identiteiten lijken echter in het niets te verdwijnen wanneer mensen het hebben over kinderen die opgroeien in de jeugdhulp.
Alsof mijn jeugd pacman-gewijs alle andere elementen van mijn persoon zonder veel moeite opslorpt. Ben je een probleemgeval als je thuissituatie sociaal of economisch afwijkt van wat de doorsnee Vlaming als norm beschouwt?
Het raakt me
Het raakt me omdat ik er zo vaak mee geconfronteerd wordt. Het knaagt aan mijn zelfvertrouwen. Het zorgt voor een soort angst. Blikken, woorden en daden die me eraan herinneren “Dat ik het toch nooit goed ging doen”.
‘Pin ons niet vast op één deel van ons zijn.’
En tegelijk maakt het mij kwaad. Wat weten al die mensen over opgroeien in de jeugdhulp? Over het leven in een voorziening? En wat weten ze dat zo treffend is dat het alles kan verklaren?
Als we met de jeugdraad in gesprek gaan met jongeren met verschillende achtergronden, dromen en doelen krijgen we steevast één ding te horen: “Pin ons niet vast op één deel van ons zijn”.
Mohamed Ouaamari heeft het in zijn boek ‘Groetjes uit Vlaanderen’ treffend over de meerdere lagen van zijn ‘lasagne-identiteit’. De schrijver en sociaal-mediastrateeg wordt naar eigen zeggen al te vaak aangesproken op zijn moslim-zijn, terwijl dat deel onmogelijk zijn volledige persoon omvat. Zijn boek puilt uit van de diverse identiteiten waarop hij kan aangesproken worden. Waarom dan focussen op één ding?
Let op uw woorden!
Woorden doen iets met mensen. Ze zeggen hoe we naar anderen en naar onszelf kijken. Ze geven mee vorm aan de wereld.
Niemand verdient het om opgesloten te worden in één woord, met één begrip. Woorden als instellingskind of probleemjongere kunnen onmogelijk iemand volledig beschrijven. Ze doen alleen blikken verstarren en deuren sluiten. Wie heeft daar iets aan?
‘Focus op de hele mens. Niet op die ene laag van het leven die iemand soms bewust, soms toevallig meedraagt.’
Niemand past in het beeld van een instellingskind. Kinderen en jongeren die in de jeugdhulp opgroeien zijn ongelooflijk verscheiden. Ze kregen dat dak boven hun hoofd om zoveel verschillende redenen. Denk daaraan.
Misschien helpt het als we allemaal wat meer in lasagne-termen zouden denken. Met een enkele laag kan je gerecht nooit slagen. Dus, beste journalisten, leerkrachten, begeleiders, animatoren, kennissen en vrienden, zet de hele mens voorop. Focus niet op die ene laag van het leven die iemand soms bewust, soms toevallig, soms onbedoeld meedraagt.
Misschien helpt het wel als we actief op zoek gaan naar de meerdere lagen van mensen hun identiteit. Pas dan kan een beleid, een journalistiek stuk, een project, een beslissing op school of op kamp echt slagen.
Reacties [11]
Beste Eveline, ik kreeg jouw artikel van een voormalig ‘instellingskind’ waarmee ik de theatervoorstelling ‘Dossier O.’ aan het maken ben. Omdat we jouw artikel heel inspirerend vinden, willen we jou langs deze weg graag uitnodigen. Meer info vind je op de facebookpagina van Parcoeur.
Zo treffend verwoord. Na al het zwijgen zo gekristaliseerd tegenantwoord bieden… Knap.
Zo eerlijk en zo waar !
Ook ik had een problematische thuissituatie als kind maar was ik daarom het probleem ?
Mensen in mijn nabije en verre omgeving gaven mij heel vaak dat gevoel …gelukkig waren er ook mensen die in mij geloofden en zie …ik sta vandaag waar ik wilde staan en groei nog alle dagen …
Dus aub mensen blijf “de mens “ zien ❤️❤️❤️
Wauw Evelien. Zo sterk onder woorden gebracht waar zoveel jongeren met een ervaring in jeugdhulp mee te maken krijgen. Jouw persoonlijkheid/leven wordt er niet door gedomineerd, helaas heeft het bij anderen net wel een effect van ‘self-fulfilling prophecy’, en gaan ze geloven dat zij de (negatieve) kenmerken dragen die anderen toeschrijven aan een ‘instellingskind’.
Ik denk dat je aan je lasagne-persoonlijkhei ondertussen ook de laag van ‘uitstekend columniste’ mag toevoegen!
Keep up the good work!
Dit is zo enorm herkenbaar, mensen veroordelen je op wat ze zien, maar vergeten dat je zo veel meer bent dan bijvoorbeeld je eetstoornis. En in een voorziening opgroeien is niet gemakkelijk, ook een psychiatrische opname is niet gemakkelijk want je moet uitreiken naar hulp en dat vraagt moed!
heel mooi gezegd 🙂🤔😏🙂.
Als instellingskind uit de jaren 60 kreeg ik ook dikwijls een stempel.Als kind van een ongehuwde moeder werd Ik nog extra geviseerd door de nonnen en leerkrachten. Bastaard was mijn roepnaam en” gij daar van t’weeshuis” (zo werden instellingen vroeger genoemd) als
Volwassene kreeg ik van de weinige mensen die ik genoeg vertrouwde om(een deel van) mijn verleden mee te delen te horen “ je bent er toch behoorlijk normaal
uitgekomen”. Precies of je kan als
Kind van een instelling als volwassene niet normaal functioneren tenzij je een uitzondering bent. Buiten het feit dat ik mensen niet snel mijn vertrouwen schenk en ik absoluut niet tegen onrecht kan ben ik er inderdaad behoorlijk normaal uitgekomen. Mijn positiviteit en mijn drang naar mentale voeding was/is mijn sterkte. Het onderliggende “wraakgevoel” tegenover al die mij als kind zo denigrerend
hebben behandeld is er ook niet vreemd aan dat ik vooruit wilde . Opvoeders moeten stilstaan bij de gevolgen van hun woorden/daden.
Rare opmerking die “je bent er toch behoorlijk normaal uitgekomen “. Misschien moest die persoon eens in de spiegel kijken en zich afvragen of hij/zij eigenlijk wel normaal is .. Jezus zeg
Ook ik groeid een deel van mijn jeugd op in de jeugdhulp.
Dit heeft mee bijgedragen aan mijn latere beroepskeuze.
De symbolische lasagne eet ik voorzichtig. Sommige laagjes kunnen erg bepalend zijn voor de lasagne. Zeker als er meerdere van die bittere lasagnevellen in zijn verwerkt.
Mijn ervaring leert wel dat bepaalde zure lasagnevellen ook kunnen gecompenseerd worden door een lekkere saus
Het is dus persoonsafhankelijk.
Zowel van mij als van u. Omdat we als mens onderling verschillen vindt de een een bepaalde lasagne lekker, een ander vies, maar velen gewoon neutraal ;-)
Heel herkenbaar. ‘maar jij bent anders’ . ‘oh dat had ik van jou niet gedacht’ etc.
Goedbedoelde woorden maar o zo cliché en wat zeggen ze nu eigenlijk…
Ik heb zelf wel niet de indruk dat ‘ervaringsdeskundigheid’ in jeugdzorg al als positief gezien wordt, alleszins nog niet als gelijkwaardig binnen het werkveld. Ivm de GGZ waar dit mooi aan het ontluiken is vind ik het taboe toch nog groter in jeugdzorgland…
Idd ervaringsdeskundigheid in de jeugdzorg is idd taboe. Ik tracht al enkele jaren mijn weg te vinden als ervaringsdeskundige in de jeugdzorg en dat blijkt niet makkelijk want ik beschik niet over de juiste diploma’s. Wanneer er bij een vacature staat “of gelijkwaardig door ervaring” vraag ik me af wat ze daar eigenlijk mee bedoelen…
Zeker lezen
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Jongeren over gezond leven: ‘Ook wat ongezond is, kan gelukkig maken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies