Column

‘Ik ben kwaad op onze medemens’

Kaat Hermans

Kaat Hermans

Kaat Hermans vervelde van straathoekwerker tot signaalwerker binnen de Gentse Dienst Outreachend Werken, Asiel en Vluchtelingen.

© Unsplash / Eberhard Grossgasteiger

Stoeptegels

“Dag meneer, ik ben Kaat van straathoekwerk. Heb jij zin in een soepke?”

Hij kijkt op, verschrikt en dankbaar. Alsof hij niet verwacht had nog met iemand te praten vandaag. Hij knikt en nodigt me uit op de natte stoeptegels naast hem. De mensen die ons passeren, kijken letterlijk op ons neer. Velen ook figuurlijk.

‘De mensen kijken letterlijk op ons neer.’

Ik versta moeilijk wat hij zegt, moet af en toe wat dichter kruipen. Zijn stem is even verzwakt als zijn lijf. Er blinkt constant een traan in zijn rechteroog.

Samen zitten we voorovergebogen tegen de grauwe gevel.
We zien schoenen, benen en winkeltassen passeren.

Klootzakken

“Er zijn twee soorten klootzakken”, zegt hij. “Zij die drugs verkopen en zij die je leren de drugs te injecteren. Je weet dat je een junk bent als die twee soorten klootzakken je beste maten zijn. Je enige maten.”

De traan rolt over zijn wang. Ik slik.

Ik wil hem vastnemen. Ik wil hem vastnemen en zijn hoofd tegen mijn borst drukken. Zoals mijn mama die aan mijn bureau staat tijdens de examens, mijn hoofd tegen haar borst legt en zegt dat het nog maar een paar weken doorbijten is.

Ik wil hetzelfde kunnen doen voor hem.
Hetzelfde kunnen zeggen ook.

“Nu heb ik geen maten meer. Ik ben geen junk meer.” Hij zegt het trots. En dan iets zachter: “Nu ben ik niets meer.”

Een zielig hoopje mens. Sluik haar plakt langs zijn gezicht. Voor zover hij er nog heeft, staan zijn tanden alle kanten op. Met zijn ineengedoken schouders lijkt hij op een tengere versie van Quasimodo.

Maar als hij de kracht vindt om zijn hoofd op te heffen, kijk je recht in twee hondstrouwe ogen. Zijn gezicht is net zo getekend als zijn leven. Getekend dóór zijn leven. Maar hij heeft bijna evenveel lachrimpels als denkrimpels. Denken, dat doet hij veel. Hij heeft er alle tijd voor.

“Het ergste is”, gaat hij verder, “dat anderen mij ook zo zien, allez, mij gewoon niet meer zien.”

“Zelfs als ze geld in mijn beker gooien – als ze dat al doen – maken ze geen oogcontact. Ze durven niet te vragen hoe het met me gaat. Eén minuut slechts. Eén minuut om me terug mens te voelen.”

“En een soepke”, zeg ik stil. Hij lacht, waterig maar oprecht.
“Tja, ge moogt mij Royco noemen.” Hij knipoogt zelfs.

‘Ik ben kwaad op onze medemens die het individuele schuldmodel aanhaalt om zelf geen last te dragen.’

Ik word kwaad. Kwaad op onze medemens.

De medemens die via mail vraagt of we eens met die triestige bedelaar kunnen praten. Dat is dan al een medemens die iets opmerkt.

Onze medemens die vijf euro over heeft voor een T-shirt dat kapot is na twee wasbeurten, maar geen twee euro voor een koffie en één minuut van zijn tijd. Onze medemens die het individuele schuldmodel aanhaalt om zelf geen last te dragen.

Onze mede-mens. Beide delen van dat woord zijn fout.

Hij slurpt soep en we zitten naast elkaar. In stilte.
Na een tijdje sta ik verkrampt op: mijn poep hard van de koude, mijn rug doet pijn. “Amai, da’ gij hier zo lang kunt zitten,” zucht ik.

“Ha! Je hebt bieryoga en zweetyoga. Dit is bedelyoga.” Ik grinnik: “Daar kunnen die yogasnuivers nog iets van leren.”

Ik laat hem achter met een glimlach en een lege soepbeker.

Overuren

Enkele dagen later. Het is elf uur ’s avonds en ik fiets naar huis. Plots zie ik hem zitten. “Overuren aan het kloppen?”, plaag ik hem lacherig.

‘Ik ben overvallen. Ik heb niets meer.’

Tot ik zijn gezicht zie. “Ik ben overvallen in mijn slaap. Ik heb niets meer. Zelfs mijn slaapzak hebben ze gestolen. En een schop in mijn ribben kreeg ik erbij.”

Mijn hart breekt. Daar heb je die mede-mens weer.

“Ik snap niet hoe je ’t volhoudt.”

“Da ’s simpel”, zegt hij, “Er is geen andere optie.”

Ik wend mijn gezicht af om mijn tranen te verbergen. Ik geef hem wat kleingeld en beloof een matje en slaapzak te halen op onze bureau. Aangekomen in een lege, donkere werkruimte zoek ik een warme trui, een slaapzak en matje.

Ik zet water op voor thee. In de keuken bedenk ik me.

Snikkend neem ik een Royco Minute Soup mee.

 

Reacties [13]

  • Jacques Hommé

    Mooi, hartverwarmend, verruiming van mijn horizon, die toch al betrekkelijk ruim is, een welgemeende dank hiervoor, Kaat. Ik begrijp dat je er van geniet, om er te zijn, als mens voor uw medemens, dank daarvoor, omdat dit niet altijd evident is in onze maatschappij. Het zet aan het denken, en aan het ‘doen’, het is inspirerend, het toont hoe mooi ‘geven’ kan zijn, niet alleen op financieel vlak, maar vooral op menselijk vlak.

  • Defieuw Willem

    Er is onveiligheid; je hebt het midden-klasse-onveiligheidsgevoel. En dan heb je nog de onveiligheid waar de meest kwetsbaren vatbaar voor zijn. Een onveiligheid die geen gevoel is, maar werkelijkheid. Een onveiligheid die we best wel kunnen oplossen. Door dakloosheid uit de wereld te helpen.
    Hoe armer iemand is, hoe makkelijker hij slachtoffer wordt van geweld en diefstal.
    Als de politieke partijen over “veiligheid” spreken, hebben ze het enkel over die van de middenklasse. Nooit worden maatregelen genomen om de onveiligheid waar de meest kwetsbaren aan onderhevig zijn, aan te pakken.
    Maar ook de impact van het verlies van levensnoodzakelijke zaken als een slaapzak of een vest, op het slachtoffer is zoveel groter dan de diefstal waar de middenklasse het slachtoffer van is.
    Een kwestie van prioriteiten zeker…
    Fantastisch hoe jij bent ingesprongen om dit drama aan te pakken. Zonder die “vrije-tijds-investering” van Kaat & co, zouden dak- en thuislozen véél slechter af zijn.

  • Marie-Louise

    Proficiat. Elk mens is waard om bekeken te worden, niet alleen met de ogen, ook met het hart. Dank aan de vele mensen die Jezus laten geboren worden. Hij is er voor iedereen. Dank en we doen samen verder.

  • Anso

    Ik ben fan van jou, Kaat, hoe ongelooflijk mooi je schrijft. Deze column deed de tranen over mijn wang rollen. Prachtig hoe je onrechtvaardigheid toont.
    Dankjewel.

  • Gera van Remmen

    Een schitterende ADVENTSMEDITATIE. Ik omhels jou, lieve Kaat en allen die jou zijn toevertrouwd.
    DANK voor wie je bent en waartoe je je geroepen weet.
    Een senior van 82, uit Nederland, die nauwelijks nog op straat komt.

  • Scherrens Danielle

    En denk je nu dat mensen die in weelde leven gelukkig zijn? Vergeet het maar. Maar niets hebben is verschrikkelijk. Ik kan mij niet voorstellen dat ik In de kou in weer en wind zou moeten buiten slapen. Met constant een hongerig gevoel. De basisbehoeften, warmte een dak boven uw hoofd en genoeg te eten. En dan te weten dat er uittredingspremies worden betaald aan hen die het verre van nodig hebben. Die als taak hebben de bevolking gezond te houden. De armoede kloof wordt groter en groter. Geld de wortel van al het kwaad. Ik hoop dat er meer mensen enkele euro’s gaan over hebben voor een tasje soep, een hart verwarmer.

  • siska

    Ik lees: mooi, inlevend, ‘t is waar, maar ik wil bij deze mijn GROOTSTE bewondering delen voor Kaat.
    Elk van ons kan één of twee euro in dat potje achterlaten en op dat moment zich klein voelen en dankbaar tegelijk omdat je meer “geluk” hebt, maar dan ga je weer verder met je leven.
    Kaat, jij ziet het elke dag, gaat er zelfs naar op zoek en bezorgt hen zo enkele minuten “geluk”.
    Bewondering en respect voor jou en je werk, ik zou het niet kunnen

  • Liesbeth

    “Onze medemens die vijf euro over heeft voor een T-shirt dat kapot is na twee wasbeurten, maar geen twee euro voor een koffie en één minuut van zijn tijd. ” AB-SO-LUUT!!!

    • Sonja H.

      Exact. Dat is de waarheid. En dat ga ik onthouden om in een gesprek ook anderen te laten nadenken. Want ik zoek woorden om beter te kunnen vertellen waarom dit verhaal mij diep raakt. Om clichés mee te doorbreken. Ik koop tweedehands truien van kwaliteit en ik geef 5 Euro en volgende keer kijk ik in de ogen van mijn medemens.

  • Chloë Mukeshumuremyi

    Heel mooi artikel. Zet aan tot reflecteren.

  • Ronny

    Ik ben ook dakloos.
    Al 15 keer verhuisd op 3 jaar tijd. Nu weeral slapen bij een vrouw in de garage. Benieuwd hoelang dit gaat duren weeral. Ergens welkom. Dat ben ik al gewoon.

  • michele t'kint

    MOOI?En zo treurig voor die man.Ik vind het een echte SCHANDE dat er in onze maatschappij nog zoveel (en omlangst om meer mensen ) op straat moeten leven (zijn dat geen basisbehoeften)De stad en de politiek zouden ook aan die mensen moeten denken.

  • samuel desplenter

    mooi ,inlevend artikel…..vaak vraag ik me af hoe hard het moet zijn ,zeker in de winter daar te zitten op die koude straatstenen in weer en wind en geen vooruitzichten te hebben,vaak geen eten en niet weten waar je die nacht zal slapen,overal mensen te zien rond je die het goed hebben(toch materieel) wat moet er in die mensen hun hoofd omgaan?

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.