Harry Kunneman
Het dikke-ik, de overgang van een theemutscultuur naar het walkman-ego, het werken aan trage vragen of het pleidooi voor normatieve professionaliteit in sociaal werk. Het zijn stuk voor stuk begrippen en metaforen van de hand van de Nederlandse (emeritus) hoogleraar politieke en sociale filosofie Harry Kunneman (Universiteit voor Humanistiek).
‘De auteur laat Harry Kunneman aan het woord.’
Zijn begrippen en metaforen kregen vorm in doorwrochte boeken, waarin hij zijn visie op samenleving, humanistiek en sociaal werk vorm gaf. Net tien jaar geleden introduceerden Kristel Driessens en ik zijn werk ook bij de lezers van het toenmalige tijdschrijft Alert in een bijdrage over ‘Normatieve professionaliteit in het sociaal werk.’
Klein boekje
Zopas verscheen er een klein boekje van Denise Robbesom: ‘Werken aan trage vragen. De woorden van Harry Kunneman.’ In gesprekken laat ze Harry Kunneman aan het woord, om zijn leven te schetsen en zijn basisbegrippen op een heldere manier te kaderen.
Het boekje heeft daarmee een dubbele functie. Voor wie met het werk van Kunneman vertrouwd is, kadert het zijn concepten in zijn persoonlijke levensloop. Voor anderen is het een vereenvoudigde introductie in zijn denken.
Kunneman spreekt over onderwerpen als vriendschap en familie, humanisme, kritische maatschappijtheorie en humanistisch raadswerk.
Normatieve professionalisering
Kunneman schetst hoe zijn levensloop zijn denken mee bepaalde, of wat denkers als Marx en Habermas voor hem betekenden. Zeker het hele kader van het communicatieve handelen beïnvloedde zijn werk, met het onderscheid tussen systeemwereld en leefwereld, de kolonisering van de leefwereld die ook in de zorg sterk speelt en het zoeken naar een machtsvrije dialoog.
‘Het streven naar rechtvaardigheid is een rode draad.’
Later probeerde hij het bij uitstek moderne denken van Habermas te verzoenen met het post-moderne werk van Foucault over macht en disciplinering. Het streven naar een humane en rechtvaardige samenleving vormt daarbij een rode draad in zijn leven en werk.
Hij verbindt daarbij steeds theorie en praktijk. De filosofische zoektocht moest resulteren in bruikbare kaders voor humanistisch raadswerk, of ruimer, voor hulpverlening en sociale professionals.
Een kernbegrip blijft normatieve professionalisering. Dat houdt niet alleen het bewustzijn in dat ons professioneel handelen mee door normen vanuit de samenleving wordt bepaald, maar ook dat onze eigen normativiteit resoneert in ons handelen. Zeker voor hulpverleners is reflectie daarover cruciaal.
Dikke Ik
Ook ‘het dikke-ik’ is een sleutelbegrip bij Kunneman. Het dikke-ik neemt wat het nodig denkt te hebben en dat is heel wat. Het wil niet alleen steeds meer consumeren, maar eist ook erkenning van zijn handelingsvrijheid en respect voor zijn hoogst individuele opvattingen en verlangens.
‘Het ‘dikke-ik’ is een sleutelbegrip.’
Het leidt tot voortdurende wrijvingen met anderen, waardoor het dikke-ik verwikkeld is in een permanente concurrentie- en prestatieslag.
Kunneman wil met het dikke-ik drie samenhangende ontwikkelingen in één metafoor vangen. Vooreerst verwijst hij naar de mateloosheid van onbeperkte consumptie als mondiale vooruitgangshorizon. Een tweede ontwikkeling noemt hij het zich ‘dik maken’ van mensen ten koste van anderen, met concurrentie en individueel succes als sociale horizon. En een derde element is het gevaar van morele onverschilligheid: een dikke huid hebben, andermans ellende is dan hun probleem.
Welvarend en ontevreden
De opmars van het dikke-ik manifesteert zich op het persoonlijk niveau, op het niveau van groepen en organisaties en ten slotte op het niveau van de planeet, waar de menselijke soort zozeer uitdijt en zoveel rotzooi om zich heen verspreidt dat de mogelijkheid van catastrofale ontwikkelingen opdoemt.
‘Is dat presteren en consumeren de moeite waard?’
Kunneman zoekt naar een samenleving voorbij het dikke-ik, want de toenemende welvaart lijkt eerder een honger naar meer te stimuleren dan dat het tot meer tevredenheid leidt. Het dikke-ik is welvarend én ontevreden.
Is een bestaan dat vooral uit presteren, concurreren en consumeren bestaat in een samenleving die verhardt, alle moeite wel waard?
Trage vragen
Dat brengt ons bij zijn notie van ‘trage vragen’. Hiermee verwijst Kunneman naar moeilijk oplosbare problemen, existentiële vragen van mensen over leven, dood, liefde of ziekte. Vragen die zich niet technologisch of deskundologisch laten versnellen. Vragen die vaak haaks staan op de hedendaagse hulpverlening die opgesloten raakt in strikte tijdsschema’s en geformaliseerde kwaliteitsprotocollen.
Op dit punt komt het werk van Kunneman dan ook dicht bij de presentietheorie die we kennen van Andries Baart.
Interview
De interview- of gespreksvorm in het boek nodigt Kunneman uit om op een meer verhalende wijze zijn analyse en denkkaders te delen. Het maakt ze toegankelijker dan zijn soms erg doorwrochte boeken.
In de vraagstelling slaat de slinger echter door, met storende herhalingen, stopzinnen en lege verbindingszinnen: ‘dat klinkt niet echt leuk, nee’, ‘dat klinkt inspirerend’, ‘dat is mooi’, ‘dat vind ik interessant’, ‘daar ben ik heel benieuwd naar’, ‘dat klinkt mooi’…
Noem het Vlaamse nuchterheid, maar het schrappen van deze tussenzinnen had de leesbaarheid ten goede gekomen. Wie er overheen leest, vindt alvast een boeiende inleiding in het denken van Kunneman, of een uitnodiging om zijn boeken eens terug door te nemen.
Reacties
Zeker lezen
‘Het is cruciaal om je als sociaal werkers te organiseren’
Stressexpert: ‘Een groeiende groep mensen staat altijd aan’
‘De psychiatrie tekent je voor het leven’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies