Iedereen aan boord
Wie is er aan het woord? Welke stem is belangrijk? Sommige verhalen worden sneller gehoord dan andere. Dat heeft een grote impact op hoe we naar mensen en de wereld rondom ons kijken.
‘Het valt op dat van mensen die moeilijk spreken, vaak verondersteld wordt dat ze niets te vertellen hebben.’
Filosoof Ignaas Devisch schetste dat recent nog scherp in een interview met Sociaal.Net: “Enkel diegene die het woord voert, krijgt aandacht. Wie zwijgt omdat hij de juiste woorden niet vindt, blijft in de schaduw staan. Corrigeer je dat niet, dan blijf je opgezadeld met een zorgsysteem dat uitsluiting en ongelijkheid creëert. Daarom moeten we met heel veel zorgzaamheid kijken of we iedereen aan boord hebben. Hoe kunnen we de stemmen die zichzelf minder goed uitdrukken toch op een of andere manier horen?”
Waard om verteld te worden
Als literatuurwetenschapper zie ik vanuit een ander perspectief dezelfde dynamiek.
Zonder dat we er erg in hebben, vertellen we dagelijks over onszelf met kleine en grote verhalen, individuele en collectieve, historische, fictieve, realistische en surrealistische verhalen. Die zelfverhalen zijn belangrijk omdat ze bijvoorbeeld verzwegen geschiedenissen of doorleefde ervaringen kunnen blootleggen.
Maar om ze te mogen vertellen en gehoord te worden, ligt de lat van normen en voorwaarden hoog. Ik struikelde daarover toen ik autobiografische verhalen van mensen met autisme bestudeerde. Ik raakte geïnteresseerd in wat die ‘kleine’ ervaringsverhalen toevoegen, bewegen of verstoren in het ‘grote’ klinische verhaal over autisme.
Wie of wat bepaalt welke ervaringsverhalen gepubliceerd worden en tot bij een breder publiek geraken? Het valt op dat mensen die moeilijk, anders of zelfs niet spreken, op een muur botsen. Vaak wordt verondersteld dat ze niets te vertellen hebben. Hun communicatie wordt gezien in termen van tekortkomingen.
Mensen met dementie
Zo wordt wel eens gezegd dat mensen met dementie eerst hun woorden niet meer vinden en vervolgens ook zichzelf niet meer. Dat iemand die voortdurend hetzelfde woord herhaalt alleen maar wat onzin uitkraamt. En iemand die niet kan spreken, zal wel diep verstandelijk beperkt zijn.
‘Sommige verhalen worden sneller gehoord dan andere.’
Ook iemand die een spraakcomputer of pictogrammen ter ondersteuning nodig heeft, wordt meestal gezien als niet competent om deel te nemen aan de dagelijkse interacties, laat staan belangrijke keuzes te maken in zijn leven.
Enkel wie een verhaal op een coherente manier aan elkaar kan rijgen, is volwaardig, betrouwbaar, intelligent en psychisch gezond. De waarde van een zelfverhaal wordt verbonden met de cognitieve conditie van de verteller.
Dat slechts één opvatting over taal en verhaal als juist, goed of gezond wordt beschouwd, heeft natuurlijk verregaande gevolgen in het erkenning geven aan mensen die moeilijker of anders vertellen.
Gevaar van een enkel verhaal
Zelf liep ik lang rond met dat naamloze ongemak dat ik voelde, telkens ik botste op zo’n vorm van uitsluiting. Ik krimpte ineen als ik iemand voor de zoveelste keer hoorde zuchten hoe tragisch het moet zijn om te leven met een verstandelijke beperking. Ik werd boos telkens er een grap gemaakt werd over de autist die alles op een rijtje wil plaatsen.
Enkele jaren geleden kregen die gevoelens plots een helder kader. Ik botste op de TEDx-lezing van de Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie: ‘Het gevaar van een enkel verhaal’. Ze legt glashelder uit wat dreigt te gebeuren als we alleen de meest dominante verhalen horen, als we mensen slechts één enkele kant van een verhaal, wereld of cultuur laten zien.
Gelijkwaardigheid zoek
Adichie verwees vooral naar haar eigen aanvaringen.
Ze vertelt hoe ze als Nigeriaans meisje uitsluitend Amerikaanse en Engelse boeken aangereikt kreeg waarin geen enkel zwart personage voorkwam. De boeken prikkelden haar verbeelding en ze was gecharmeerd door de blonde personages met blauwe ogen die in de sneeuw speelden. Het gevolg was dat ze zich niet kon voorstellen dat mensen zoals zij konden en mochten bestaan in literatuur, dat ook zwarte mensen een literaire stem hadden.
‘Macht bepaalt welke verhalen verteld worden en wie de verteller is.’
Toen ze negentien jaar oud was en in Amerika ging studeren, merkte ze op dat haar kamergenote ervan uitging dat Adichie geen vloeiend Engels kon spreken en een voorkeur zou hebben voor traditionele Afrikaanse muziek. Haar kamergenote had maar één verhaal over Afrika in gedachten: het dominante verhaal van Afrika als een primitief, arm werelddeel. Binnen dat verhaal was er geen enkele mogelijkheid dat Afrikanen iets met haar gemeen zouden hebben.
Ze had al medelijden met Adichie nog voor ze haar ontmoet had. Een welwillend, neerbuigend medelijden. Er was geen mogelijkheid van een band als gelijkwaardige mensen.
Verhaal is macht
“Enkele verhalen”, legt Adichie uit, “creëren vooral stereotypen. Het probleem is niet zozeer dat ze onjuist zijn, maar dat ze onvolledig zijn. Ze zorgen ervoor dat een bepaald verhaal het enig mogelijke verhaal wordt.” Dat enkel verhaal definieert ze vanuit het principe van ‘nkali’, wat vrij vertaald ‘groter zijn dan een ander’ betekent.
Macht bepaalt welke verhalen verteld worden en wie de verteller is. Macht is het vermogen om niet alleen een verhaal over een ander te vertellen, maar dat verhaal te maken tot het definitieve verhaal over die persoon.
Die onrechtvaardigheid moet doorprikt worden. Het is daarom dat ervaringsverhalen van mensen met een beperking er wel toe doen, waarom we te allen tijde bescheidenheid aan de dag moeten leggen over wat we denken te weten over iemand. We moeten op zoek blijven gaan naar kleine verhalen, naar openingen en insteken die mensen zelf willen laten horen binnen de grote dominante verhalen.
Autobiografische ziekteverhalen
Adichie’s heldere kijk op het gevaar van het enkel verhaal, hielp me om de aanpak van mijn werk te rechtvaardigen als wetenschapper en lesgever over mensen met een beperking.
Met literatuurstudenten bespreek ik graag autobiografische ziekteverhalen. Aanvankelijk denken studenten dat zo’n verhalen pathetisch zijn en literair waardeloos.
Ze kleuren daarbij binnen al te strakke lijnen: binnen kunst en de literatuur mag gretig geëxperimenteerd worden met verhaalconventies, maar zodra het over ervaringsverhalen of ‘zelfverhalen’ gaat, worden de regels strakker. Willen we geloofd en gehoord worden, dan gelden er normen voor hoe we over onszelf moeten vertellen.
Scherpe vragen
Ik leg deze studenten scherpe vragen voor: Hoe kunnen we die voorwaarden om te vertellen, openbreken? Hoe kunnen we meer expressievormen begrijpen en genereren? Kunnen we af en toe voorbij het louter gesproken woord en zijn vanzelfsprekende betekenissen gaan?
‘Hoe kunnen we mensen die niet doen wat we verwachten, toch meer horen en erkenning geven?’
Als iemand niet spreekt, wil dat dan zeggen dat die persoon geen stem heeft? Wat is stem? Hoe kunnen we mensen die misschien niet altijd doen wat we verwachten of gewoon zijn, toch meer horen, erkenning geven en naar waarde schatten? Hoe kunnen we ons opnieuw afvragen wat een ‘competent verteller’ is?
Stap naar de praktijk
Je kan hierover veel vertellen, analyseren, schrijven en discussiëren. Maar ik wou vooral ook de stap naar de praktijk zetten. Ik wilde dit thema uitdiepen in interactie met mensen die anders, moeilijk of niet spreken.
Het doel van die aanpak was niet een zoveelste methodiek te ontwikkelen. Ik wou juist wegblijven van methodiek en therapeutische interventies en inzetten op de complexiteit van wat er in creatieve interacties kan gebeuren. Die benadering kan je niet alleen lezen in de schommelgetuigenis van Heleen, maar ook in de bijdrage ‘De beleving van de vreemde wereld van mijn broer’ die eerder verscheen op Sociaal.Net.
Deze getuigenissen laten toe dat ongehoorde verhalen toch een eigen spoor trekken doorheen de samenleving. Dat is ook de bedoeling van het boek en de tentoonstelling die we samenstelden. Hier komen verhalen en creaties aan bod rond stilte, ontmoeting of luisteren.
Op die manier prikken we gaatjes in ons enkel verhaal over stem, woord en verhaal. Vanuit ontmoetingen en interacties zoeken we naar manieren om situaties te creëren waarin verhalen van mensen voor wie communiceren om welke reden dan ook niet altijd vanzelfsprekend is, kunnen ontstaan en gehoord worden.
Reacties [1]
Mooie bijdrage. Helemaal mee eens. We lijden collectief aan Babylonische spraakverwarring want we spreken misschien dan wel dezelfde woorden maar we spreken allemaal een andere taal, gekleurd door eigen emoties, behoeften en wensen. Verbindende communicatie zou een verplicht leervak moeten zijn samen met expressie via lichaam en via beeld, zodat we leren zien wat ons verbindt ipv wat ons verdeelt…
Zeker lezen
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Jongeren over gezond leven: ‘Ook wat ongezond is, kan gelukkig maken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies