Boek

Armoede ligt op de loer bij mensen met een handicap

Koen Hermans, Annabel Vanroose

Mensen met een handicap lopen een hoog risico om in armoede terecht te komen. Twee overheidsdiensten vroegen om dat verder te bestuderen.Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie en Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.Een nieuw boek brengt inzichten en adviezen.

© Unsplash / Ahmet Arslan

Langdurig arbeidsongeschikt

Wat verstaan we onder handicap? Het boek vertrekt van de interactieve definitie van handicap die centraal staat in de VN-Conventie betreffende de rechten van personen met een handicap. Er wordt niet alleen gekeken naar de beperkingen van het individu maar ook naar de wijze waarop de omgeving de autonomie en participatie aan de samenleving mogelijk maakt of tegenwerkt. Deze Conventie benadrukt dat elke persoon met een beperking recht heeft op een behoorlijke levensstandaard.

‘Een kwart van de mensen met een functiebeperking, loopt het risico om in armoede terecht te komen.’

Ook in beleidskringen circuleren heel wat definities van handicap, zowel op het federale als regionale niveau. Kijken we bijvoorbeeld naar de cijfers van langdurige arbeidsongeschiktheid: 7 procent van de bevolking op actieve leeftijd is langdurig arbeidsongeschikt en heeft hiervoor een officiële erkenning binnen de sociale zekerheid. 35 procent van hen heeft enkel een invaliditeitsuitkering. Maar de meeste mensen die langdurig arbeidsongeschiktheid zijn, doen beroep op tegemoetkomingen, bijvoorbeeld de integratietegemoetkoming of de inkomensvervangende tegemoetkoming. Deze mensen beschikken over onvoldoende inkomsten en bouwden onvoldoende rechten op in de sociale zekerheid.

De groep mensen die gebruik moet maken van invaliditeitsuitkering of tegemoetkomingen, groeit.  Dit komt door de stijgende participatiegraad van vrouwen op de arbeidsmarkt, de vergrijzing en de opkomst van nieuwe ziektebeelden, met onder andere een sterke toename van psychische stoornissen.

Relatie handicap en armoede

Die langdurige arbeidsongeschiktheid weegt op de beroepsactiviteit van andere gezinsleden. Vaak bestaat dit gezin uit meerdere personen met een handicap. Dat heeft gevolgen voor het inkomen van de gezinsleden: dat ligt gemiddeld 28 procent lager dan gezinnen waar niemand langdurig arbeidsongeschikt is. Voor personen die een beroep doen op het systeem van tegemoetkomingen, ligt dat zelfs de helft lager.

Ook de jaarlijkse grootschalige Europese bevraging naar inkomsten en levensomstandigheden wijst op de relatie tussen handicap en armoede. Een kwart van de mensen die een lichte of zware functiebeperking rapporteert, loopt het risico om in armoede terecht te komen. Dat is een dubbel zo groot armoederisico als voor personen zonder functiebeperkingen.

Lagere levensstandaard

België is er de afgelopen tien jaar niet in geslaagd om die kloof tussen personen met en zonder handicap te verkleinen. Ons land doet het op vlak van armoede bij personen met een handicap ook opvallend minder goed dan Nederland, Frankrijk en Denemarken.

‘België is er de afgelopen tien jaar niet in geslaagd om de kloof tussen personen met en zonder handicap te verkleinen.’

Bovendien zijn de armoederisico’s voor personen met een handicap een onderschatting van de werkelijke armoede. Want er wordt niet gekeken naar de extra kosten die een persoon heeft omwille van de handicap. Daardoor is hun levensstandaard lager dan personen zonder handicap.

Structureel tekort

De minimale inkomensbescherming van personen met een handicap schiet structureel tekort. De welvaartsenveloppe wil dat aanpakken: de laagste uitkeringen en vervangingsinkomens worden opgetrokken door ze welvaartsvast te houden. Maar die ingreep is onvoldoende om de kloof met de Europese armoedegrens te verkleinen.

De ziekte- en invaliditeitsuitkering, nochtans een sociale verzekering om de levensstandaard te behouden, is steeds meer afgegleden naar een ontoereikende minimumbescherming. Wil je die uitkering optrekken, dan moet het minimumloon van werken die opwaartse beweging volgen. Doe je dat niet, dan wordt wie werkt benadeelt.

Activiteitsval

Een vergelijkbaar proces stelt zich bij werkhervatting. Als iemand met een inkomensvervangende tegemoetkoming beslist om opnieuw of meer te werken, zou je verwachten dit uitmondt in een hoger inkomen. Dat is niet altijd zo. Dat fenomeen is ook gekend als de activiteitsval: meer werken mondt niet altijd uit in een hoger inkomen.

‘Meer werken mondt niet uit in een hoger inkomen.’

Om die activiteitsval aan te pakken, werd gesleuteld aan de ziekte- en invaliditeitsverzekering om loon en uitkering beter met elkaar te combineren. Het nieuwe systeem is op vlak van werkhervatting voor de meesten genereuzer, maar niet voor de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.

Bovendien voorziet de wet geen professionele begeleiding of ondersteuning die nieuwe perspectieven biedt aan mensen met een inkomensvervangende tegemoetkoming. Deze mensen ervaren hun situatie als een eindpunt waar ze niet meer uit geraken.

Kind met een handicap

Ouders van kinderen met handicap ervaren extra moeilijkheden, ongeacht hun sociaaleconomische positie. Ook hier zijn de vaststellingen opvallend. Ongeveer 10 procent maakt geen gebruik van zijn recht op een verhoogde kinderbijslag. Dat probleem stelt zich vooral bij mensen met een migratie-achtergrond.

Kinderen met een handicap lopen meer risico om op te groeien in een kwetsbare sociaaleconomische situatie. Hun ouders hebben een lager opleidingsniveau en staan vaker alleen aan het hoofd van het huishouden. Er zijn ook vaker andere gezinsleden met een handicap.

Bovendien hebben gezinnen met kinderen met een handicap een lagere arbeidsmarktparticipatie. Deze tewerkstellingskloof neemt toe met de ernst van de handicap. Deze kloof kan slechts gedeeltelijk worden verklaard door de kwetsbare sociaaleconomische positie van het gezin. Voor de gezinnen met én een kwetsbare sociaaleconomische positie én een kind met een handicap versterken de effecten elkaar.

Strijden tegen discriminatie

Sinds 2003 zijn personen met een handicap in het kader van het gelijkekansenbeleid beschermd tegen elke vorm van discriminatie. Unia heeft hier heeft een dubbele functie, zoals hun slagzin al illustreert: ‘Voor gelijke kansen, tegen discriminatie’. Ze ondersteunt personen die een discriminatieklacht indienen en rapporteert aan de VN over de toepassing van het Verdrag.

Het aantal klachten bij Unia is de afgelopen jaren sterk toegenomen. De meeste klachten gaan over de toegankelijkheid van gebouwen en diensten, het onderwijs, de huisvestingsmarkt en de arbeidsmarkt. De weg is nog lang, op verschillende domeinen.

In haar recente rapportering voor de VN wijst Unia onder andere op de lage uitkeringen, de toename van de werkloosheidsvallen,  de  dramatische achterstand bij de afhandeling van aanvragen voor een tegemoetkoming en het verhogen van de toegankelijkheid van diensten en gebouwen. Ook inclusief onderwijs en het verhogen van de participatie aan de arbeidsmarkt blijven grote uitdagingen.

Niet-gebruik van rechten

Nog een cruciaal probleem in de relatie tussen armoede en handicap: niet iedereen maakt gebruik van waar hij recht op heeft. Daar zijn verschillende verklaringen voor. De aanvraagprocedure van de inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming is complex. Mensen haken daarop af. Handicap wordt ook op verschillende manieren gedefinieerd en getoetst, wat het voor de hulpvrager moeilijker maakt om te weten waarvoor hij wel of niet in aanmerking komt.

‘De aanvraagprocedure is complex.’

Onderzoek van het Observatorium voor Welzijn en Gezondheid Brussel-Hoofdstad wijst op de grote instabiliteit van het sociaal-administratieve statuut van kwetsbare groepen. Ze komen van het ene statuut in het andere terecht en moeten telkens opnieuw stappen ondernemen om hun statuut in orde te brengen.

Opvallend is ook de lage take-up van tegemoetkomingen in Brussel. Bestuurlijke complexiteit heeft daar ongetwijfeld veel mee te maken. En waarschijnlijk ook dat niet-gebruik hoger ligt bij personen met een migratie-achtergrond.

Algemeen of specifiek

Hoe kunnen we deze problemen aanpakken? Aanbevelingen bevinden zich op het snijpunt van armoedebeleid en handicapbeleid.

Een belangrijke vraag is of er gekozen wordt voor algemene maatregelen die armoede inperken dan wel voor maatregelen die specifiek gericht zijn op personen met een handicap. Zetten we in op brede armoedebestrijding, waarvan ook personen met een handicap profiteren? Of kiezen we voor een beleid dat inzet op handicapspecifieke maatregelen om armoede te bestrijden?

Breed armoedebeleid

Algemene maatregelen om armoede te bestrijden bestaan meestal uit een combinatie van hogere uitkeringen, meer arbeidsmarktparticipatie en kostencompenserende maatregelen zoals kinderbijslag, huursubsidies, gezondheidsuitgaven.

Deze elementen van armoedebestrijding wijzen op het spanningsveld tussen verschillende doelstellingen van sociale zekerheid: het garanderen van een minimumbescherming, het behoud van de levensstandaard en de maatschappelijke integratie via werk.

‘Niet alle personen met een handicap kunnen werken.’

België hinkt achterop op vlak van de minimumbescherming. De kloof tussen minimumuitkeringen en de Europese armoedegrens moet kleiner worden. Dat kan niet losgekoppeld worden van de maatschappelijke integratie van personen met een handicap via werk. Het verhogen van de minima moet dus verbonden worden met activering op basis van de mogelijkheden en het financieel aantrekkelijker maken van werk.

Er moet ook voldoende aandacht blijven voor personen met een handicap die niet kunnen werken. Vandaar dat ook kostencompenserende maatregelen om handicapspecifieke kosten te verminderen noodzakelijk zijn. Denk maar op maatregelen op vlak van gezondheidszorg, huisvesting en de kinderbijslag. Grote winst kan geboekt worden op het terugdringen van de kosten van huisvesting.

Minimumbescherming moet beter

Gezien de specificiteit van de armoedeproblematiek bij personen met een handicap formuleren we ook handicapspecifieke aanbevelingen.

De minimumbescherming van personen met een handicap moet versterkt worden. Daarvoor moet het stelsel van tegemoetkomingen fundamenteel hervormd worden. Zo moet de inkomensvervangende tegemoetkoming verhoogd worden, minstens tot op het niveau van de Europese armoedegrens en bij voorkeur tot het niveau van de inkomensgarantie voor ouderen.

Tegemoetkomingen moeten sneller en eenvoudiger toegekend worden en ook de criteria voor toekenning van de integratietegemoetkoming moeten wijzigen. En nog een verbeterpunt: een samenwonende persoon met een handicap die een uitkering combineert met werk, wordt daarvoor financieel bestraft. Ook dat moet in de toekomst anders.

Maatschappelijke participatie versterken

Maatschappelijke participatie van personen met een handicap moet beter gemonitord worden. In 2016 gaf de federale regering een eerste aanzet met haar plan ‘Handistreaming’. Dat stelt dat elk beleidsdomein de dimensie ‘handicap’ moet integeren.

De impact van deze beleidsintentie blijft beperkt. De coördinerende rol voor handistreaming wordt best gelegd bij een minister in plaats van bij een staatssecretaris.

Er zijn op dit moment te weinig indicatoren beschikbaar die bepalen in welke mate de dimensie ‘handicap’ meegenomen wordt in verscheidene beleidsdomeinen. De Handilab-studie wees op de zeer precaire situatie van personen met een tegemoetkoming, maar deze studie is ondertussen meer dan acht jaar oud.

In ieder geval moet bij het monitoren niet alleen aandacht gaan naar de financiële situatie maar ook naar de gerealiseerde levensstandaard, de mate van keuzevrijheid en maatschappelijke participatie. Gezien de complexe bevoegdheidsverdeling is het noodzakelijk om de interministeriële conferentie voor personen met een handicap te reactiveren.

Federaal en regionaal

Uit het boek blijkt dat het federaal en regionaal beleid divergeert.

Vlaanderen heeft ondertussen de persoonsvolgende financiering (PVF) ingevoerd. De groep van personen met een handicap is natuurlijk heel wat groter dan de groep die op dit moment ondersteund wordt door de Vlaamse sociale bescherming. Er zijn op dit moment te weinig onderzoeksgegevens voorhanden om te oordelen of en in welke mate het PVF-systeem de armoede bij personen met een handicap terugdringt.

Deelname aan de arbeidsmarkt

Personen met een handicap moeten meer kansen krijgen om deel te nemen aan de arbeidsmarkt. Recente maatregelen in de ziekte- en invaliditeitsverzekering proberen activiteitsvallen terug te dringen. Maar de simulaties tonen aan dat ze het minst effectief zijn voor personen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.

Tegelijkertijd moeten we oog blijven hebben voor de perverse effecten van de reïntegratietrajecten, meer bepaald als die trajecten uiteindelijk leiden tot ontslag. Die beleidsmaatregel moet dringend geëvalueerd worden.

Maar financiële prikkels versterken kan niet los gezien worden van de nood aan werkbaar en aangepast werk. Daarbij moet rekening gehouden worden met hun arbeidsmogelijkheden en financiële zekerheid. Ook moeten werkgevers aangezet worden om personen met een handicap in dienst te nemen en te houden.

Rechten opnemen

Tot slot moet ook ingezet worden op het verminderen van niet-gebruik van sociale rechten. Daarvoor moet op verschillende fronten actie ondernomen worden.

‘Eerstelijnsdiensten moeten zich meer outreachend opstellen.’

Zo zullen eerstelijnsdiensten zich meer outreachend en pro-actief moeten opstellen. In ieder geval voor personen met een tegemoetkoming moet gekeken worden of het toekennen van zo’n tegemoetkoming niet gekoppeld kan worden aan een begeleidingsaanbod. Sociale professionals kunnen dan samen met de persoon nagaan welke rechten (nog) niet gerealiseerd zijn en hoe de maatschappelijke participatie kan verbeterd worden. En er valt waarschijnlijk ook nog winst te boeken met het automatiseren van rechten, zoals recent bleek uit het voorbeeld van de verhoogde kinderbijslag.

We roepen ook op om specifiek in te zetten op het ondergebruik van uitkeringen en voordelen van personen met een handicap met een migratie-achtergrond.

Participatie

Vanuit verschillende invalshoeken informeert dit boek het publiek en beleidsmakers. Verschillende verbeterpunten worden aangereikt om in te grijpen op de relatie tussen handicap en armoede.

Maar vooral inspireert en motiveert het om te blijven investeren in een samenleving waarin personen met een handicap gelijkwaardig kunnen participeren.

Reacties [4]

  • Francisca

    Al 6 jaar autowonend, omdat reguliere woningen te lawaaig zijn. Een huis functioneert als klankkast voor geluiden door buren, LFG van apparatuur en omgevingsgeluid. Geen behandeling mogelijk. Geen grondrechten, geen burgerrechten, geen gehandicaptenrechten, geen sociale zekerheid meer. Stevige armoede en intussen enorme schuld. Alles ondanks wettelijke inschrijving in gemeente. Intussen zo’n 30 rechtszaken gevoerd, 10 reeds via Hoge Raad. Dossier zwart van de afwijzingen zonder onderbouwing. Nederland is er ook nog lang niet. Beschaving? Waar dan? Goed inititief dit boek.

  • Brien

    Inderdaad, bij langdurige ziekte dien je zelf uit te spitten waar je eventueel recht op hebt. Indien je partner werkt is dit nihil. Terwijl je inkomen erg onder druk wordt komt te staan. Alles wordt bepaald door dokters en sociale assistentes met een momentopname. Sommige mensen kunnen dit niet uitzoeken door hun toestand wat verschrikkelijk is. Vakanties en extra’s behoren tot het verleden.

  • Katrijn Ruts

    Broodnodige aandacht via dit boek voor het verband tussen armoede en handicap. Er is nog heel veel te doen, maar een grotere bewustwording over de ernst van de problematiek is een eerste stap op de weg er naartoe. Een tweede zijn budgetten en een regeerakkoord…

  • Milly Kok

    Ongelovelijk dat het FOD een boek hierover schrijft, terwijl je juist door het FOD voor gehandicapten (weet niet meer hoe het heet, vroeger de Vierge Noir) de, vooral niet visuele handicaps zoals constante pijn, zeldzame ziektes, etc de grond intrappen! Hoe onbeleeft al die “FOD doctoren” zijn….. Ziektes die zijn niet kennen gaan zij zich echt niet in verdiepen! Schandalig! Bestaat dit boek in luisterboek??? Want ik kan mij op niets concentreren. Mijn werkgever houd mij nog steeds aan het lijntje sinds 2011 en wilt mij re-integreren. Nou, ik wens ze veel zucces want al mijn pijn, vermoeidheid, incontinentie (van beiden kanten) en cognitieve problemen zou ik hen enkel verlies geven en ik zal het niet aankunnen om te werken. Ben volledig afgekeurd door de mutualiteit, wat denkt een arbeidsarts hieraan te veranderen??? Ik kan niet zeggen dat ik in armoede verblijf, ik heb altijd goede, verantwoordelijke banen gehad, was kader. Maar als ik al mijn gerelateerde uitgaven opsom, schrik je

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.