Mensenrechtenberoep
“Sociaal werk is een mensenrechtenberoep.” Zo luidt de stelling van Didier Reynaert en Siebren Nachtergaele uit 2015.Reynaert, D. en Nachtergaele, S. (2015), ‘Sociaal werk is een mensenrechtenberoep. Hoeder van sociale grondrechten’, Sociaal.Net, 26 maart 2015.Sociaal werk komt op “voor menselijke waardigheid en sociale rechtvaardigheid voor iedereen”.
In hun betoog hekelen ze terecht de wijze waarop sociale grondrechten onder druk staan, met zeer verregaande gevolgen voor een groep van mensen in kwetsbare leefsituaties. Tegenover responsabilisering, criminalisering en moralisering plaatst het sociaal werk dan solidariteit en collectieve verantwoordelijkheid.
‘Sociaal werk heeft een ethisch karakter.’
Ook stellen ze in vraag of de zogenaamde participatiesamenleving niet het einde inluidt van een op mensenrechten gebaseerde welvaartsstaat. De twee auteurs hekelen de vanzelfsprekendheid waarmee het sociaal werk vaak onbedachtzaam medeplichtig is. Ondanks het politiek correcte verwijzen naar mensenrechten in missies en visies van sociaalwerkorganisaties.
De concluderende stellingname dat het sociaal werk “geen neutrale, waarden- of machtsvrije praktijk is”, maar een “sociaal, politiek en ethisch karakter heeft” is heel terecht. Hun stelling spoort met de uitgangspunten van internationale sociaalwerkorganisaties: mensenrechten en sociale rechtvaardigheid zijn de motivatie en rechtvaardiging van het sociaal werk.Webb, S.A. (2009), ‘Against difference and diversity in social work: the case of human rights’, International Journal of Social Work, 18, 307-316.
Twijfels
Toch heb ik grote twijfels bij het zich beroepen op mensenrechten om de kern van sociaal werk te vatten. Sociaal werk is volgens mij eerder een normatieve praktijk met als kernwaarden aandachtige zorg en zorgzame rechtvaardigheid.
In de pleidooien voor sociaal werk als mensenrechtenpraktijk valt op hoe mensenrechten en menselijke waardigheid, sociale grondrechten, sociale rechtvaardigheid en solidariteit steeds in één adem genoemd worden. Alsof ze onlosmakelijk verbonden zijn en naar hetzelfde verwijzen. Deze vanzelfsprekendheid is problematisch.
De kritiek
Mensenrechten zijn niet altijd instrumenten die solidariteit bevorderen. Hannah Arendt, de Duits-Amerikaanse filosofe en politiek denker, gaf aan hoe mensenrechten tot stand kwamen.Van den Hemel, E. (2008), ‘Included but not belonging. Badiou and Rancière on human rights’, Krisis. Journal for contemporary philosophy, 3, 16-30.
Om de vluchtelingenproblematiek na de Tweede Wereldoorlog aan te pakken, maakten nationale staten afspraken over welke rechten ze wilden toekennen aan mensen ‘als mensen’ die ze geen rechten willen toekennen ‘als staatsburger’.
‘Mensenrechten verbinden met solidariteit is problematisch.’
Mensenrechten dienen dus om ‘orde’ te handhaven in een wereld waarin men onderscheid wil maken tussen zij die ‘hier zijn, maar niet van hier’ zijn. “Tous les gens qui sont ici sont d’ici“ is de slogan van de Organisation Politique die in Frankrijk actie voert voor mensen zonder papieren. De slogan wordt toegeschreven aan de zichzelf als maoïstische filosoof benoemende Alain Badiou.
Jacques Rancière, een andere Franse filiosoof, stelt dat mensenrechten mensen een plaats geven omdat we ze ‘niet kunnen uitsluiten, zonder dat ze er echt bij mogen horen’.Rancière, J. (2004), ‘Who is the Subject of the Rights of Man’, South Atlantic Quarterly, 103(2-3), 297-310.Mensenrechten zonder meer verbinden met solidariteit is daarom problematisch.
Niet universeel
Bovendien zijn mensenrechten niet universeel. Ze bevestigen het onderscheid tussen mensen op grond van staatsburgerschap. Het is niet aan vluchtelingen om uit te maken of ze recht hebben op die rechten. Het is de gevestigde wereldorde die geeft, neemt, wikt en beschikt.
‘Over welke menswaardigheid hebben we het?’
Zonder enige vorm van schaamte kan men dan op grond van allerlei procedurale systemen betwisten of mensen recht hebben op mensenrechten. Omdat we beschaafde landen zijn, laten we de mensen niet geheel in de kou staan. Iedereen heeft vanzelfsprekend recht op die basale zorg die voorkomt dat men sterft.
Maar dat wil nog niet zeggen dat je recht hebt op een maatschappij die alles doet om je in leven te houden, laat staan dat men alles zou doen om je kwaliteit van leven te bieden. Over welke menswaardigheid hebben we het dan in een mensenrechtendiscours?
Geen natuurwet
Mensenrechten zijn ook geen natuurwetten. Ze zijn het resultaat van een compromis tussen staten.
‘Mensenrechten zijn ambigu.’
Eén van de kenmerken van het compromis is dat je dingen waarover meningsverschillen bestaan vaag houdt. Je kan deze meningsverschillen wegmoffelen bij een ver- of hertaling: Het kind heeft recht op familie en op ouders maar ‘family’ is niet hetzelfde als ‘gezin’, zoals ook ‘ouders’ niet zonder meer samenvallen met ‘parents’.
Of nog. Ouders hebben het recht hun kind op te voeden overeenkomstig hun persoonlijke levensovertuiging. Maar wat verstaan we daaronder in landen met een staatsgodsdienst? In landen waar overheden levensovertuigingen al dan niet erkennen en overeenkomstig steunen? Hoe kunnen we het recht van kinderen op opvoeding en zelfbepaling garanderen als we dit niet in discussie brengen?
Overheid
Reynaert en Nachtergaele zouden terecht opmerken dat je rechten van onderuit moet invullen, samen met de betrokkenen. Want leefwerelden verschillen en dus hebben de dingen een verschillende betekenis. Maar is dit mogelijk en wenselijk?
‘De overheid heeft het laatste woord.’
Uiteindelijk is het de overheid die het eerste en laatste woord heeft. Zij heeft niet alleen het monopolie op geweld, maar ook op het definiëren van rechten. Het zijn dus staatsburgers die beslissen.
Misschien ook wel goed. Want wat als de betrokkenen gefortuneerde burgers zijn die de kinderopvang voor al die lawaaierige kinderen liever in een bedrijvenzone zien dan in ‘hun’ openbaar park?
Niet geschikt
Hoe moet je trouwens begrijpen dat de universele rechten van de mens aangevuld moeten worden met allerlei andere evenzeer universele rechten voor bepaalde groepen van mensen: kinderen, vrouwen, minderheden, mensen met beperking… En dan heb ik het nog niet over internationale organisaties zoals de Europese Unie die hun ‘eigen’ universele rechtenverklaringen kennen.
‘Er zijn problemen met de universele mensenrechten.’
Al deze lukraak gekozen voorbeelden laten zien dat er veel problemen zijn met die zogenaamde universele mensenrechten. Mogen we daaraan de meerwaarde van het sociaal werk zonder meer ophangen?
Ik zeg niet dat mensenrechten onbelangrijk zijn, wel dat het mensenrechtendiscours omwille van haar historische oorsprong, feitelijk maatschappelijk functioneren en interne logica niet geschikt is om de kernwaarden en de meerwaarde van het sociaal werk te verwoorden.
Onderdukken en uitsluiten
Het zich beroepen op mensenrechten werkt niet fundamenteel emanciperend en solidariserend, maar veeleer onderdrukkend en uitsluitend. Bovendien zijn mensenrechten principieel vaag en feitelijk dubbelzinnig. Bij concrete toepassing van mensenrechten moet men keuzes maken.
Als de inzet van sociaal werk inderdaad menselijke waardigheid en sociale rechtvaardigheid is, dan kan je dit niet invullen door rechten die hoogstens een consensus kunnen vinden in een louter recht op overleven. Er is dus meer nodig.
Een alternatief
Laten we het discours van mensenrechten verlaten en een radicale keuze maken voor verplichtingen tegenover de mens. Menselijke waardigheid en sociale rechtvaardigheid zijn van die orde. Het zouden absolute verplichtingen moeten zijn ten aanzien van mens en samenleving.
Minstens twee ‘soorten’ ervaringen bieden een alternatief perspectief. Tegenover het nihilisme van rechtsfilosoof Giorgo AgambenAgamben bouwt een radicale kritiek uit op de wijze waarop onze samenleving georganiseerd is. Voor zijn kritiek op mensenrechten en vergelijking met vluchtelingen in concentratiekamp, zie: Agamben, G. (2002), Homo sacer. De soevereine macht en het naakte leven, Amsterdam- Boom, Parrèsia.die stelt dat we allen gedoemd zijn om als vluchtelingen in een concentratiekamp te leven, stellen filosofen Badiou en Rancière dat er wel ervaringen zijn waarin zich een andere waarheid aandient dan deze van de absolute macht. Er zijn ‘gebeurtenissen’ die een gat slaan in bestaande onrechtvaardige machtsbestellen.Badiou, A. (2005), De ethiek. Essay over het besef van kwaad, Utrecht, IJzer; Ruby, C. (2009), L’interruption: Jacques Rancière et la politique, Paris, La Fabrique.
Deze ervaringen zijn van de orde van verontwaardiging. Ze roepen het gevoel op van ‘hier klopt iets niet’: dit kan en mag zo niet zijn. Enkele voorbeelden…
‘Mensenrechten zijn een procedurele kwestie.’
Een meisje dat hier al jaren schoolliep, mocht niet langer in België blijven. Haar ouders werden teruggestuurd naar het land van herkomst. Eén van de argumenten om ook de dochter terug te sturen, was dat kinderen en ouders recht hebben om bij elkaar te zijn. De ouders hadden maar beter moeten weten. Zij hebben beslist om illegaal in ons land te verblijven. Toen het meisje uiteindelijk wel mocht blijven, maar met een ander statuut en zonder ouders, bleek ook dat verzoenbaar met de mensenrechten.
Een gezin uit Syrië wou naar België komen. Via kennissen was alles in gereedheid gebracht om hen te ontvangen. Er was werk en een huis. Ook aan alle andere voorwaarden om zich te integreren en niemand tot last te zijn, was voldaan. Toch poogde en slaagde de overheid er met alle middelen in om dit te beletten.
Hier klopt iets niet
Hier klopt duidelijk iets niet. De rechten van de mens en die van het kind laten blijkbaar toe dat er spelletjes gepeeld worden met ouders en kinderen. Spelletjes die helemaal niet getuigen van respect voor de menselijke waardigheid van betrokkenen.
Meest schokkend is dat mensenrechten geen recht zijn. Ze zijn niet van de orde van rechtvaardigheid. Ze lijken eerder een administratieve en procedurele kwestie. Ze worden zelfs gebruikt om oorlogsgeweld en terreur te kwalificeren als meer of minder bedreigend voor burgers.
Engagement
In de verontwaardiging, in de reflex dat hier iets niet klopt, toont zich de noodzaak om zich voor een rechtvaardige orde te gaan inzetten. Of die andere samenleving mogelijk is, is geen theoretische kwestie. Het is gewoon een kwestie van engagement en handelen. Het moet anders, dus het moet ook anders kunnen.
‘Rechtvaardigheid geldt voor iedereen.’
Als rechtvaardigheid niet mogelijk lijkt binnen het bestaande bestel, dan moeten we dit bestel aanpassen. Enkel zo wordt rechtvaardig samenleven mogelijk. Met dergelijke houding staat en valt het sociaal werk.
Anders verwoord: rechtvaardigheid is rekening houden met wie niet van tel is. Je kan je natuurlijk ook neerleggen bij ‘er zal altijd een rest zijn’. Maar evenzeer kan je zoeken naar bewerkingen zonder rest, zonder afval. Waarmee je zowel recht doet aan de werkelijkheid, als aan jezelf. Een rechtvaardigheid die niet voor iedereen, altijd, overal en onvoorwaardelijk geldt, is immers een contradictie.
Menselijke waardigheid
Geïnspireerd door Emmanuel Levinas wordt verantwoordelijkheid vandaag begrepen als antwoord op de confrontatie met het gelaat van de ander: “Gij zult niet doden.”Emmanuel Levinas is één van de meest bekende Franse filosofen die de betekenis van de relatie met de ander ‘als ander’ verwoord heeft in zijn theorie die tegenover de ‘westerse’ obsessie met ‘zijn’ en ‘totaliteit’ de Joodse ethiek van de dialoog met de ander en vrijheid als verantwoordelijkheid plaatst. Bij ons in Vlaanderen is hij vooral bekend via het moraaltheologische werk van Roger Burggraeve, maar ook mediapsychiater Dirk de Wachter verwijst graag naar ‘la petite bonté’ van Levinas. Voor de betekenis van Levinas voor het sociaal werk, zie: Garrett, P.M. (2016), ‘Sleeping with a philosopher? Emmanuel Levinas and ‘critical social work’, Critical and Radical Social Work, 4(2), 185-198.
Voor Badiou is dit tekenend voor de wijze waarop ethiek beperkt wordt tot vragen over het louter overleven, het laten leven, het respecteren van mensenrechten. Elke vorm van politiek engagement voor een beter leven wordt dan veroordeeld als totalitair. Eke vorm van het zich in dienst stellen van het ‘ware leven’ als indoctrinatie.
‘Wat de ziel verscheurt, is het kwade.’
De Franse filosofe Simone Weil (1909-1943)De citaten en parafraseringen zijn ontleend aan volgende bundelingen van teksten: Weil, S. (1949/1943), L’enracinement. Prélude à une déclaration des devoirs envers l’être humain. Paris, Gallimard; Weil, S. (1957/1943), ‘La personne et le sacré’, in Weil, S., Ecrits de Londres et dernières lettres, 11-44, Paris, Gallimard; Weil, S. (1966/1942), Attende de Dieu. Lettres écrites du 19 janvier au 26 mai 1942, Paris, Fayard.verbindt menselijke waardigheid met een andere bestaanservaring: met een ‘diep in het hart van elk menselijk wezen (…) onoverwinnelijk iets’, met name ‘dat ondanks alle ervaringen van zelf begane, ondergane en aanschouwde misdaden men verwacht dat men goed doet en geen kwaad’.
Wat de ziel verscheurt, is het kwade dat men haar aandoet. De menselijke verantwoordelijkheid gaat niet zozeer terug op de blik van de ander, maar wel op de geluidloze schreeuw over het ervaren kwaad: “Waarom doet men mij kwaad?”
Wat kwelt je?
Deze klacht wijst altijd op ervaren onrecht. Die schreeuw voor gerechtigheid is vaak niet veel meer dan een dof en onophoudelijk zuchten. Zelfs als de mens de kracht heeft om te schreeuwen, ontbreken vaak de juiste woorden om de klacht juist te vertolken.
‘Het volstaat niet om aandachtig te luisteren.’
Alleen al omwille van deze omstandigheid, mag de aandacht voor deze mens niet begrepen worden als een passief afwachten, maar moet deze opgevat worden een actief daadwerkelijk attent zijn voor het onrecht dat de ander ervaart. De verantwoordelijkheid van elk mens voor elk mens vangt aan met de aan de mens gerichte vraag: “Wat kwelt je?”
De vraag naar wat gedaan moet worden om de ander van de kwelling te verlossen, is dan onvermijdelijk. Het volstaat dan niet om aandachtig te luisteren. Goed luisteren moet samengaan met het bestrijden van het lawaai dat gemaakt wordt om de schreeuwende niet te moeten horen.
Contemplatie is bij Simone Weil niet één of andere vorm van mediteren, wel het actief bevechten van het lawaai: stilte maken en de schreeuw versterken zodat deze hoorbaar wordt. Dit houdt ook in zich actief bezighouden met het leren verwoorden van de schreeuw om rechtvaardigheid. Een taal van bevrijding uit onderdrukking is altijd leren luisteren, leren spreken, leren lezen en leren verwoorden.
Professionele identiteit
Het recht op vrije meningsuiting en op leven zijn niet onbelangrijk. Ze zijn zelfs noodzakelijk maar ook onvoldoende als voorwaarden voor een rechtvaardige samenleving. Het zich daartoe beperken functioneert juist omgekeerd. Het is gewoon cynisch om de ander die alleen nog kan zuchten de boodschap te geven dat hij wat harder moet roepen.
‘Aandacht als professionele deugd.’
Simone Weil heeft zich uitdrukkelijk beziggehouden met de gevolgen van deze benadering voor de organisatie van arbeid, werk en samenleving. Ze spreekt zich uit over wetenschap, techniek en denken, over opvoeding, onderwijs en vorming.
Samen met Odisee-collega Ruben Debusschere verken ik nu wat dit betekent voor de professionele identiteit en opleiding van sociaal-agogisch werkers. Wij schuiven de zorgzame aandacht en aandachtige zorgzaamheid als professionele deugd naar voor.Van Crombrugge, H. en Debusschere, R. (2016), ‘Aandacht als professionele deugd’, in Houweling, L. (red.), De staat van de pedagogiek. Analytisch, opbrengstgericht en visionair, Amsterdam, SWP, 165-178; Van Crombrugge, H. en Debusschere, R. (2017), ‘Vocation-oriented professional education: Between cultivating a talent and hearing the call’, Christian Higher Education, 16 (1/2), 33-46.
Vervreemding van de mens
Simone Weil geeft ook een aanzet met haar filosofie van de ontworteling, zeg maar vervreemding van de mens. Naast de cultivering van de houding van zorgzame aandacht is er ook nood aan een taal om rechtvaardigheid concreet te verwoorden.
Ze lijst de basisnoden van de mens op. Zonder die basisnoden blijft het spreken over menselijke waardigheid en sociale rechtvaardigheid leeg. Behoeften zijn niet zomaar verlangens. Het model om noden en behoeften te identificeren is de nood aan voeding. Zoals niemand honger mag lijden en de mensheid dus de plicht heeft deze te voeden, zijn er ook andere behoeften die de menswaardigheid van de mens definiëren.
Opvallend is hoe ze deze noden opvat als ‘koppels’ van vitale behoeften. Dit is niet toevallig: ook de mens moet tussen maaltijden kunnen pauzeren. Zo spreekt ze over orde en vrijheid, gehoorzaamheid en verantwoordelijkheid, gelijkheid en hiërarchie, zekerheid en risico, individueel en collectief bezit, vrijheid van mening en waarheid…Interessant zijn recente pogingen om haar oplijsting niet alleen qua inhoud, maar ook qua statuut te vergelijken met andere alternatieven benaderingen van menselijke waardigheid, kwaliteit van leven en rechtvaardigheid, zoals de capabilities van Martha Nussbaum of de primary goods van Rawls: Heifetz, A. and Minelli, E. (2016), ‘Overlapping consensus thin and thick: John Rawls and Simone Weil’, Philosophical Investigations, 39(4), 362-384; Onazi, O. (2013), Human rights from community. A rights-based approach to development, Edingburgh, Edingburgh University Press.Een rechtvaardige samenleving is deze die zo georganiseerd is dat niemand gedwongen kan worden om te moeten kiezen tussen deze basisbehoeften.
Met andere woorden: kritisch sociaal werk is maar mogelijk indien ze de eigenheid ophangt aan een substantiële opvatting over menswaardigheid. Dat dergelijke opvatting nooit het laatste woord zal kunnen hebben, mag geen excuus zijn om er geen uit te werken en zich te verschuilen achter en beperken tot formele mensenrechten.
Weil lijkt een mogelijke agenda op te stellen waarmee het sociaal werk zich kan en mijn inziens moet verbinden. Tenminste als deze zich wil inzetten voor een betere wereld en daartoe mensen wil opleiden om echt een menselijke meerwaarde te creëren in deze wereld.
Reacties [5]
Eindelijk: terechte vragen en kritiek bij een al te vanzelfsprekend discours .
Inspirerend. Collega Van Crombrugge wijst terecht op de gebreken van het (mensen)rechtendiscours, en pleit er m.i. terecht voor dat mensen elkaar meer helpen vanuit een morele verplichting. We weten dat het hebben van een recht niet noodzakelijk betekent dat de overheid dit recht omzet in een aanbod dat tegemoet komt aan de ondersteuningsvraag van de betrokkene. Het beleid zal pas de waardigheid van elke mens, ongeacht hun staatsburgerschap, garanderen indien het de overtuiging van de meerderheid is dat men niet meer mag wegkijken van dergelijke kwetsbaarheid. De toepassing van het recht volgt dergelijk verantwoordelijkheidszin en niet omgekeerd. Het claimen van rechten, mensenrechten of sociale grondrechten voor kwetsbare mensen is een minimaal startpunt, maar geen voldoende, en zelfs niet altijd een efficiënte strategie. Sociale grondrechten staan al bijna vijfentwintig jaar in de grondwet, maar leidden nog niet tot een betaalbare woning / zorg, of tot werkbaar werk voor iedereen.
Als een kind wordt weggenomen bij de moeder, terwijl het gezond, gelukkig en verzorgt is, maar 1 sociale werker vind dat moeder niet genoeg is en men plaatst het kind 3j in een instelling. 1j later is het kind getraumatiseerd en moeder evengoed.
Vinden jullie dat de sociale werkers en jeugdzorg zo de maatschappij en ook de mensen rechten en rechten van het kind geen schade toe brengt?
Een kind heeft het recht om bij zijn gezin op te groeien waar de mensen van hem houden, zelfs als ze de middelen niet hebben om zich te verdedigen tegen een sociale dienst zoals jeugdzorg!
Want daar komt het op neer! Als zei beslissingen kind is beter af in een instelling omdat het dan zogezegd eenbeter sociaal netwerk heeft, dan kan je alle menswaardige rechten vergeten!!
Knap artikel, alleen zie ik echt niet in waarom basisnoden en een mensenrechten nu plots zo ver van elkaar staan. Is het recht op privacy immers geen aanspraak op een basisnood (intimiteit) waarvoor je kan opkomen en die je van een overheid of derde kan afdwingen? En impliceert de daaruit voort vloeiende plicht tot respect geen zorgzame schroom en terughoudendheid? De ethiek van Weil komt niet in de plaats van het rechtendiscours, maar het helpt enkel de ethische pointe van grondrechten te verduidelijken, het scherpt de aandacht en sensibiliteit voor grondrechten aan.
In tegenstelling met wat Hans beweert, vallen mensenrechten niet samen met hun contingente toepassing ervan. Ze stellen ons immers steeds in staat onze huidige rechtsorde, haar rechtsregels en procedures kritisch af te toetsen. Daarin ligt het emancipatorisch potentieel van mensenrechten. Ik denk trouwens dat het in een tijdperk van mensenrechten cynisme niet wijs is om sociaal werk van mensenrechten los te weken.
Prachtig artikel, behoeft verder niet veel woorden dan wel actie.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Dikke Freddy aan Marc Coucke, een mens met geldproblemen
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies