Prangende vragen
Dat nieuwe jeugdrecht moet een aantal prangende vragen beantwoorden.
Hoe gaat de samenleving om met kinderen en jongeren die verdacht, vervolgd of veroordeeld worden voor het plegen van een als misdrijf omschreven feit? Wat zijn gepaste maatregelen? Welke regels moeten er gelden voor uithandengeving en gesloten opvang? Wat is de beleidsvisie waar Vlaanderen voor kiest? Op basis waarvan wordt die visie gevormd?
‘De invulling van het jeugdrecht staat voortdurend ter discussie.’
In de aanloop naar het nieuwe decreet wordt het maatschappelijk, wetenschappelijk en politiek debat over deze vragen opnieuw volop gevoerd.Op de website van het Agentschap Jongerenwelzijn vind je meer informatie over de startvergadering van dit debat.
Een éénduidig antwoord is er niet. Sinds de Kinderwet in 1912 de eerste stappen zette naar een apart rechtssysteem voor kinderen en jongeren die strafbare feiten plegen, staat de invulling van het jeugdrecht voortdurend ter discussie. Het uitgangspunt om kinderen en jongeren niet via het volwassenstrafrecht te behandelen, is doorheen de tijd niet veranderd. Over hoe dit apart systeem precies vorm moet krijgen, zijn verschillende betrokkenen het echter niet eens.
Dialoog
Om tot een gedragen visie te komen die de zorgen en wensen van beleidsmedewerkers, onderzoekers, professionele actoren, jongeren en ouders over jeugdrecht verbindt, wil Vlaanderen met al deze actoren in dialoog gaan.
Dit proces ligt in handen van het Agentschap Jongerenwelzijn. Nog tot mei 2016 faciliteren zij zes thematische werkgroepen waarin vertegenwoordigers van al deze stakeholders aan de slag gaan met een aantal stellingen. Daarbij nemen ze naast de verzamelde input uit recent wetenschappelijk onderzoek ook getuigenissen van jongeren zelf mee.Het onderzoek werd in 2015 in opdracht van het Agentschap Jongerenwelzijn uitgevoerd door een consortium van Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek UGent, Leuvens Instituut voor Criminologie KU Leuven, Crime and Society Youth Justice Vrije Universiteit Brussel, Instituut voor Sociaal Recht KU Leuven en Kenniscentrum Kinderrechten.
Kinderrechten voorop
Vlaanderen krijgt een uitgelezen kans om bij deze beleidsvernieuwing voluit de kaart van de kinderrechten te trekken. Kinderrechten zijn een essentiële bouwsteen in het debat over een nieuw jeugdrecht.
Kinderrechten zijn de mensenrechten van kinderen en jongeren. Het zijn fundamentele normen om de menselijke waardigheid van kinderen jongeren te erkennen, te beschermen en te ontplooien.Kenniscentrum Kinderrechten (KeKi) (2012), Reflectietekst Kinderrechten, Gent, Kenniscentrum Kinderrechten.
‘Kinderrechten vormen een essentiële bouwsteen.’
De concrete invulling van kinderrechten kan op verschillende manieren gebeuren. Volgens de ene zijn kinderrechten bedoeld om zelfbeschikking maximaal in te vullen. Voor de andere gaat het veeleer om de bescherming van essentiële waarden, in het bijzonder van kinderen en jongeren in kwetsbare situaties.W. Vandenhole e.a. (red.), Routledge International Handbook of Children’s Rights Studies, New York, Routledge.
Evenwicht zoeken
Vanuit een kinderrechtenperspectief naar kinderen en jongeren kijken, wil zeggen dat je in je regelgeving en je houding steeds op zoek gaat naar een aanpak die het evenwicht vindt tussen de kwetsbaarheid en de verantwoordelijkheid van de jongere. Waar dat evenwicht ligt, is afhankelijk van de context waarin de jongere zich bevindt.
Kinderrechten kennen kinderen en jongeren zelf een actieve rol toe in het mee bepalen van waar dat evenwicht zich bevindt. Deze rechten gelden voor alle kinderen en jongeren, dus ook voor jeugddelinquenten.
Bindend en niet-bindend
Wanneer we kinderrechten juridisch bekijken, beschikken we over een brede waaier van instrumenten.
Op internationaal niveau hebben de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de Europese Unie verdragen en rechtspraak gecreëerd over jeugd(delinquentie)recht. Deze instrumenten zijn bindend voor België en Vlaanderen. Dit kader moet terug te vinden zijn in het nieuwe systeem. De meest bekende zijn het VN-Verdrag voor de Rechten van het Kind (1989) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (1950).
Daarnaast hebben internationale en Europese instanties ook niet-bindende instrumenten aangenomen. Die worden gebruikt om verdragsbepalingen of interne wetgeving te interpreteren en te sturen. Het gaat hier bijvoorbeeld om documenten van het VN-Comité voor de Rechten van het Kind. Dit Comité behandelt rapporten van de lidstaten en evalueert ze door slotbeschouwingen te formuleren. Voor België zijn er drie slotbeschouwingen beschikbaar (1995, 2002 en 2010).
Bij de vorming en evaluatie van beleid geven zowel bindende als niet-bindende kinderrechteninstrumenten richting aan nieuwe wetgeving en keuzes die bij die gelegenheid moeten worden gemaakt.
Maatschappelijke betekenis
Kinderrechten zijn meer dan enkel een juridische norm. Ze hebben ook een belangrijke maatschappelijke betekenis. Kinderrechten zijn verbonden met opvattingen van de samenleving over de manier waarop we naar kinderen en jongeren kijken en met hen omgaan.
‘Kinderrechten zien het kind als mede-actor.’
Kinderrechten zeggen ook veel over hoe we omgaan met machtsverhoudingen. Deze opvattingen worden beïnvloed door onze cultuur, waarden en normen en onze overtuigingen.
Maar ook het omgekeerde geldt: kinderrechten kunnen ook een invloed hebben op ons gedrag, onze houding en omgangsvormen. Zo kunnen kinderrechten in de praktijk als startpunt dienen voor een dialoog tussen kind, ouder en bijvoorbeeld de jeugdrechter.
Kinderrechten nodigen uit om het kind te zien als mede-actor in de discussie over zijn positie bij de aanpak van een als misdrijf omschreven feit.
Kritische houding
Tenslotte vormen kinderrechten een vertrekpunt voor kritische reflectie. Zo kunnen veronderstellingen, kennis, waarden en normen die richtinggevend zijn in onze sociale, pedagogische en juridische omgang met kinderen en jongeren voortdurend bevraagd worden.
‘Kinderrechten kunnen de visie op jeugdrecht voeden.’
Deze vragende houding maakt impliciete uitgangspunten expliciet. Op die manier worden uitgangspunten ook onderwerp van een maatschappelijk debat. Kinderrechten kunnen de Vlaamse visie op jeugdrecht voeden. Ze kunnen de richtlijnen en keuzes uit het Vlaams Regeerakkoord (2014-2019), de Beleidsnota WVG (2014-2019), het Actieplan Jeugdhulp en de Conceptnota van de Vlaamse Regering (20 maart 2015) in vraag stellen.
Van rechten naar delinquentie
België, en ook Vlaanderen, maakt al jarenlang werk van een vertaling van kinderrechten naar de aanpak van jeugddelinquentie in de praktijk. Toch hebben we nog een hele weg af te leggen vooraleer er echt sprake kan zijn van een doorleefde en gewaarborgde kinderrechtenbenadering in ons jeugdrecht.
We overlopen de engagementen die ons land aanging om kinderrechten waar te maken voor jongeren die strafbare feiten plegen. De internationale kinder- en mensenrechteninstrumenten vormen daarbij een overzichtelijk vertrekpunt. De uitwerking van het nieuwe Vlaamse jeugdrecht kan namelijk niet los worden gezien van de internationale instrumenten waar België, en dus ook Vlaanderen, zich toe heeft verbonden.
Dit bindend kinderrechtenkader vullen we aan met de bezorgdheden die het VN-Comité voor de Rechten van het Kind uitte in haar slotbeschouwingen over België en met inzichten uit recent onderzoek over de aanpak van jeugddelinquentie in Vlaanderen.Kenniscentrum Kinderrechten (2015), Samen op weg met VOS en MOF. Inzichten uit onderzoek over jeugdhulp en jeugddelinquentie voor beleid en praktijk – Samenvatting, Gent, Kenniscentrum Kinderrechten.
Want als Vlaanderen de kinderrechten serieus wil nemen, moet het nieuwe jeugdrecht minstens een antwoord bieden op een aantal knelpunten.
In overeenstemming met kinderrechten
Vlaanderen is verplicht om een jeugdrecht te ontwikkelen dat overeenstemt met de mensenrechten van kinderen en jongeren. Het gaat hierbij niet enkel om de kinderrechten die specifiek over jeugddelinquentie gaan. Ook de overige kinderrechten moet men ten alle tijden respecteren.
Zo hebben kinderen en jongeren die feiten plegen of hiervan verdacht worden net als alle kinderen en jongeren het recht op bescherming van hun privé-leven, op gezondheid en gezondheidszorg, op onderwijs, op vrije tijd, ontspanning en cultuur. Ze hebben het recht om hun mening kenbaar te maken. Met die mening wordt ook rekening gehouden.
Wanneer er moet worden ingegrepen in een gezinssituatie, gaat de voorkeur uit naar een interventie die het gezinsleven zo weinig mogelijk verstoort.
Preventie en heropvoeding
Een allesomvattend Vlaams jeugdrecht moet in een goed uitgewerkt preventief luik voorzien. Een kind of een jongere moet kunnen opgroeien in een omgeving die hem of haar stimuleert, ondersteunt, helpt te ontplooien en beschermt.
De overheid moet zorgen dat in de eerste plaats de ouders en andere zorgfiguren deze taken op zich kunnen nemen. De overheid is verantwoordelijk voor de nodige maatregelen opdat diensten de gepaste zorg, bescherming en ondersteuning kunnen bieden aan kinderen, jongeren en ouders.
‘Het uitgangspunt is heropvoeding.’
Het uitgangspunt van het Vlaamse jeugdrecht is heropvoeding en re-integratie. Het jeugdrecht moet steeds vertrekken vanuit het welzijn van de jongere. Leidraad hierbij is sociale integratie, opvoeding en preventie van recidivisme.
Ook de bescherming van de samenleving en de belangen van het slachtoffer staan centraal. De jongere moet via het jeugdrecht de kans krijgen om een opbouwende rol in de samenleving op te nemen en op een volwaardige manier aan de samenleving deel te nemen. Dit is in het belang van de betrokken jongere én de samenleving.
Jeugdrecht versus strafrecht
Het Vlaamse jeugdrecht geldt voor alle kinderen en jongeren. Vanuit kinderrechten wordt sterk gepleit voor een jeugdrecht dat los staat van het strafrecht voor volwassenen, en dit voor alle kinderen en jongeren. Het verschil tussen jeugdrecht en strafrecht voor volwassenen zit in de extra waarborgen.
‘Het Vlaamse jeugdrecht geldt voor alle kinderen en jongeren.’
Als minimumleeftijd schuift men op internationaal niveau de leeftijd van 12 jaar naar voor. De maximumleeftijd tot wanneer jongeren onder het jeugdrecht vallen, is in principe 18 jaar. Tot deze leeftijd geniet elke jongere zowel de algemene mensen- en kinderrechten als de specifieke kinderrechten inzake jeugddelinquentie.
Vanaf 18 jaar valt de jeugdige delinquent onder het strafrecht voor volwassen. Dan zijn de algemene mensenrechten van toepassing, waaronder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Onder meer op grond van wetenschappelijke vaststellingen dat jongeren langer afhankelijk blijven van hun ouders, raadt het VN-Comité voor de Rechten van het Kind zelfs aan om deze maximumleeftijd op te trekken.Roose, R., Bradt, L., Vandekinderen, C. en De Vos, K. (2015), Deelrapport 1. Analyse Vlaamse context (Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek – UGent), in Omgevingsanalyse Vlaams Jeugdrecht.In Duitsland geldt het jeugdstrafrecht tot 21 jaar.
Schaf uithandengeving af
Vlaanderen moet de uithandengeving afschaffen. In België worden op dit moment dubbele leeftijdsgrenzen gehanteerd. In principe geldt het jeugdrecht tot 18 jaar maar jongeren kunnen vanaf 16 jaar ‘uit handen gegeven worden’. Ze worden dan overgedragen aan het strafrecht voor volwassenen.
Deze praktijk baart het VN-Comité voor de Rechten van het Kind al twintig jaar ernstig zorgen. Ze wordt als discriminerend beschouwd en is niet in overeenstemming met de kinderrechten. Tussentijdse resultaten van een lopend Vlaams doctoraatsonderzoek wijzen bovendien uit dat de meerderheid van de uithandengegeven jongeren een delinquent traject doorzet in de volwassenheid.Jaspers, Y. (lopend doctoraatsonderzoek), Trajecten van uithandengegeven jeugddelinquenten: een kwalitatief onderzoek naar de gevolgen van de uithandengeving op de justitiële trajecten in de jongvolwassenheid, Brussel, VUB.
De maatschappelijk beoogde effecten van uithandengeving zoals afschrikking, veiligheid of bescherming van de maatschappij, lijken niet bereikt te worden. Dit vraagt een diepgaand en open debat over wat men met uithandengeving wil bereiken en hoe we omgaan met deze groep van jongeren.
Vlaanderen moet het nieuwe jeugdrecht aangrijpen als een kans om de uithandengeving af te schaffen. Vlaanderen moet kiezen voor een jeugdrecht voor alle kinderen en jongeren.
Een omvattend jeugdrecht
Een volwaardig jeugdrecht omvat minstens twee grote afhandelingswegen: buitengerechtelijk en gerechtelijk. Zowel tijdens de buitengerechtelijke als de gerechtelijke fase geniet het kind of de jongere alle rechtswaarborgen. Alle mensen- en kinderrechten moeten worden gerespecteerd.
Vlaanderen moet investeren in een brede waaier van interventie- en afhandelingsmogelijkheden. Deze diversiteit aan maatregelen is nodig opdat de reactie op het begane feit steeds in verhouding zou staan tot de ernst van de feiten, de leeftijd en de persoonlijke context van de jongere.
Buitengerechtelijk als het kan
Daarbij moet eerst overwogen worden of een buitengerechtelijke afhandeling volstaat. In de vorm van positieve maatregelen wordt dan binnen de gemeenschap naar oplossingen gezocht. Hulpbronnen zoals familie, vrijwilligers of de school kunnen daarin een opbouwende rol vervullen. Onder buitengerechtelijke interventies vallen bijvoorbeeld gemeenschapsdienst, toezicht en begeleiding door sociaal werkers of de keuze voor herstelrechtelijke initiatieven.
‘Buitengerechtelijke afhandeling vermijdt stigmatisering.’
Buitengerechtelijke afhandeling vermijdt stigmatisering. Dat is het grote voordeel. Bovendien kost het de maatschappij minder dan de gerechtelijke weg. Sterker nog. Uit een aantal internationale studies blijkt dat jongeren minder kans hebben om ook als volwassene met het strafrecht in contact te komen wanneer er tijdens hun jeugd geen gerechtelijke interventies plaatsvonden.
De niet-gerechtelijke weg moet steeds worden overwogen en openstaan voor alle minderjarigen en alle mogelijke feiten. Het kan dus niet worden beperkt tot lichtere feiten of ‘first offenders’.
Gerechtelijk enkel als het moet
Enkel wanneer de buitengerechtelijke interventies niet voldoen, schakelt het systeem over naar gerechtelijke afhandeling. Binnen de gerechtelijke afhandeling valt de waaier aan mogelijke maatregelen uiteen in twee groepen, de niet-vrijheidsberovende en de vrijheidsberovende interventies.
‘De minst ingrijpende maatregel krijgt voorrang.’
De minst ingrijpende maatregel moet voorrang krijgen. Bij voorkeur blijft de jongere thuis wonen en wordt van hieruit met de jongere gewerkt. ‘Alternatieve’ gerechtelijke maatregelen zijn onder meer rechterlijke bevelen voor zorg, begeleiding en toezicht, mondelinge waarschuwing, probatie, adviezen, jeugdreclassering, pleegzorg, deelname aan groepsoverleg, programma’s voor onderwijs en beroepsopleiding of huisarrest.
Tijdens elke fase van de gerechtelijke procedure moet het mogelijk zijn om alsnog te kiezen voor een buitengerechtelijke afhandeling. De initiële keuze om een strafbaar feit voor het parket of de jeugdrechtbank te brengen, sluit de optie dus niet uit om de zaak uiteindelijk toch buitengerechtelijk aan te pakken.
Detentie terugschroeven
Binnen de gerechtelijke interventiewegen moet Vlaanderen op zoek gaan naar alternatieven voor vrijheidsberoving. In het internationaal recht wordt vrijheidsberoving breed geïnterpreteerd. Het verwijst onder meer naar uithuisplaatsing, plaatsing in een open of gesloten voorziening, voorlopige hechtenis en detentie.
Vrijheidsberoving kan enkel worden ingezet als uiterste maatregel, wanneer er geen ander antwoord mogelijk is en dit voor de kortst mogelijke duur. Dit is geen louter beginsel. Deze bepaling is een fundamenteel mensenrecht van kinderen en jongeren.
‘De vraag naar meer detentie-capaciteit staat haaks op deze principes.’
De vraag naar meer detentie-capaciteit, met inbegrip van gesloten plaatsing die in Vlaanderen steeds luider weerklinkt, staat haaks op deze principes. Alternatieven moeten ervoor zorgen dat de toevlucht tot vrijheidsberovende maatregelen vermindert zodat alle vormen ervan effectief een uiterste maatregel worden.
Gedeeltelijke uithuisplaatsing
Een mogelijk alternatief bij een uithuisplaatsing is de gedeeltelijke uithuisplaatsing. Men maakt dan gebruik van opvoedingshuizen, dagcentra of enkele dagen verblijf in een voorziening. Gedeeltelijke uithuisplaatsing wordt beschouwd als een belangrijke stap naar een succesvolle integratie in de samenleving.
Als er toch wordt overgegaan tot plaatsing moet deze bij voorkeur georganiseerd worden in instellingen die dichter bij huis zijn en beter bereikbaar met het openbaar vervoer. Isolering moet volgens de VN-Commissie voor de Rechten van het Kind sowieso afgeschaft worden.
Competente actoren
Het Vlaamse jeugdrecht wordt gedragen en vorm gegeven door gespecialiseerde, bekwame en permanent bijgeschoolde actoren. Het is niet voldoende dat deze actoren bekend zijn met de juridische kinder- en mensenrechten.
‘De interculturalisering van het jeugdrecht blijft een aandachtspunt.’
Deze actoren moeten vanuit een kinderrechtenperspectief handelen in hun sociaal-pedagogische omgang met kinderen en jongeren die met het jeugdrecht in aanraking komen. Bovendien vormen deze actoren een weerspiegeling van de diversiteit onder hun cliënten op vlak van gender, etniciteit en geloof. De interculturalisering van het jeugdrecht blijft een aandachtspunt.Roseeuw, I. (2015), ‘Discussiepunt 3. Interculturaliteit op Themasessie 2. Rechtspositie jongeren en recht op jeugdhulp’, Studiedag 50 jaar Jeugdbeschermingsrecht, Leuven, KU Leuven, 28 mei 2015.
Kinderrechten als hoeksteen
De uitwerking van een nieuw jeugdrecht biedt Vlaanderen de uitgelezen kans om zijn internationale verplichtingen na te komen. Dit vraagt een zorgvuldige evenwichtsoefening.
Hoe kunnen we het recht op een menswaardig bestaan voor kinderen en jongeren die feiten plegen erkennen, beschermen en ontplooien zonder daarbij de belangen van de samenleving en (eventuele) slachtoffers te verwaarlozen? Hoe kijken we naar de balans tussen de kwetsbaarheid en de verantwoordelijkheid van deze jongeren? Welke rol kennen we toe aan de jonge delinquenten?
Europese en internationale instrumenten over kinder- en mensenrechten bieden een referentiekader om met deze vragen aan de slag te gaan binnen een Vlaamse context. Kinderrechten roepen op om het belang en participatie van kinderen en jongeren centraal te stellen, ook wanneer zij strafbare feiten plegen waartegen de samenleving moet ingrijpen.
Uitgelezen kans
“De verhalen waarop we een duurzame en rechtvaardige wereld kunnen bouwen, hoeven we niet meer te bedenken, we moeten er alleen oog voor hebben, ze zichtbaar maken en weerklank geven. En er dan mee aan de slag gaan.”De Walsche, A. (2016), ‘Radicalisering als opbouwend en opbeurend verhaal’, MO* Magazine, 27 januari 2016.
Ook kinderrechten maken deel uit van zo’n verhaal. Ze vormen een internationaal gedragen vertrekpunt om met deze uitdagingen aan de slag te gaan, deze vragen kritisch te bekijken, alle actoren rond de tafel te brengen en op die manier het debat over jeugddelinquentie in Vlaanderen ernstig te voeren.
Daarnaast bieden kinderrechten een essentiële hoeksteen voor een doorleefde Vlaamse visie waar alle betrokkenen mee hun schouders onder willen en kunnen zetten. Kortom, de ontwikkelingen naar een nieuw jeugdrecht vormen voor Vlaanderen een uitgelezen kans om de kinderrechtenkaart te trekken.
Reacties [3]
De minst ingrijpende maatregel moet voorrang krijgen!
Lees, de meest wenselijke maatregel voor het welzijn van het kind en zijn omgeving moet voorrang krijgen!
Een van de alternatieven is zeker meer inzetten op oudershulp (los van de jeugdhulp). Ouders hebben immers een ander perspectief en kunnen, mits de nodige ondersteuning of zelfs daadwerkelijke hulp, een zeer grote rol spelen in de attitude van het kind. Het getrapte systeem, zoals door OudersNetwerk Vlaanderen voorgesteld inzake pleeghulp kan hier ook worden toegepast. Vanaf algemene informatie (via opvoedingswinkels, huizen van het kind, e.d.) over steun- en inloopgezinnen tot ‘in house training’ zijn er legio van evidence based toepassingen. Laten we hopen dat de Vlaamse Overheid haar nieuwe bevoegdheid met veel menselijkheid invult.
Eindelijk een artikel gelezen dat tegen de algemeen – tot tegenspreken hiervan over partijen heen – geldende idee dat er meer gesloten plaatsen moeten zijn voor jongeren, als antwoord op jongeren, die feiten pleegden of in een verontrustende situatie verkeren. Dus meer geld moet gaan naar gesloten opvang door de Gemeenschap of private organisaties.
Dank voor dit andere standpunt, vanuit kinderrechtenperspectief.
Maar wat mij betreft eveneens vanuit mensbeeld, vanuit “welke samenleving willen we?”, “wat spiegelen we deze jongeren en onszelf voor?”.
Is een gesloten plaatsing niet dikwijls eerder een zwaktebod van gezin, buurt, maatschappij en ook van ons actief in de jeugdzorg ?
Laat ons meer inzetten op alternatieven, die ervoor zorgen dat de toevlucht tot vrijheidsberovende maatregelen vermindert en duurtijden van plaatsing in geslotenheid inkort. Met als resultaat minder geslotenheid.
Samen met jongeren, gezinnen, hulpverleners, jeugdrechters, alle actoren van én de…
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies