Seksueel grensoverschrijdend gedrag
Bijna dagelijks wordt het nieuws gekleurd door berichten van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Van voyeurisme in de douches van de sporthal tot het oprollen van een netwerk voor het verspreiden van beelden van kindermisbruik. Van aanranding in de filmwereld tot verkrachting binnen de relatie. Van exhibitionisme tot seksuele afpersing.
De verontwaardiging over de daders en hun daden is terecht groot. Toch blijft het debat vaak beperkt tot welke straf het beste past. Heeft straffen effect? Wat werkt om seksueel grensoverschrijdend gedrag te voorkomen? En welke rol kan het algemeen welzijnswerk hierin spelen?
Hoe herval voorkomen
De behoefte van de samenleving om plegers zo hard mogelijk te straffen leidde in de Verenigde Staten tot afzonderlijke nummerplaten voor plegers. In Nederland verscheen een website waar je mensen met een veroordeling met naam en toenaam kan terugvinden. In België worden plegers hoofdzakelijk effectief of voorwaardelijk gestraft.
‘No cure, no care, but control.’
Is dat de oplossing voor het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag? Of is er meer nodig? Uit onderzoek blijkt dat bestraffen geen effect heeft op herval, daar waar begeleiding of therapie wel een positief verschil kunnen maken.Hanson, R. , e.a. (2002), ‘First report of the Collaborative Outcome Data Project on the effectiveness of psychological treatment of sex offenders’, Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 14, 169-194; Nieuwbeerta, P., Blokland, A. en Nagin, D. (2007), ‘De effecten van gevangenisstraf op het verloop van criminele carrières’, Mens en Maatschappij, 82, 272-279.
Tot het einde van de twintigste eeuw lag de focus in hervalpreventie op controle en repressie: “No cure, no care, but control!” Een pleger werd door de hulpverlening vooral aangemaand zich aan de regels te houden, zich te laten controleren en risico’s te vermijden.
De discussie sinds de jaren ’90 over wat wel werkt, gekoppeld aan de maatschappelijke beweging naar aanleiding van de zaak Dutroux, heeft geleid tot meer begeleiding en therapie van plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Risico’s, noden en responsiviteit
De eerste stap naar meer effect kwam er met het RNR-model, wat staat voor drie principes: risico’s, noden, responsiviteit. Op basis van dit behandelkader is begeleiding gebaseerd op een inschatting van het risico op herval: hoe hoger het risico, hoe intensiever het hulpaanbod.
De focus ligt daarnaast op de noden van de pleger die verbonden zijn met het strafbaar gedrag. Tot slot staat ‘responsiviteit’ voor een hulpverleningsstijl die aangepast wordt aan de individuele eigenschappen van een pleger en voor een directe nadruk op gedragsverandering. Wat de pleger zelf belangrijk vindt en waar die naar toe wil met zijn leven, is vanuit dit model minder belangrijk.
Tot op vandaag baseren ambulante en residentiële centra in Vlaanderen en Brussel zich hoofdzakelijk op dit kader. Op basis van internationaal onderzoek kunnen we concluderen dat dit heeft geleid tot minder herval.Andrews, D.A. en Bonta, J. (2010), The psychology of criminal conduct (5th ed.), New Providence, NJ, LexisNexis Matthew Bender.Toch is deze aanpak niet ideaal. Een te nauwe focus op risicofactoren en het strafbaar gedrag op zich beperken het effect op herval.Ward, T. en Fortune, C.-A. (2016), ‘The role of dynamic risk factors in the explanation of offending’, Aggression and Violent Behavior, 29, 79–88.
Good Lives Model
Vanaf de jaren 2000 kwam er een reactie. Het Good Lives Model is een overkoepelend behandelkader dat de nadruk legt op het welzijn van de pleger. De basislogica? Als de pleger een goed leven heeft, is de kans op herval kleiner.
‘Good Lives Model legt nadruk op welzijn van de pleger’
Strafbaar gedrag is volgens dit model een ongepaste manier om primaire levensbehoeften in te vullen. Die hebben we allemaal, maar we vullen ze verschillend in. Denk aan gezondheid en fysieke veiligheid, relationele verbinding, deel zijn van een groep, autonomie en innerlijke rust.
Het kijken naar beelden van kindermisbruik kan voor iemand die gepest wordt op het werk een manier zijn om plezier, autonomie en meer innerlijke rust te bekomen. Aanranding van een werknemer door een leidinggevende kan gaan over een zoektocht naar relationele verbinding. Met het plaatsen van naaktbeelden van iemand op een internetforum wil de persoon mogelijk deel uit maken van een groep.
Het gaat dus steeds om een ongepaste en schadelijke manier om die primaire levensbehoeften na te streven. Een begeleiding zet in op het ontdekken wat voor iemand fundamenteel belangrijk is. Deze levensbehoeften op een gepaste wijze bereiken is het centrale doel van een begeleiding.
Welzijn voor een pleger
Het Good Lives Model streeft een beter leven na voor de pleger. Maar is het wel geoorloofd om dit bij plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag als belangrijkste doel te zien? Is de maatschappij daar klaar voor? Praten we hiermee het gedrag goed?
‘Praten we hiermee het gedrag goed?’
Heel wat stemmen gaan op om plegers hard te straffen. Daarbij wordt dikwijls toegevoegd dat hun gedrag moet worden bijgestuurd, bijvoorbeeld door hun rechten te ontzeggen.
Gezien seksueel misbruik binnen instituties decennia werd stilgezwegen, en er soms te weinig of niet werd opgetreden om het gedrag te stoppen, zijn deze reacties begrijpelijk. Sterker nog: bewegingen om seksueel grensoverschrijdend gedrag te stoppen, kunnen we aanmoedigen en versterken.
Wat het Good Lives Model echter aantoont is dat meer effect bereikt wordt als het welzijn van de pleger centraal staat: Wat vindt de pleger belangrijk? Wat wil die in het leven? Die vragen worden nog te weinig gesteld tijdens een begeleiding. Hulp kan bestaan uit de zoektocht naar antwoorden op die vragen. Net daar ligt de sleutel voor hervalpreventie.
Interesse in mensen
Eerste onderzoeken wijzen uit dat het Good Lives Model zorgt voor minder herval dan het RNR-model.Willis, G., and Ward, T. (2013), ‘The good lives model: does it work? Preliminary evidence’ in Craig, L., e.a. (Eds.), What works in offender rehabilitation: an evidence based approach to assessment and treatment, West Sussex, UK, John Wiley & Sons, Ltd; Marshall, W.L., Marshall, L.E., Seran, G.A., and O’brien, M.D. (2011), Rehabilitating Sexual Offenders: A Strength-Based Approach, Washington, DC, American Psychological Association.
In plaats van de risico’s en de daaraan verbonden noden centraal te stellen, krijgt de mens achter de pleger meer autonomie in de zoektocht naar zichzelf en verandering. Dit motiveert plegers om te veranderen. Zo worden nieuwe slachtoffers voorkomen.
‘We investeren best in algemeen welzijn van plegers.’
Het werken aan een goed leven voor de pleger gaat voor veel mensen in tegen de eerste en grootste gevoelens die gepaard gaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag, zoals verontwaardiging, kwaadheid of verdriet. Slachtoffers kunnen dit ervaren als een tekort aan verantwoordelijkheid van de pleger.
Als we echter willen investeren in hervalpreventie, investeren we best in het algemeen welzijn van de pleger. Net daar ligt de sterkte van de Centra voor Algemeen Welzijnswerk en haar gespecialiseerde forensische teams. Deze aanpak gaat gepaard met een groeiende verantwoorde houding van de pleger. Want eens die zich beter voelt, groeit ook de openheid voor herstel.
Stap vooruit
Er bestaan verschillende toepassingen van het Good Lives Model. Maar in Vlaanderen en Brussel zien we weinig tot geen hulpverlening die structureel gebaseerd is op dit model. Veel organisaties vermelden het in hun visie of benoemen het als een filosofie die men onderschrijft. Sommigen zien het zelfs als een psycho-educatieve methodiek.
Toch wordt het model vooral ondergebracht binnen een RNR-kader. Als we echt werk willen maken van minder herval, is dit niet voldoende.
‘Het is tijd voor een stap vooruit.’
Na twintig jaar gespecialiseerde hulp voor plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag is het tijd voor een stap vooruit. In de praktijk kunnen Vlaanderen en Brussel bijbenen op basis van deze nieuwe inzichten en wetenschappelijke resultaten. Er wordt al geëxperimenteerd in enkele centra om hulpverlening volledig te baseren op het model. Dit moeten we aanmoedigen.
De maatschappij wordt uitgedaagd
Momenteel worden zowel strafuitvoering als forensische hulp uitgedaagd om hun nut aan te tonen. De samenleving kan kiezen om terug te vallen op verouderde modellen of om volop te investeren in een integrale aanpak, waarbij het beter leven van de pleger ook de maatschappij beter beschermt.
‘Het Good Lives Model legt sociale tekorten bloot.’
Het is daarom belangrijk dat de samenleving deze groep mensen niet uitsluit van basisvoorzieningen, werk of hulp. Sterker nog: het Good Lives Model legt net sociale tekorten bloot. Want om tot hun primaire levensbehoeften te komen, kunnen mensen op structurele obstakels botsen. Denk maar aan het ontbreken van werk of betaalbaar wonen.
Investeren in veiligheid is op die manier investeren in het welzijn van mensen. Het Good Lives Model daagt het welzijnswerk uit om de primaire levensbehoeften ook collectief te vertalen. Want wat als mensen niet tot hun welzijn komen? Hoe kunnen we dan aan hervalpreventie werken?
Een goed leven voor iedereen
Zonder het gedrag van plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag goed te praten, kunnen we kritisch kijken naar de voorwaarden voor hervalpreventie. Op de sociaalwerkconferentie van 25 mei 2018 was politiserend werken een van de krachtlijnen. Om een context te creëren voor een degelijk leven en veiligheid zal het sociaal werk zich dus moeten roeren.
‘We moeten ijveren voor maatschappelijke vooruitgang.’
Het Good Lives Model werkt verbindend. We erkennen elkaar in de universele primaire levensbehoeften. Als we ze elkaar op een gepaste manier gunnen en ze collectief mogelijk maken, staan we dichter bij een veiligere samenleving. Zo benaderen we veiligheid op een positieve manier.
Reacties [7]
Bëgrijp jullie visie 100% maar totaal niet mee eens. Een concept samenstellen voor begeleiding – pleger en slachtoffer – tegelijkertijd , zal deze problematiek maatschappelijk aanvaardbaarder maken en betere resultaten geven. Volgende op jullie visie – elk slachtoffer is een potentiele pleger – niet!
Dankjewel voor deze aanvullingen Wouter. Ik denk dat we elkaar begrijpen!
@Johan Boxtaens (2)
Zo kan een focus hierop een negatief effect hebben op de persoonlijke autonomie van plegers als ook op de mogelijkheid tot positieve verandering (Ward, 2016; Vernham & Nee, 2016; Thornton, 2016). Daarenboven toonden Ward & Fortune (2016) recent nog aan dat de dynamische risicofactoren op zich geen oorzakelijke verklaring geven voor strafbare feiten en daarom geen goede basis vormen voor een behandeling. Ze blijven wel nuttig als voorspellers van herval.
Tegelijk wijzen eerste onderzoeken op een groter effect van het GLM op hervalvoorkoming (o.a. Willis & Ward, 2013; Marshall, Marshall, Seran & O’brien, 2011). Mijn bijdrage beoogt daarom discussie over vooruitgang. In die zin is het volgens mij een positieve vooruitgang voor hervalpreventie wanneer het GLM ook structureel als overkoepelend behandelkader wordt gehanteerd. Sterker nog: deze benadering legt de nood aan maatschappelijke verandering bloot (zie bijdrage). Laten we zo ‘strijden’ voor minder…
@Johan Boxstaens (1)
Ik begrijp dat in een korte bijdrage verdieping en sterkere onderbouwing ontbreekt. Graag geef ik meer verduidelijking.
Er bestaat inderdaad reeds lang een discussie over welk behandelkader het meest effect heeft op hervalvoorkoming. Ook na 2008/2010 werden inhoudelijke kritieken (hevig) uitgewisseld tussen Andrews, Bonta & Wormith (2011) & Ward, Yates & Willis (2012). Dit zie ik als een positieve ‘ongoing’ discussie met het oog op minder herval in de samenleving.
Doorheen dit debat zijn ook veel pogingen ondernomen om een integratie van beiden te voorzien. Telkens werd een ‘hybride’ integratie voorgesteld vanuit één van beide (effectieve) modellen: het RNR-kader of het GLM. In de praktijk zien we echter weinig voorbeelden waar die integratie vertrekt vanuit het GLM. Waarom zie ik hier een probleem?
Anno 2018 zijn er nog meer vragen bij het baseren van behandeling op dynamische risicofactoren.
(lees vervolg in tweede bericht)
Het is spijtig dat er, anno 2018, nog steeds meer aandacht gaat naar de dader dan naar het slachtoffer. De dader wordt naar mijn inziens, meer bepamperd dan het slachtoffer.
Goed dat sociaal.net opnieuw aandacht besteed aan de problematiek van seksuele delinquentie. Reeds in de jaren ’90 werd er stevig gedebatteerd over hoe we seksuele delinquenten het beste konden bejegenen. Vlak na Dutroux en in de hausse van de ‘What Works?’ benadering, werd er stevig gepleit voor de RNR-benadering, maar zoals de auteur zelf aangeeft, kwam er al snel een tegenreactie onder de vorm van het GLM. Binnen de wetenschappelijke literatuur leek er een soort van ‘scholenstrijd’ uit te breken, maar al vrij snel werd duidelijk dat beide modellen niet moeten beschouwd worden als tegengesteld, wel als complementair en noodzakelijkerwijs ‘hybride’ (zie o.a. Bonta, 2008; Ward & Maruna, 2008). Het verwondert me dan ook een beetje dat de auteur anno 2018 nogal ongenuanceerd de kaart van het GLM trekt. Ik verwijs graag naar het werk van Aline Bauwens & Sonja Snacken die reeds in 2010 in Panopticon een mooi artikel publiceerden over modellen van daderbegeleiding.
“Het kijken naar beelden van kindermisbruik kan voor iemand die gepest wordt op het werk een manier zijn om plezier, autonomie en meer innerlijke rust te bekomen.”
Serieus???
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies