Enthousiasme temperen
De overheid wil frisse wind blazen in de ondersteuning van kinderen, jongeren en gezinnen.
Veel vroeger aanwezig zijn in hun leven, is een van de grote ambities. Heel wat problemen in het latere leven zouden immers hun oorsprong vinden in die eerste levensjaren. Dat sluit naadloos aan op de plannen van Kind en Gezin dat met ‘De eerste 1.000 dagen’ kinderen een optimale start wil geven.
‘Er is in Vlaanderen veel enthousiasme rond de eerste duizend dagen. Als pedagogen moeten we dat helaas temperen.’
Er is in Vlaanderen veel enthousiasme rond deze plannen en ambities. Als pedagogen moeten we dat helaas temperen. De aandacht voor de prille ontwikkeling van kinderen is terecht, maar opvoeden blijft toch een onvoorspelbaar proces.
Big Bang in de opvoeding?
Astrofysici geloven dat de huidige temperatuur van het heelal rechtstreeks in verband staat met de intense straling van de oerknal. Tot enige tijd geleden kende geen enkele andere wetenschappelijke discipline met zoveel zekerheid zoveel verklarende kracht toe aan een gebeurtenis uit het verre verleden.
Maar sinds enkele decennia echoot een welbepaald opvoedingsidee steeds luider in de media: onze eerste duizend dagen bepalen de ongeveer 28.000 dagen nadien. Dat idee is niet zo nieuw. Zo wees de Romeinse politicus Cicero al op het verband tussen ouderdomskwaaltjes en fouten uit de jeugd.
Hechtingstheorie viert hoogtij
Pas in de twintigste eeuw drongen deterministische ideeën over de kindertijd diep door in onze opvoedingsvisie. Dat heeft veel te maken met de kracht en populariteit van de hechtingstheorie van de Britse psychiater John Bowlby (1907-1990).
‘Opvoeden blijft een onvoorspelbaar proces.’
Hij zette de focus op het belang van vroege kindervaringen: wil een mens zich sociaal en emotioneel ontwikkelen dan moet hij als jong kind gehecht raken aan een primaire hechtingsfiguur, meestal de moeder.
Bowlby’s hechtingstheorie werd snel opgepikt. Zo werkte de Amerikaanse onderzoeker, Mary Ainsworth, deze theorie in 1979 verder uit door op basis van de ‘strange situation test’ verschillende hechtingsstijlen tussen moeder en kind te onderscheiden.
Veilig of angstig?
Welke ‘vreemde situatie’ werd er getest? Een kind zit samen met zijn moeder in een kamer met speelgoed. Een onbekende komt binnen en spreekt de moeder aan. Na een paar minuten verlaat de moeder de kamer, het kind blijft alleen achter met de vreemde. Kort daarna keert de moeder terug.
Afhankelijk van het soort gedrag dat het kind tijdens de verschillende fasen vertoont, onderscheidde Ainsworth drie soorten hechting. ‘Veilig’, wanneer het kind blij is dat de moeder terug is. ‘Angstig vermijdend’, wanneer het vertrek en de terugkomst van de moeder het kind niet veel doet. En ‘ambivalent angstig’, wanneer het kind langdurig overstuur blijft.
Conclusie van deze onderzoekstraditie: is er geen veilige hechting, dan drukt dat een zware stempel op de verdere ontwikkeling van het kind.
Hoe meet je hechting?
Deze bevindingen worden tot op de dag van vandaag verder verfijnd. Zo werpen hersenscans tegenwoordig licht op de emotionele tekorten die gepaard gaan met een onveilige hechting.
‘Tegenwoordig werpen ook hersenscans licht op emotionele tekorten.’
We willen best geloven dat een veilig gehecht kind meer oxytocine, het zogenaamde ‘knuffelhormoon’, aanmaakt. Maar het punt dat we willen maken is dat het niet evident is om hechting te meten. Het blijft koffiedik kijken in hoeverre het gedrag van een kind in een vreemde omgeving of een scan van het kinderbrein een nauwkeurige weergave is van een gelaagde en complexe opvoedingsrelatie.
Voor interpretatie vatbaar
Sommige kinderen huilen nu eenmaal niet wanneer hun moeder eventjes weggaat en zoeken ook niet spontaan het contact op wanneer ze enkele minuten later terugkomt. De bewering dat het ‘afstandelijke’ gedrag van deze kinderen een geschiedenis van ongevoelig ouderschap weerspiegelt, houdt vooral steek binnen de traditie van dit hechtingsonderzoek.
Maar er zijn ook andere verklaringen mogelijk. Misschien zijn deze kinderen het wel gewoon (gemaakt) om een tijdje alleen te zijn. Evengoed kan de introductie van een onbekende net begrepen worden als een positieve manier om te werken aan verlatingsangst.
‘Hersenschade is nog geen bewijs voor verwaarlozing.’
Dat sommige kinderen in zo’n situatie emotioneler reageren dan andere is dus voor interpretatie vatbaar. Wat passend gedrag lijkt, hangt vooral samen met de theoretische bril waardoor men kijkt.
Hersens tonen de essentie
Het probleem is dat de neuropsychologie geen fan is van dat ‘vatbaar voor argumentatie’. Deze wetenschap claimt graag onomstootbare waarheid. Alles wat we doen, zeggen en dus zijn is het resultaat van elektriciteit en chemie in de hersenen. Die berekeningen en formules hoef je niet te interpreteren. Hoe meer we de fysiologie van het brein blootleggen, hoe dieper we tot de kern van ons menszijn doordringen.
Toch is dat slechts een halve waarheid. Hersenschade is nog geen bewijs voor verwaarlozing. Of we met verwaarlozing te maken hebben, vinden we niet in een kinderbrein. Daarvoor zullen we in gesprek moeten gaan met het kind en zijn omgeving.
In de kiem aanwezig
Die complexiteitsreductie, waarbij het brein de vindplaats wordt van allerlei gemoedstoestanden, wakkert een maakbaarheidsideaal aan. Neuropsychologen veronderstellen dat wie we zijn grotendeels in de embryonale fase wordt vastgelegd.
Anders gesteld: alles is bij een kind reeds in de kiem aanwezig. Als dat zo is, dan moeten opvoeders niet veel meer doen dan de kiem doen ontluiken. Zoveel mogelijk hinderlijke factoren uit de weg ruimen, en zoveel mogelijk stimulerende factoren aanbieden. Dan komt alles in orde.
We denken dan de ontwikkeling van jonge kinderen te kunnen stimuleren door te zorgen voor pedagogisch verantwoord speelgoed. En hoeveel ouders zijn niet gerustgesteld dat dankzij hun beweegspelletjes een volgende ontwikkelingsmijlpaal is bereikt?
Kinderen zijn geen bloemen
Maar een kind ontwikkelt zich niet zoals een bloem waarvan alle bestanddelen in de kiem aanwezig zijn. Met kinderen en jongeren omgaan, is niet terug te brengen tot het stimuleren van de juiste verbindingen in de hersenen.
De ontwikkeling van kinderen gebeurt grotendeels vanzelf. Eerder dan dat soort gestuurde ontwikkeling, is opvoeden een kind doen groeien in menselijkheid. Opvoeders richten zich op wie het kind is, maar ook op wie het kan worden. In die spanning schuilt de opvoedingsuitdaging: als opvoeder kinderen en jongeren wijzen op mogelijkheden zonder hun eigenheid uit het oog te verliezen.
Verzorgen is altijd méér
Voor de goede orde: er is niks fout met de stelling dat een kind van bij de start recht heeft op liefde en vertrouwen van zijn omgeving. Sterker nog: een kind verzorgen, is liefde betuigen.
Als opvoeders Mia verschonen of Mohamed troosten, gaat het altijd om méér dan fysische verzorging. Door Olivia eten te geven, leren de volwassenen rondom haar met wie ze te maken hebben. Door Otto in bad te doen, leren we hem beter kennen. Zo groeit de eigenheid van het kind voor de ogen van de opvoeders en ontstaat er een hechte band.
‘Het idee dat we de toekomst van kinderen kunnen vastleggen, botst met het credo dat wie kinderen krijgt radicaal kiest voor het onbekende.’
Maar de wijze waarop er tegenwoordig wordt gesproken en geschreven over de eerste duizend dagen is een pak minder eigentijds. De nadruk wordt niet zozeer gelegd op de geborgenheid waarmee we kinderen best omringen. De interesse gaat vooral uit naar het effect van die duizend dagen. De focus ligt volledig op het toekomstig geluk en succes van opgegroeide kinderen.
Deze interesse is begrijpelijk want stamt voort uit een bezorgdheid en hoop dat kinderen krijgen wat hen toekomt. Maar het idee dat we de toekomst van kinderen kunnen vastleggen, botst met het pedagogisch credo dat wie kinderen krijgt radicaal kiest voor het onbekende.
Het onvoorspelbare leven
Niemand twijfelt aan het belang van een gezond, veilig en ondersteunend opvoedingsklimaat. En het mag duidelijk zijn dat er al naar zo’n klimaat toegewerkt kan worden voor en tijdens een zwangerschap. Maar we moeten oppassen voor een te deterministische insteek.
‘We moeten voorzichtig omspringen met de vertaling van onderzoeksinzichten naar het brede publiek.’
Denk maar aan het Mozart-effect. In 1993 werd een onderzoek naar de invloed van muziek op prestaties misbegrepen waardoor het ‘feit’ ontstond dat baby’s en kinderen die luisteren naar klassieke muziek slimmer opgroeiden. In de hoop dat de hersenontwikkeling een boost, lieten ouders hun ongeboren kind naar Mozart luisteren. Het is één voorbeeld onder velen.
Het Mozart-effect onderstreept dat iedereen, maar wie met kinderen omgaat in het bijzonder, vatbaar is voor dat soort rechtlijnig denken. We moeten dus voorzichtig omspringen met de vertaling van onderzoeksinzichten naar het brede publiek.
De slechte jeugd van Poetin
Recent liet ook Binu Singh, gewaardeerd kinderpsychiater en één van de voorvechters van het duizend dagen verhaal, een scherpe uitspraak optekenen over de voorspelbaarheid van levenstrajecten: “Je start in het leven bepaalt of je veerkrachtig zult zijn, of je ziektes zult ontwikkelen en een goede partnerrelatie zult kunnen aangaan, en het bepaalt ook je kansen op de arbeidsmarkt. In het begin van het leven worden de fundamenten gelegd. Van de gevangenen in de Verenigde Staten heeft bijna iedereen een slechte start gekend, net zoals Hitler en Poetin. Het is dus ook belangrijk voor de samenleving dat we goed voor jonge kinderen zorgen.”
‘Investeer als samenleving in kinderen. Doe je dat niet, dan groeien ze uit tot moordzuchtige volwassenen.’
Een nog deterministischer idee is moeilijk te vinden. Zorg goed voor je kinderen, of meer algemeen: investeer als samenleving in kinderen. Doe je dat niet, dan kunnen ze uitgroeien tot moordzuchtige volwassenen.
Je bent wat je (groot)moeder eet
Nogmaals: die eerste duizend dagen zijn belangrijk.
Neem gezonde voeding: het belang van een gezonde start kan je niet onderschatten. Zo is het onder meer dankzij het Hongerwinter-onderzoek zonneklaar dat ondervoeding tijdens de zwangerschap schadelijke gevolgen heeft op de gezondheid van het kind.
Investeren aan de start is daarom niet alleen moreel juist, het is ook financieel verstandig. Een kind dat goed gevoed ter wereld komt en in zijn eerste jaren genoeg te eten heeft, is minder vaak ziek, kan zich beter concentreren op school en zit lekkerder in zijn vel.
Maar het is opvallend hoe makkelijk voorstanders van de eerste duizend dagen, vaak met de beste bedoelingen, het belang van ‘ondervoeding vermijden’ veralgemenen tot het belang van ‘een gevarieerd en rijk dieet aanbieden’. Er is niks mis met gezonde voeding promoten, maar dat advies speelt zich al gauw meer op een persoonlijk dan een maatschappelijk niveau af. Zorgen voor gezonde voeding wordt dan vooral een taak van de individuele ouders.
Dat is niet correct: ondervoeding heeft ook te maken met een gebrekkig of onbestaand inkomen en een summier sociaal netwerk om op terug te vallen. Ondervoeding is een precaire situatie, zoals armoede of slechte huisvesting. Dat vraagt om structurele en maatschappelijke oplossingen.
Onomkeerbaar?
Bovenstaand voorbeeld legt de schaduwzijde van de eerste duizend dagen bloot. Het kan best zijn dat voorlezen het begrijpen van schoolse teksten vergemakkelijkt. Net zoals het best zou kunnen dat het regelmatig samenspelen met je kind de cognitieve ontwikkeling prikkelt. Maar veel van dat stimulerend opvoedingsadvies is enkel op maat van de middenklasse.
‘Veel opvoedingsadvies is enkel op maat van de middenklasse.’
Ouders die de tijd en middelen hebben, vallen niet over voorlezen of samenspelen. Ouders in een kwetsbare situatie struikelen echter over een schuldgevoel, gevoed vanuit de veronderstelling dat ze onomkeerbaar de toekomstkansen van hun kinderen in gevaar brengen. Want, zo lijkt de boodschap, die eerste duizend dagen komen niet meer terug.
Herstel van het gewone leven
Nu leeft het idee dat de wijze waarop een kind zijn eerste duizend dagen beleeft allerlei toekomstige medische, professionele en persoonlijke beproevingen en kansen vastlegt. Bij een aantal gezondheidskwesties zal dat het geval zijn, maar kinderen die deze eerste duizend dagen onder precaire omstandigheden zijn doorgekomen, hebben evengoed recht op een ‘gewoon’ leven.
Een kind van twee jaar is nog niet af. We moeten blijven geloven dat een kind zich kan herstellen, ook van onthechting en ontheemding. Anders zijn heel wat jonge kinderen a priori verloren.
Goede start
Heel wat preventieve initiatieven, praktijken en organisaties voor oudere kinderen en jongeren en hun ouders dragen bij aan dit herstel van het gewone leven.
De kwaliteit en nabijheid van de basisschool, degelijke kinderopvang, een toffe jeugdbeweging of sportclub, een hechte vriendengroep, opgroeien in een kindvriendelijke buurt of buitenfamiliale rolmodellen en voorbeelden: er zijn zoveel factoren van invloed op de vormende kinderjaren.
Laat ons de eerste duizend dagen vooral begrijpen als de start van een en-en verhaal. De eerste duizend dagen tellen natuurlijk mee: goed zorgen voor een (ongeboren) baby is belangrijk. Maar ook nadien volgen er voor jonge mensen en hun omgeving nieuwe kansen en uitdagingen. Een beleid dat zich sterk richt op een goede start, mag nog niet gerust zijn over een goede afloop. Gelukkig is het leven meer dan een rekensom waarvan het eerste getal allesbepalend is.
Reacties [6]
Het is bijna een filosofisch artikel. Heb je een deterministische kijk en is de wereld maakbaar, of accepteren we dat veel een onvoorspelbaar proces blijft? Het pedagogische credo “dat wie kinderen krijgt radicaal kiest voor het onbekende.” kende ik nog niet. Geldt dit niet voor zo’n beetje alles in het leven? Zonder verder te willen filosoferen over of je kunt weten hoe de wereld er morgen uit gaat zien, kun je je natuurlijk wel voorbereiden op wat je zoal kunt verwachten als kersverse ouder. Er is genoeg informatie over wat er gebeurt in de ontwikkeling van je kind, zoals het zelfbeeld, het inlevingsvermogen, het zelfvertrouwen en nog veel meer. En ook groeit de wetenschappelijk kennis over wat je als ouder kunt doen (of juist laten)? Veilige hechting en het belang van de eerste 1000 dagen is daarin misschien wel het belangrijkste aspect. Zo zien we dat bij delinquente jongeren het in de vroegkinderlijke ontwikkeling vaker is misgegaan. (Schalkwijk). Maatschappelijk zeer relevant dus
Iedereen met de ogen open snapt toch ook wel dat de focus op preventie ligt, op “eerste 1000 dagen” omdat hulpverleners snappen dat ze geen oplossingen bieden, en vooral niet willen omgaan met kinderen met problemen.
Of preventie werkt of niet … daar zijn veel studies over, dat werkt niet.
Zoals alles in jeugdzorg gaat dit over wat de sociaal werkers willen doen. Zijn kinderen ermee geholpen? Nee, eigenlijk niet. En hoewel dat voor dit nieuw programma nog niet bewezen is dat het de situatie erger maakt (meer kinderen in hulp, minder goede resultaten), maken studies over andere preventieprogramma’s duidelijk dat dat zeker niet de verwachte uitkomst is.
Nu ja, als de mensen die het doen ook helemaal niet willen dat het werkt, gewoon dat ze niet veel moeten doen, en zeker geen risico’s lopen … dan is het ook wel niet vreemd dat het niet werkt.
De visie van Dr. Singh tot één citaat herleiden is een beetje te gemakkelijk en incorrect. In meerdere interviews geeft zij aan dat er ook na die eerste dagen nog veel (herstel) mogelijk is. Het is niet omdat iemand of een beweging aandacht vraagt voor die eerste 1000 dagen dat er wordt gezegd dat al die andere er niet toe doen. Dat is een interpretatie die jullie ervan maken volgens mij. Feit is dat de aandacht en zorg in België voor die eerste 1000 dagen absoluut ondermaats is en het dus wellicht terecht is om dit eens in de verf te zetten. De toegelaten ratio kind-begeleider in kinderopvang vind ik persoonlijk totaal onverantwoord. Daar is dringend verandering in nodig, voor de kinderen én voor de medewerkers. Maar ook alle volgende jaren van het kind is er nog veel werk aan de winkel: wachtlijsten jeugdhulp, leerkrachtentekort, ruimtetekort voor tieners in de steden, … . Het ene sluit het andere niet uit. Het is inderdaad en en.
Helemaal mee akkoord! 👍 Het citaat is kort door de bocht en als je enkel dat onthoudt, dan heb je niet begrepen wat ze wil vertellen. Herstel is altijd mogelijk. Uiteraard is het belangrijk ook na die eerste 1000 dagen te blijven investeren. Bedankt om het zo mooi te verwoorden!
Het taboe rond de menstruatiehygiëne dient ook op Europees niveau gebracht! Zeer instructief en uiterst intelligente artikels.
Mensen die de” middelen” hebben zijn vaak nog het meest beschaamd dat ze die niet rationeel toepassen….
Ik volg volledig het pleidooi om te blijven investeren in kinderen, ook na die eerste 1000 dagen. Toch is er politiek en maatschappelijk ook nog heel wat werk betreffende die eerste duizend dagen. Kinderopvang is nog steeds ondergewaardeerd, onderbetaald en onderbemand. Het is ook niet omdat je inzet op bevorderen van een veilige hechting, dat je andere factoren die van invloed zijn, buiten beschouwing laat. Om het vrij met Anna Freud te zeggen: “De eerste levensjaren bepalen de richting van het schaakspel, maar zolang je niet schaakmat staat, liggen er nog vele kansen open.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies