Vluchten en onbezonnen genieten
Kinderen op de vlucht zijn kinderen als andere kinderen, maar ze leven in bijzondere omstandigheden. In Vlaanderen is één op drie bewoners in de asielopvang jonger dan achttien jaar. Deze kinderen verlangen naar rust en routine, maar willen ook onbezonnen kunnen genieten van vrije tijd.
Hoe beleven kinderen op de vlucht die vrije tijd in en buiten een opvangcentrum? In het driejarig onderzoek ‘Onderweg’ luisterden we naar de jonge nieuwkomers zelf. We installeerden ons in twee opvangcentra in de provincie Antwerpen en spraken er met 34 kinderen tussen zes en twaalf jaar, uit zestien verschillende landen.
Recht op vrije tijd
Vrije tijd draagt bij aan de gezondheid en het welbevinden van kinderen en kan een motor van veerkracht zijn. Het recht op vrije tijd is verankerd in het kinderrechtenverdrag. Artikel 31 stelt dat kinderen recht hebben op rust, spel en vrije tijd en een volledige deelname aan het culturele en artistieke leven.
Al geldt dat in principe ook voor jonge nieuwkomers, toch is deelname aan het informele of georganiseerde vrijetijdsaanbod in de praktijk voor hen niet vanzelfsprekend.
Informele vrije tijd in het opvangcentrum
Kinderen die in een opvangcentrum verblijven, spenderen een belangrijk deel van hun vrije tijd binnen de muren van dat centrum. Ze delen er een breed spectrum aan ervaringen, schommelend tussen rust zoeken en uitdaging vinden.
Dat tonen Saran, Salem en Rafid ons tijdens een eerste bezoek aan ‘hun’ centrum. Met een tablet maken ze foto’s van dingen die ze graag doen. Buiten voetballen ze, klauteren ze op speeltoestellen, op een omheining of in een boom. Binnen tonen ze een speelruimte, leefruimtes en plekken waar ze niet mogen spelen, zoals de traphal, een gesloten computerruimte en een fitnesslokaal.
Sarans vriend vertelt hoe hij met de badge van zijn papa stiekem in het fitnesslokaal binnengeraakt. Hij weet wel dat dat eigenlijk niet mag. Nikita wijst de schommel aan als haar favoriete plek in het centrum. “Daar is het stil en kan je de wind horen”, vertelt ze. Die rust vindt ze elders niet.
Infrastructuur legt grenzen op
Alle kinderen zoeken in hun vrije tijd naar die afwisseling tussen rust en uitdaging, maar in een opvangcentrum zijn de mogelijkheden beperkt. De infrastructuur is vaak niet bedoeld voor kinderen. Ze delen drukke leef- en speelruimtes met andere bewoners. Er zijn weinig private en stille ruimtes.
‘Nikita wijst de schommel aan als haar favoriete plek in het centrum.’
Net als de andere bewoners, moeten de kinderen rekening houden met regels over ruimtegebruik, maar hebben ze weinig over die regels te zeggen. Om materialen te ontlenen, hebben ze een badge nodig die ze niet altijd krijgen.
Binnen die grenzen zetten begeleiders zich in en tonen de kinderen veerkracht en creativiteit. Ze hebben niet altijd greep op de eigen vrije tijd en botsen met elkaar en met andere bewoners. Vaak lossen de kinderen die conflicten zelf op door te onderhandelen.
Georganiseerde vrije tijd in het opvangcentrum
In de meeste opvangcentra organiseren begeleiders activiteiten op woensdag. Soms komen vrijwilligers voorlezen of biedt een buurtwerking een sportactiviteit aan. Voor kinderen zijn dat momenten om naar uit te kijken. Ze benaderen de begeleiders en vrijwilligers als speelkameraden, vertrouwenspersonen en ankerfiguren.
Ze zijn enthousiast over het knutselaanbod en de georganiseerde spelletjes in het centrum. Tegelijkertijd verlangen ze naar een breder en meer gevarieerd aanbod dat rekening houdt met hun individuele interesses en hun leeftijd. In het weekend, met veel vrije tijd voorhanden, ervaren ze de beperkte aanwezigheid van begeleiders en activiteiten als een gemis.
Buiten de muren van het centrum
Kinderen verlangen ook naar meer gepersonaliseerde georganiseerde vrijetijdsinvullingen buiten de muren van het opvangcentrum. Saran, Rafid en Salem voetballen bij een club in de buurt. Salem vergeet daar zijn zorgen, maar Rafid wil liever naar de tekenschool en Saran wil eigenlijk karateles volgen. Ook andere kinderen vertellen over hun voorkeuren. Belinha houdt van turnen. Maysa zegt dat ze graag naar de balletschool wil en dat ze oefent voor het TV-programma ‘The Voice’.
‘Saran, Rafid en Salem voetballen bij een club in de buurt.’
Die wensen en verlangens in de praktijk realiseren, is niet vanzelfsprekend. Het vrijetijdsaanbod In Vlaanderen is georganiseerd als een ‘markt’, waarin kinderen en hun gezinnen kunnen rondneuzen op zoek naar het aanbod dat zij interessant en haalbaar vinden.
Zo’n markt is niet altijd toegankelijk voor gezinnen die in opvangcentra verblijven. Zodra de kinderen en hun gezinnen het opvangcentrum verlaten, botsen ze op drempels en beperkingen die ook in ander onderzoek vastgesteld werden: taalbarrières, mobiliteitsproblemen, financiële beperkingen, pestgedrag of onvoldoende aansluiting met de eigen cultuur.
Afhankelijk van goodwill
Vinden kinderen op de vlucht toch aansluiting bij de georganiseerde vrije tijd, dan is dat vaak te danken aan de creativiteit en flexibiliteit van individuele initiatieven. Tijdens het onderzoek zorgt een voetbalclub voor fietsen, spreidt het inschrijvingsgeld en haalt bij uitwedstrijden kinderen op in het opvangcentrum.
Ook de opvangcentra zelf werken gericht samen met vrijetijdsorganisaties en begeleiden ouders en gezinnen in de zoektocht naar een aanbod. In de vakanties hebben kinderen uit een opvangcentrum recht op een kortingstarief om op kamp te gaan.
Toch blijven deze initiatieven te fragmentarisch en afhankelijk van de goodwill van individuele organisaties en mensen. Opvangcentra en vrijetijdsactoren zoeken vaak naar oplossingen, zonder dat ze daarvoor op structurele steun kunnen rekenen.
Inzicht in leefwereld
Er ligt dus nog werk op de plank om de collectieve asielopvang kind- en gezinsvriendelijk te maken en het recht op vrije tijd, rust en spel voldoende te verankeren in praktijk- en beleidskeuzes. We zien verschillende mogelijkheden, die een ruimhartig beleid als uitgangspunt hebben.
‘Er ligt nog werk op de plank om de collectieve asielopvang kindvriendelijk te maken.’
In de eerste plaats pleiten we voor meer inzicht in de leefwereld van kinderen in de asielopvang. Dat inzicht kan vanzelfsprekendheden doorprikken. Zo komt de verwachting dat kinderen ‘overal kunnen spelen’ op losse schroeven te staan wanneer duidelijk wordt dat dit soms leidt tot botsingen met andere bewoners. Kinderen vinden zelf vaak spelprikkels en uitdagingen, maar wanneer de beschikbare ruimte door zoveel verschillende mensen benut wordt, hebben zij nood aan een kader.
Meer samenwerking
In de tweede plaats pleiten we voor meer structurele samenwerking. Geen enkele professional of organisatie kan de nood aan vrije tijd alleen oplossen. In lokale samenwerkingen kunnen de inzichten van verschillende organisaties zorgen voor een rijkere vrijetijdsinvulling van kinderen op de vlucht.
Zo zorgden gesprekken tussen een opvangcentrum en een lokaal netwerk vrijetijdsparticipatie ervoor dat kinderen uit het opvangcentrum opgehaald werden om tijdens de vakantie naar de speelpleinwerking te gaan. Anders konden ze niet deelnemen.
‘Belangenbehartigers kunnen een verschil maken.’
In de derde plaats pleiten we voor formeel aangestelde belangenbehartigers van kinderen op de vlucht in verschillende organisaties. Binnen de centra geraakt het perspectief van kinderen vaak ondergesneeuwd door andere prioriteiten. Buiten de opvangcentra hebben vrijetijdsorganisaties niet altijd oog voor de noden van deze groep. Belangenbehartigers kunnen een verschil maken. Ze bewaken het belang van kinderen in de eigen organisatie, hebben zicht op haalbare antwoorden en zijn onmisbaar in de samenwerking met andere partners.
Wanneer zijn we tevreden?
Vrije tijd mogelijk maken voor alle kinderen en jongeren, is een evenwichtsoefening voor alle betrokkenen. De zoektocht ligt in de vraag hoe je een aanbod realiseert dat interessant is voor een heterogene groep kinderen. Eens dat aanbod er is, volgt de vraag hoe je rekening kan houden met de noden en behoeften van een specifieke doelgroep.
Kinderen op de vlucht vormen zo’n specifieke doelgroep. Hun beleving van vrije tijd verschilt niet zo veel van die van andere kinderen, maar ze leven in bijzondere omstandigheden. Om het vrijetijdsaanbod af te stemmen op die omstandigheden, moeten begeleiders in de opvangcentra en organisaties in de vrije tijd meer ruimte en middelen krijgen om hun praktijk te toetsen aan de leefwereld van kinderen.
Saran naar de karateles?
Wat betekent dat voor de kinderen zelf? Moeten we buiten de muren van het opvangcentrum systematisch op zoek naar karatelessen voor Saran en een balletschool voor Maysa?
Niet noodzakelijk. Kinderen aanvaarden dat ze niet alles kunnen doen wat ze zouden willen. Maar zouden we het niet nog meer kunnen proberen? Stel je voor dat de uiteenlopende vrijetijdswensen ons prikkelen om wat moeilijk is, toch mogelijk te maken. Stel je voor dat begeleiders minder verveling, onrust en conflicten zouden opmerken in een opvangcentrum. Stel je voor dat een lokaal samenwerkingsverband als vanzelfsprekend zijn keuzes aftoetst aan deze groep kinderen. Dan zou de opvang van kinderen op de vlucht een stuk kindvriendelijker zijn.
Reacties
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies