Uithuiszetting voorkomen
Sommige huurders dreigen hun woning te verliezen omwille van problemen op vlak van onderhoud, financiën of overlast. Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) proberen met hun aanbod van preventieve woonbegeleiding het tij te keren met een kortdurende, gratis en aanklampende begeleiding.Verstichele, J. (2016), ‘Uithuiszetting in Vlaanderen. Dweilen met de kraan open’, Sociaal.Net, 22 september 2016.
‘Preventieve woonbegeleiding wil uithuiszetting voorkomen.’
Doel van preventieve woonbegeleiding is uithuiszetting voorkomen. De preventieve woonbegeleider zoekt samen met huurder en verhuurder naar oplossingen om de woning te kunnen behouden. Als dat niet meer mogelijk is, probeert men dakloosheid te vermijden.
Private en sociale huurmarkt
De dreigende uithuiszetting situeert zich op de private of sociale huurmarkt, denk aan sociale verhuurkantoren en sociale huisvestingsmaatschappijen. CAW Oost-Vlaanderen zet reguliere middelen prioritair in voor de preventieve woonbegeleiding van sociale huurders. Via aanvullende projectmiddelen is het aanbod ook toegankelijk voor private huurders.
In 2015 telde het CAW 526 aanmeldingen: 261 vanuit de sociale en 265 vanuit de private huurmarkt. De meeste gebeurden op verwijzing van sociale verhuurders, vrederechters en OCMW’s. Zij nemen contact op zodra een procedure tot uithuiszetting opgestart wordt.
Waarom aanmelden?
Bij aanmelding worden vaak verschillende problemen aangehaald. De meest voorkomende zijn huurachterstal, onhygiënische woonsituatie, overlast en samenlevingsproblemen.
Huurachterstal komt als aanleiding meer voor op de private huurmarkt dan op de sociale huurmarkt. Dat komt omdat de meeste sociale verhuurders een interne procedure hebben voor het ingrijpen op huurachterstal. Ze schakelen pas preventieve woonbegeleiding in wanneer die mogelijkheden uitgeput zijn.
Bij aanmeldingen van de private huurmarkt is bij 77% een gerechtelijke procedure bezig is of werd de uithuiszetting al uitgesproken. Bij aanmeldingen van de sociale huurmarkt is dat slechts 15%.
‘Huurachterstal is een veel voorkomend probleem.’
Een verklaring hiervoor is dat de verhuurder of huurder op de private markt veel langer wacht om de situatie te melden. Op de sociale huurmarkt wordt vroeger ingegrepen.
Start woonbegeleider
Huurders, verhuurders en betrokken diensten kunnen zich aanmelden bij de regionale onthaalwerkingen van CAW Oost-Vlaanderen. Na aanmelding, wijst het CAW een preventieve woonbegeleider toe die de zaak verder opvolgt.
Gebeurt de aanmelding door de sociale verhuurder, dan wordt ook de huurder hiervan meteen op de hoogte gebracht. Op die manier weet hij dat op korte termijn een woonbegeleider aan de deur zal staan. Dat is niet het geval bij aanmeldingen van de private huurmarkt. Daar is de situatie soms zodanig verzuurd dat huurder en verhuurder het contact met elkaar mijden of weigeren.
‘De huurder wordt langs verschillende wegen gecontacteerd.’
De preventieve woonbegeleider legt contact met de huurders via telefoon, sms, briefwisseling, briefjes onder de deur of huisbezoeken.
Moeilijk bereikbaar
Een deel van de doelgroep is moeilijk bereikbaar, heeft geen gsm of woont afgelegen. Dan gebeurt het dat verschillende contactnames nodig zijn vooraleer een begeleiding kan opstarten.
De meeste cliënten kunnen binnen de drie weken bereikt worden. Het percentage ligt iets hoger op de sociale huurmarkt dan op de private huurmarkt.
Komt er na vier weken geen reactie van de sociale huurder, dan wordt een laatste herinneringsbrief gestuurd. Het CAW vermeldt daarin dat het geen verdere stappen meer zal ondernemen. Indien de betrokkene dat wenst, kan hij steeds contact opnemen met het CAW. Ook de verhuurder wordt hiervan op de hoogte gebracht.
Afronden of verbreken?
Op de private huurmarkt kan er bij één op vier aanmeldingen geen contact gelegd worden met de huurder of verbreekt de huurder het contact tijdens de begeleiding.
Bij sociale huurders is dat slechts één op acht. Sociale huurders zijn er zich namelijk meestal van bewust dat begeleiding van het CAW noodzakelijk is om hun relatie met de sociale verhuurder te verbeteren. Zo voorkomen ze dat ze op zoek moeten gaan naar een woning op de duurdere private huurmarkt.
‘Zeven op tien cliënten ronden het begeleidingstraject af.’
Zowel op de private als op de sociale huurmarkt ronden zeven op tien cliënten het begeleidingstraject af.
Zes maanden begeleiding
CAW Oost-Vlaanderen stelt een begeleidingsduur voorop van zes maanden. In 96% van de afgeronde begeleidingen lukt dat. Bij complexe dossiers kan een preventieve woonbegeleiding langer duren.
De begeleidingsduur is korter bij dreigende uithuiszetting op de private huurmarkt. Mogelijke verklaring hiervoor is dat bij een aanmelding vanuit de private huurmarkt vaak al een ‘vonnis tot uithuiszetting’ werd uitgesproken. Dat zijn veelal crisisdossiers waarin snel handelen nodig is.
Flexibele begeleidingsduur
Ook het tijdstip waarop huurders of verhuurders situaties aanmelden, is belangrijk: hoe langer men wacht, hoe complexer de situatie wordt.
Een bijkomende psychiatrische of verslavingsproblematiek kan het verloop van de begeleiding bemoeilijken. Soms moet de begeleiding verlengd worden omwille van de wachtlijsten van gespecialiseerde vervolghulp of opname in een ziekenhuis. Bij anderstaligen kan het moeten inzetten van een tolk de voortgang bemoeilijken, omwille van de beperkte beschikbaarheid van tolken.
‘Hoe langer men wacht, hoe complexer de situatie wordt.’
Doordat de meeste huurders, naast de dreiging tot uithuiszetting, ook op andere levensdomeinen problemen ervaren, leidt de preventieve woonbegeleider cliënten ook toe naar andere hulpverlening.
Woonsituatie bij afronding
Bij 84% van de afgeronde begeleidingen op de sociale huurmarkt kon de huurder de woning behouden. Van diegenen die hun woonst niet konden behouden of vrijwillig verlieten, trok bijna de helft in bij iemand uit het sociaal netwerk. De anderen vonden een nieuwe woning of werden toegeleid naar een opvangvoorziening.
Bij 41% van de afgeronde begeleidingen op de private huurmarkt kon uithuiszetting uiteindelijk vermeden worden. Van diegene die hun woonst niet kon behouden of vrijwillig verlieten, vond 64% een nieuwe woonst.
Verschillende startsituatie
Uit deze cijfers blijkt dat er bij private huursituaties drie keer meer dossiers zijn waarin de uithuiszetting werd uitgesproken en de woning niet behouden kon worden. Dit komt wellicht door de verschillende startsituatie: bij private dossiers is er bij de meerderheid een gerechtelijke procedure gestart of werd een vonnis uitgesproken. In die laatste gevallen volgt vaak onvermijdelijk een uithuiszetting.
‘De sociale huurmarkt trekt vroeger aan de alarmbel.’
Vanuit preventief oogpunt is het belangrijk een begeleiding op te kunnen starten wanneer er nog geen gerechtelijke procedure werd ingezet. Op dat vlak doet de sociale huurmarkt het beter. Zij trekt vroeger aan de alarmbel. Daardoor is de kans groter dat daar een uithuiszetting wordt voorkomen.
Dakloosheid vermijden
Wil of moet de huurder de woning toch verlaten, dan moet dakloosheid vermeden worden. Dat proces kost vaak veel tijd. Er wordt samen met de cliënt gezocht naar nieuwe huisvesting. Dat gebeurt zowel binnen als buiten zijn netwerk. Er worden contacten gelegd met diverse huisvestingsactoren en residentiële voorzieningen.
In sommige dossiers wordt samen met de cliënt gezocht op het internet, getelefoneerd naar immobiliënkantoren of private verhuurders. Waar nodig gaat de preventieve woonbegeleider mee naar de beschikbare woning. Door deze manier van werken vindt de meerderheid een nieuwe woonst.
Aanwezig op zitting
Wordt het dossier behandeld voor de rechtbank, dan is het belangrijk dat de huurder aanwezig is. Op die manier kunnen er bij huurachterstal realistische afbetalingsplannen opgesteld worden.
Het is de taak van een preventieve woonbegeleider om de cliënt goed te informeren over mogelijke gevolgen wanneer hij beslist toch niet aanwezig te zijn. Eventueel gaat de preventieve woonbegeleider op vraag van de cliënt mee naar de zitting.
Aanklampend werken
Maar zo ver komt het natuurlijk beter niet. Een laagdrempelig herkenbaar aanspreekpunt voor huurders en verhuurders, zoals een woonwinkel, een CAW of OCMW-onthaal, zorgt ervoor dat problemen sneller gemeld worden. Dat is cruciaal. Er is meer kans op succes wanneer de verhuurder nog geen juridische stappen zette en nog bereid is om verandering een kans te geven.
Om te zorgen dat huurders en verhuurders tijdig aan de alarmbel trekken, is het belangrijk om dit aanbod bekend te maken bij diensten die kwetsbare mensen ondersteunen. Zo kunnen mensen die uit huis dreigen gezet te worden, sneller toegeleid worden naar een mogelijke oplossing.
‘Aanklampend werken is een succesfactor.’
Succesfactoren in de begeleiding zijn het aanklampend werken bij opstart, de mobiele, outreachende en flexibele begeleiding, de grote bereikbaarheid van de preventieve woonbegeleider via telefoon, sms of mail en de tijd die er is om mee op stap te gaan.
Driehoeksoverleg
De cliënt moet bereid zijn om de situatie te veranderen. Het vrijwillige aanbod van preventieve woonbegeleiding kan een duw in de rug zijn. Het is de keuze van de huurder om al dan niet in te stappen in dit aanbod.
Is samenwerking mogelijk, dan kan in de meeste situaties snel een vertrouwensrelatie uitgebouwd worden. Voor de huurder is het belangrijk dat de preventieve woonbegeleider geen controlerende functie heeft. Die duidelijke en neutrale rol is cruciaal om de dialoog tussen huurder en verhuurder weer op gang te brengen.
‘Vraag naar preventie woonbegeleiding is groter dan het aanbod.’
Ook met de verhuurder is een goede samenwerking belangrijk. Binnen het driehoeksoverleg tussen huurder, verhuurder en preventieve woonbegeleider is gelijkwaardige communicatie met alle betrokkenen nodig. Het doel is om op een transparante manier te communiceren over verwachtingen, afspraken en over het delen van informatie.
Middelen beperkt
De vraag naar preventie woonbegeleiding is groter dan het aanbod. Niet alle aanmeldingen kunnen opgenomen worden. Dit betekent dat deze huurders wellicht effectief uit huis zullen gezet worden.
Uit de nulmeting dak- en thuisloosheid van Koen Hermans en Evy Meys uit 2014 blijkt dat 80% van de uithuiszettingen plaatsvindt op de private huurmarkt. Toch moeten door de overheid ingezette reguliere middelen prioritair ingezet worden voor de sociale huurmarkt. Aanvullende projectmiddelen zorgen voor de uitbouw van enkele goede praktijken op de private huurmarkt. Tegen eind 2016 moeten ook die weer op een lager pitje. Het is dus hopen op een alternatief of verlenging.
Achterliggende problemen
Soms zorgen psychische of psychiatrische problemen bij de huurder voor een moeizame begeleiding. Deze achterliggende problematiek kan de woonsituatie en de begeleidingskansen ernstig hypothekeren. Begeleidingen duren hierdoor soms langer dan voorzien of worden vroegtijdig afgebroken.
Door de vele wachtlijsten is het moeilijk om huurders met bijkomende welzijns- of gezondheidsprobemen toe te leiden naar passende hulp- en zorgverlening. Dat heeft gevolgen voor de woonsituatie, ook na de begeleiding. Als de huurder zonder de noodzakelijke begeleiding verder moet, zal hij het moeilijk hebben om de woning te blijven onderhouden als een goede huisvader. Hervallen in oude gewoontes is dan een reëel risico.
‘Hervallen in oude gewoontes is een reëel risico.’
Bij gerechtelijke procedure loopt het soms moeilijk. De periode tussen het indienen van het verzoek tot uithuiszetting bij de vrederechter en de aanmelding bij het team preventieve woonbegeleiding is te lang. Soms heeft de preventieve woonbegeleider slechts één tot twee dagen om de huurder te bereiken en aan te sporen om naar de zitting te gaan. Dat is erg kort.
Aanbod beter bekend maken
CAW Oost-Vlaanderen blijft inzetten op preventieve woonbegeleiding omdat het dak- en thuisloosheid vermijdt. Maar er liggen nog heel wat uitdagingen op de plank.
Indien er tijdig verwezen wordt, is er meer bereidheid in de interactie huurder-verhuurder om iets aan de problematiek te verhelpen en uithuiszetting te vermijden. Gerichte communicatie met tussen alle betrokken partners is dan belangrijk: huurders, verhuurders, OCMW’s, vrederechters en welzijnsorganisaties die werken met kwetsbare burgers.
Daarnaast moet bekeken worden hoe het OCMW en het CAW sneller op de hoogte kunnen gebracht worden bij een gerechtelijk verzoek tot uithuiszetting, zodat er voldoende tijd blijft om de huurder te contacteren en voor te bereiden op de zitting.
De kruik barst
Het aanbod ruimer bekend maken, heeft een keerzijde: de vraag naar preventieve woonbegeleiding zal stijgen. En ook al willen we dat wel, we kunnen dat vandaag niet aan. Zonder bijkomende middelen zal de kruik onvermijdelijk barsten
Sommige huurders worden uit huis gezet zonder dat ze de kans kregen om gebruik te maken van preventieve woonbegeleiding. Dat nefaste proces mag niet versterkt worden.
Nieuwe kijk op aanpak dakloosheid
Want wat als mensen, ondanks bijvoorbeeld preventieve woonbegeleiding, toch zonder woonst vallen? Vanuit de hulpverlening werd lange tijd gekozen om dak- en thuislozen te ondersteunen via verschillende opvang- en begeleidingsinitiatieven. CAW Oost-Vlaanderen wil dat roer omkeren en timmeren aan een nieuwe visie op deze schrijnende problematiek.
Die visie is verankerd in een model dat internationaal bekend staat als ‘Housing Led’.Europese consensusconferentie over thuisloosheid: beleidsaanbevelingen van de jury, 9 en 10 december 2010.Mensen worden eerst gehuisvest en pas dan begeleid.
Eerst wonen
Die benadering vertrekt vanuit een burgerschapsmodel dat het recht op wonen realiseert voor iedereen. Huisvesting is een fundamenteel recht en een basisvereiste om andere problemen op te lossen.
‘Huisvesting is een fundamenteel recht.’
Deze aanpak is ook effectiever: onderzoek wijst uit dat mensen eerst huisvesten betere resultaten oplevert dan ze eerst begeleiden om zelfstandig te kunnen wonen. Pannecoucke, I. en De Decker, P. (2014), Housing First: een alternatief voor de woonladder?, Leuven, Steunpunt Wonen.
Die ommekeer heeft belangrijke gevolgen. Waar de aanpak van dak- en thuisloosheid vroeger vooral vertrok vanuit het ‘beheren’ van de problematiek, wordt nu ingezet op woongerichte oplossingen. Er wordt onmiddellijk gezocht naar een stabiele woonst met ondersteuning en begeleiding. Voor mensen die niet beschikken over een duurzame woonvorm, trekken we de kaart van het recht op wonen.
Woongerichte oplossingen verdienen de voorkeur, voor élke burger die geen duurzame woonvorm meer heeft. Daar ligt een belangrijk verschil met ‘Housing first’. Ook dat model kiest voor ‘eerst woonst, dan begeleiding’, maar enkel voor chronisch dak- en thuislozen met een alcohol of andere verslavingsproblematiek.
Tijdelijke verblijfsvormen
Toch zal een beperkte groep van hulpvragers nood blijven hebben aan tijdelijke verblijfsvormen: mensen die plots hun huis verliezen, pas aangekomen zijn in een bepaalde regio, op de vlucht zijn voor huiselijk geweld of de gevangenis verlaten.
‘Woongerichte oplossingen verdienen de voorkeur.’
Deze mensen weten nog niet altijd hoe, met wie en waar ze willen wonen. Een permanente woonvorm is dan niet de beste oplossing. Voor hen werden in Oost-Vlaanderen al verschillende initiatieven ontwikkeld: groeps- en studio-opvang, tijdelijk verblijf in leegstaande sociale woningen, glijdende huurovereenkomsten en acute opvangnetwerken.
Oude wijn in nieuwe zakken
Hoewel dit misschien oude wijn in nieuwe zakken lijkt te zijn, is de verdere ontwikkeling en implementatie van zo’n Housing Led aanbod niet evident. Het heeft impact op de organisatie, haar medewerkers, de werkingsmiddelen en de infrastructuur.
Het implementeren van deze nieuwe visie in de werkpraktijk is een heel proces. Het vraagt verschuivingen in functies van medewerkers, het beschikbaar maken van mobiele en ICT werkingsmiddelen, anders inzetten van bestaande infrastructuur, hertekening van het aanbod woonbegeleiding…
Maar de grootste verandering is de mindswitch. Elke medewerker, vrijwilliger, bestuurder en externe moet ervan overtuigd zijn dat de nieuwe manier van werken positief is voor de cliënt en de samenleving. Dat zal op korte termijn veel moeite, flexibiliteit en middelen vragen. Het effect zal pas na enkele jaren zicht- en meetbaar zijn.
Geen huisvester meer
In kader van Housing Led zijn de huisvestingsactoren zoals OCMW’s, sociale en private huisvestingsmarkt het best geplaatst om deze woonvormen te beheren.
Door zelf geen huisvester te zijn, kan een CAW zich focussen op haar kerntaken. En waar het uit noodzaak wel huisvester is, blijft de opdracht om te signaleren en huisvestingsactoren te mobiliseren onverkort overeind.
‘Collectieve opvangcentra worden best afgebouwd.’
Wat dan met de huidige collectieve opvangcentra voor dak- en thuislozen? Die worden op termijn best afgebouwd. Dat kan pas wanneer er voldoende individuele verblijfs- en woonvormen zijn die het sluiten van een collectief opvangcentrum ‘opvangt’. Dit vraagt verschuivingen in het patrimonium: minder groepsopvang, meer studio-opvang en een grotere inzet van leegstaande woningen en noodwoningen van OCMW’s.
CAW Oost-Vlaanderen moet en zal hierin investeren. Zo wordt vanuit de aanbeveling in het evaluatierapport van Housing First België, een ‘huizenjager’ aangeworven. Die zal structurele netwerken uitbouwen met huisvestingsactoren. Ook de groep van (vrijwillige) woonzoek- en woontrainbuddy’s wordt verder uitgebreid.
Overtuiging
Stapsgewijs verlaten we gekende paden om te timmeren aan deze nieuwe visie. Die ommekeer -eerst een woonst, dan pas begeleiding- heeft heel wat gevolgen voor de organisatie van de hulpverlening. De overtuiging dat daardoor cliënten beter geholpen worden, is de motor van verandering.
Reacties [1]
Zeer boeiend en mooi artikel: het CAW toont de effecten en resultaten van z’n werking aan, concreet geïllustreerd vanuit de praktijk en zonder de dagdagelijkse moeilijkheden die men ervaart onder de mat te vegen. Ook inspirerend voor het gewenste beleid inzake dak-en thuisloosheid in Vlaanderen: volop inzetten op preventie en woongerichte oplossingen. Hiervoor zijn medewerking en concrete engagementen vanuit het huisvestingsbeleid allernoodzakelijkst. Maar er is ook ruimte om bestaande opvang deels te reconverteren naar woongerichte oplossingen.
Zeker lezen
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies