Binnenkijken in een gesloten wereld
De Grubbe, gelegen in Everberg, is een gemeenschapsinstelling voor jongens die verdacht worden van een als misdrijf omschreven feit. De Grubbe is een gesloten instelling. Ze heeft als wettelijke opdracht om in te staan voor de hulp- en dienstverlening aan de jongere en zijn gezin.Art. 47§2°2, WET van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming zoals gewijzigd door de wetten van 15 mei en 13 juni 2006, Belgisch Staatsblad, 15 april 2008.
‘Voor jongens die een ernstig misdrijf pleegden.’
De nadruk in een gesloten instelling ligt op de beveiliging van de maatschappij. Een plaatsing is enkel mogelijk wanneer de jeugdrechter oordeelt dat er aan enkele voorwaarden is voldaan. De jongere is tussen veertien en twintig jaar, en moet een ernstig als misdrijf omschreven feit gepleegd hebben of hiervan verdacht worden. Er zijn daarnaast dringende, ernstige en uitzonderlijke omstandigheden met betrekking tot de bescherming van de openbare veiligheid. Er is bovendien geen geschikte plaats vrij in een andere gemeenschapsinstelling.Art. 3-5, WET van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, Belgisch Staatsblad, 1 maart 2002.
Een jeugdrechter kan een jongere voor een periode van vijf dagen in De Grubbe plaatsen. Binnen de vijf dagen moet de jongere opnieuw voor de jeugdrechter verschijnen. Als deze het verblijf in De Grubbe verlengt, komt hij na één maand opnieuw voor de jeugdrechter. Deze beslist of de jongere al dan niet nog een maand moet blijven.
In totaal kan een jongere maximaal twee maanden en vijf dagen in De Grubbe geplaatst worden. Tijdens de eerste vijf dagen verblijft de jongere in het onthaalregime. Dat betekent dat hij hoofdzakelijk verblijft op de eigen kamer. Enkel tijdens sportmomenten heeft de jongere contact met andere jongeren in het onthaalregime.
Wanneer het verblijf verlengd wordt, sluit hij aan bij de leefgroep. In dat regime is er een aanbod van lessen, sport en andere activiteiten.
Het belang van thuis
De gezinsomstandigheden en opvoeding van een jongere spelen een belangrijke rol bij delinquent gedrag.De Kemp, R.A.T., e.a. (2004), ‘Opvoeding, delinquente vrienden en delinquent gedrag van jongeren’, Pedagogiek, 24, 262-278.
Het gezin waarin een jongere opgroeit, speelt een rol in zijn ontwikkeling. Veiligheid, warmte en hechting zijn belangrijke elementen. Opvoeden is ook een circulair en complementair proces waarbij ouders en kinderen het verloop bepalen. Het gedrag van het kind en de aanpak van de ouder beïnvloeden elkaar, zowel positief als negatief.Christiaens, J., e.a. (2009), Eindrapport voor het eerst geplaatste delinquente minderjarigen en recidive, Brussel, Vrije Universiteit Brussel.
De kans op delinquent gedrag wordt versterkt door bepaalde bedreigende factoren zoals het temperament van het kind, ouders met een psychiatrische problematiek of een lage socio-economische status van het gezin. Een gezin heeft echter ook beschermende factoren die de kans op delinquent gedrag net verminderen: een positief gezinsklimaat, positieve schoolervaringen en steun uit de omgeving.Groenendaal, J.H.A. en Van Yoeren, T.A. (1994), ‘Beschermende en bedreigende factoren’, in Rispens, J. e.a. (red.), Preventie van psychosociale problemen bij kinderen en jeugdigen, Zaventem, Bohn Stafleu Van Loghum, 105-109.
De thuissituatie speelt dus niet alleen een belangrijke rol in het ontstaan van delinquent gedrag voor de plaatsing, maar ook in het voorkomen van recidive na de plaatsing.
Goed bedoeld negatief effect
Jeugdrechters laten zich bij een plaatsing in een gesloten gemeenschapsinstelling leiden door zowel het beschermings-, sanctie- als het risicomanagementmodel.
‘Een plaatsing heeft negatieve effecten.’
Plaatsingen vanuit het beschermingsmodel zijn voornamelijk gericht op bewaring, behoeding en heropvoeding van de jongere. De plaatsing kan een opstap zijn naar een nieuw traject voor de jongere of zorgen voor een vorm van time-out voor de moeilijke thuissituatie.
In het sanctiemodel staan de ernst en omstandigheden van het misdrijf centraal. De plaatsing heeft vooral afschrikking en het wijzen op de individuele verantwoordelijkheid als doel.
Bij het risico-managementmodel gaat het over criminaliteitspreventie, openbare veiligheid en het risico op recidive. Een plaatsing heeft dan als doel het tijdelijk verhogen van de veiligheid van de maatschappij.
Een langdurige plaatsing van jongeren in een gesloten instelling heeft negatieve effecten.Christiaens, J. (2010), ‘De banalisering van de opsluiting van jongeren’, Panopticon, 3.Jongeren worden depressief, verliezen initiatief en reageren agressief. Jongeren kunnen elkaar op een negatieve wijze beïnvloeden. Jongeren willen ook niet geplaatst worden. Er bestaan bovendien heel wat goede praktijken van interventies en hulpverleningsvormen voor jongeren in hun thuissituatie.Van Der Help, P. e.a. (2012), ‘De hardnekkige mythe dat ‘niks werkt’ in de gesloten jeugdzorg: aanbevelingen voor professionals’, Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 51 (11), 470-480.
De thuissituatie
Een aanzienlijk aantal jongeren woonde voor de plaatsing in De Grubbe in hun gezin. Ze kunnen na hun plaatsing terugkeren naar hun thuissituatie.
‘De thuissituatie bepaalt mee het hulpverleningstraject.’
Kijken naar die thuissituatie van jongeren geeft inzicht in bedreigende en beschermende factoren. De thuissituatie zegt iets over een mogelijke terugkeer en passend hulpverleningstraject.
In De Grubbe komt die thuissituatie nadrukkelijk in beeld tijdens gesprekken tussen jongeren en hun maatschappelijk werker van de sociale dienst. Zo getuigt een maatschappelijk werker: “We willen zicht krijgen op de jongere en zijn leefsituatie. Dit is in functie van de opmaak van het verslag voor de jeugdrechter. Enkel wanneer er voldoende zicht is op de thuissituatie en de toekomstvisie van de jongere, kan een degelijk advies worden opgebouwd.”
Maatschappelijk werkers proberen een beeld te krijgen van de sociale en familiale situatie van de jongere. De basis zijn gesprekken met de jongere en zijn ouders. Alleen lopen die gesprekken niet altijd positief. Dat maakt informatievergaring moeilijk. Bovendien hebben de maatschappelijk werkers geen bijkomende bronnen om informatie te verifiëren of te contextualiseren. Ook het vroegere traject van de jongere en gezin ontbreekt.
Twee modellen als eerste bril
Uit de gesprekken met de maatschappelijk werkers blijkt dat zij als basis voor hun gesprekken met jongeren en ouders twee modellen hanteren.
De ‘Structured Assessment of Violence Risk in Youth’ (SAVRY) is een risicotaxatieinstrument, speciaal ontwikkeld om het geweldrisico bij adolescenten te bepalen. Het instrument bestaat uit 24 risico- en 6 beschermende factoren. Daarnaast gebruiken ze ook het ‘Risk-Need-Responsivity-model’ (RNR) dat zich richt op terugvalpreventie en risicomanagement.
Beide modellen hebben een sterke focus op het gepleegde delict en de zwaarte van de feiten. Ze kijken veel minder naar de achterliggende redenen waarom de jongere een feit pleegde.
Individueel schuldmodel
Deze bril van de maatschappelijk werkers in De Grubbe is niet verwonderlijk. Ze worden gevoed door de kijk van de samenleving op jongeren die een delict pleegden.
‘Delinquent gedrag ontstaat uit een samenspel van factoren.’
De samenleving hanteert een meer individualistische kijk op delinquent gedrag. De dader heeft zelf foute keuzes gemaakt. De probleemsituatie van de jongere hangt samen met algemene tekorten in zijn persoonlijkheid, levensgeschiedenis en thuissituatie. De jongere is verantwoordelijk voor zijn gedrag en de effecten ervan.Claes, B. (2009), ‘Als een hamer je enige gereedschap is, lijkt elk probleem op een spijker’, in Bruggeman W., e.a. (red.), Van Pionier naar Onmisbaar. Over 30 jaar Panopticon, Antwerpen, Maklu.
En natuurlijk is het stellen van delinquent gedrag deels een individuele keuze. De maatschappelijk werkers wijzen de jongeren ook op hun verantwoordelijkheid, keuzes en gevolgen. Maar er is meer. Delinquent gedrag ontstaat vanuit een samenspel van verschillende factoren. Risico’s liggen op verschillende domeinen: individu, gezin, gezin… Op al die levensdomeinen zijn echter ook beschermende factoren aanwezig.
Een tweede bril
Om deze beschermende factoren meer in beeld te krijgen, stellen we twee bijkomende modellen of brillen voor.
‘Leg de focus op de kracht van jongeren.’
Het ‘Good Lives Model’ legt de nadruk op de krachten en capaciteiten van jongeren. Dit model heeft een positieve insteek waarbij de jongere gezien wordt als mens. De jongere wordt niet gereduceerd tot zijn misdrijf. Successen en goede eigenschappen van de jongere worden geïnventariseerd en ingezet in functie van een terugkeer naar huis.Bauwens, A. (2015), ‘Positieve kijk helpt gedetineerden’, Sociaal.Net, 3 augustus 2015.
Het tweede model, ‘Signs of Safety’, zet sterk in op het betrekken van de context van de jongere. De jongere en zijn ruime netwerk worden betrokken bij het zoeken naar oplossingen waarbij de veiligheid van de jongere centraal staat.Goris, P. (2017), ‘Signs of Safety is meer dan een hulpverleningsmethodiek’, Sociaal.Net, 17 april 2017.
Beide modellen leggen de focus op het krachtgericht werken. Het beschermingsmodel, de welzijnsbevordering en het toekomstig hulpverleningstraject van de jongere krijgen een nadrukkelijker plaats in gesprekken over de thuissituatie.
Bovendien wijzigt ook de insteek van de gesprekken met de jongere en de ouders. De capaciteiten van de jongere komen sterk in beeld, net als de aanwezige sterktes en beschermende factoren in de thuissituatie.
Ook de problemen, noden en zorgen bij ouders en jongere komen vanuit een oplossingsgericht werkkader meer constructief en krachtgericht op tafel. Oplossingen worden gedragen en gericht uitgewerkt, samen met het netwerk.
Evenwicht en ontmoeten in de toekomst
Sociaal werkers hebben een belangrijke rol in een gesloten gemeenschapsinstelling. Zij geven een belangrijke aanzet naar het vervolgtraject van de jongere.
Hun insteek moet evenwichtig zijn, met oog voor terugvalpreventie, risico’s maar vooral ook voor de krachten, capaciteiten en het probleemoplossend vermogen van de jongere, zijn netwerk en thuis. Die meer evenwichtige kijk naar de jongere en zijn thuissituatie is een eerste stap.
‘Een huisbezoek lijkt een evidente volgende stap.’
Voor de gesloten gemeenschapsinstelling De Grubbe is deze kijk een nieuwe uitdaging. Maatschappelijk werkers hebben weinig tijd om vanuit meerdere kaders zicht te krijgen op de thuissituatie van de jongere.
Het is bovendien niet evident om ouders en het brede netwerk van jongeren naar De Grubbe te krijgen. Het behouden van de verbinding tussen ouders, netwerk en de jongere in een gesloten setting is sowieso al een uitdaging. Alleen al de praktische bereikbaarheid is een enorme drempel: De Grubbe ligt in een bos, dertig minuten wandelen tot openbaar vervoer.
Ook gesprekken met ouders en netwerk in de concrete thuissituatie lijken een noodzakelijke en tegelijk evidente volgende stap. Een huisbezoek is, alleen al symbolisch, een nieuwe eerste stap bij de voorbereiding van de terugkeer van de jongere. Of is dat een open deur intrappen?
Reacties
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies