Achtergrond

Jongeren en smartphones: is er echt een probleem?

Marijn Sillis

Gaan onze jongeren ten onder aan smartphones en sociale media? Of is het verhaal genuanceerder dan dat? We legden ons oor te luisteren in De Kade, waar tieners opgenomen worden die vastlopen in hun ontwikkeling. “We moeten waakzaam zijn. Maar het is te vroeg voor grote uitspraken.”

© Pexels / Katerina Holmes

Screenagers

Kortenberg, het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven. Op de adolescentenafdeling van De Kade verblijven negentien jongeren tussen veertien en achttien, voor een langdurige opname met intensieve therapie. Allen lopen ze vast in hun ontwikkeling, wat gepaard kan gaan met symptomen zoals angst, depressie of dwang.

Op een druilerige middag melden we ons aan, om het over de alomtegenwoordigheid van schermen en sociale media te hebben. Enkele weken geleden nog heeft het team van De Kade een studiedag opgezet rond het thema ‘jeugdverscherming’.

‘Wat is de impact van schermen, camera’s en nieuwe media op onze jongeren?’

De uitnodiging voor de middag rond ‘screenagers’ stond vol relevante vragen. “Wat is de impact van schermen, camera’s en nieuwe media op onze jongeren? Vertonen onze TikTok-tieners nieuwe pathologieën, of zijn bepaalde klinische toestandsbeelden slechts nieuwe variaties op gekende thema’s?” Maar ook: “Kan er gespeeld en plezier gemaakt worden met deze nieuwe technologieën?”

Dus kloppen we zelf aan bij De Kade voor antwoorden. En die zijn opvallend genuanceerd en voorzichtig.

24 op 7

Dat het thema belangrijk is, mag duidelijk zijn. Maar liefst drie medewerkers van De Kade nemen tijd om onze vragen te beantwoorden. Hans Swinnen, psycholoog en behandelcoördinator, Indra Struyven, kinder- en jeugdpsychiater, en Jens De Vleminck, hoofdverpleegkundige.

De eerste antwoorden van het drietal zijn nog behoorlijk eenduidig. Ja, jongeren hebben hier 24 op 7 toegang tot internet. Neen, geen van de tieners is opgenomen met een ‘smartphone pathologie’.

‘We beperken de online toegang niet. We moeten hen er net mee leren omgaan.’

Struyven: “Toen ik hier in 2011 begon, viel het internet ‘s avonds uit. Simpel: vanaf 23 uur kon niemand meer online. Maar dankzij 4G is het internet eindeloos toegankelijk. We beperken de online toegang dus niet en nemen jongeren hun telefoon niet af. We moeten hen er net mee leren omgaan. Dat kan je alleen door te zien hoe ze het gebruiken.”

De Vleminck: “Soms geven ouders aan dat hun kind met een smartphoneverslaving kampt, maar als we die jongeren een gestructureerde omgeving bieden, zien we dat dat best meevalt. Het gebruik van smartphones of sociale media is dan een symptoom van een probleem, niet de oorzaak. Maar we voelen natuurlijk wel veel vragen en angsten rond het thema.”

Pesten en grooming

In De Kade vind je dus geen jongeren die ten onder zijn gegaan aan het gebruik van hun smartphone of sociale media. Maar dat de smartphone op zich niet de oorspronkelijke boosdoener is, betekent niet dat het scherm geen gigantische rol speelt.

Online pesten, grooming, contact met foute vrienden: het kan vandaag overal. Op het dark net deviante seksuele content zoeken, verslonden worden door TikTok-filmpjes die anorexia of depressie in de hand werken, dagen weg scrollen om trauma te negeren: idem dito.

De drie begeleiders kunnen zich makkelijk zulke casussen voor de geest halen. “Maar de vraag blijft of het nieuwe dingen zijn”, reflecteert Struyven.

‘Online pesten, grooming, contact met foute vrienden: het kan vandaag overal.’

Uiteindelijk gaat het om thema’s als verslaving, pesten, trauma of depressie. Over beschermende en risicofactoren voor problematisch gedrag. Neen, ze zijn niet geneigd te zeggen dat het iets nieuws is. Struyven: “Maar dat betekent niet dat die smartphone geen ontzettend belangrijke plek heeft ingenomen in onze levens. Veel negatieve dingen zijn ook ‘makkelijker’ geworden. Zoals contact leggen met mensen die het slecht voorhebben.”

“Wat ik wel zie,” vult Swinnen aan, “zijn sociale media als middel om elk issue een etiket te geven. Online zijn veel plekken waar jongeren aan zelfdiagnose doen, of elkaar vinden en versterken in moeilijkheden. Dan begint zoiets een eigen leven te leiden.”

Hans Swinnen (rechts): “Online zijn veel plekken waar jongeren aan zelfdiagnose doen, of elkaar vinden en versterken in moeilijkheden. Dan begint zoiets een eigen leven te leiden.”

© ID / Patrick Hattori

Algoritmes

Het gaat er volgens de experts van De Kade om dat we jongeren moeten begeleiden in hun online leefwereld. Inzicht moeten bieden. Leerkansen moeten geven. Al kunnen hulpverleners ook niet elk antwoord bieden.

Waarom, vragen jongeren zich af, krijgen ze op TikTok zoveel sombere video’s te zien als ze zelf met depressieve gevoelens kampen? Dat algoritme is problematisch. De Vleminck noemt het de kolonisering van onze leefwereld door nieuwe technologie.

‘In de reële wereld houden we kinderen graag klein. Maar online laten we ze los.’

“We weten dat de algoritmes ons sturen. Maar we weten niet hoe of waarop ze gericht zijn”, zegt Struyven. “Als we een algoritme vertalen als een manier om kinderen te laten consumeren, zo lang mogelijk op een scherm te houden en informatie bij hen los te weken, dan spreek je bijna over een vorm van misbruik.”

Struyven vervolgt: “In de reële wereld houden we kinderen graag klein. Maar online laten we ze los in omgevingen waar niemand weet wat ze tegenkomen en wat ze doen, of wat de impact op hun ontwikkeling en hun hersenen is. Dat gebeurt gewoon.”

Onderzoek is er niet

Niemand weet wat de impact is op hun ontwikkeling en hersenen? Hoewel kranten vol doemberichten en grote uitspraken staan, zijn de drie medewerkers van De Kade opvallend terughoudend.

Evidencebased onderzoek? Neen, dat is er nog niet echt. “We hebben het vaak over de impact van Covid”, zegt Swinnen. “Maar telkens opnieuw bedenk ik me: is het niet veel te vroeg om conclusies te trekken? Hetzelfde gevoel heb ik bij smartphones en sociale media.”

“Het is een reflex om nieuwigheden akelig te vinden, dat was al het geval bij de opkomst van de boekdrukkunst”, zegt Struyven. “We moeten waakzaam zijn, er zijn weldegelijk grote risico’s, maar we moeten ook genuanceerd blijven. Het scherm heeft ook positieve kanten: het maakt ons leven makkelijker, onze kinderen weten heel veel, hun wereld is veel groter geworden.”

‘Er is geen onderzoek dat een vergelijking maakt tussen jongeren met of zonder smartphone.’

Maar wat dan met boeken als ‘Generatie Angststoornis’ van sociaal psycholoog Jonathan Haidt? Volgens Haidt is er vandaag door sociale media sprake van een radicaal andere manier van kind zijn, een manier die onze jeugd ziek maakt. “De geestelijke schade van de smartphone en sociale media is gigantisch, zo blijkt uit deze internationale bestseller”, klinkt het op de achterflap.

Struyven: “Haidt linkt de toename van onder meer depressies, angst en suïcidaliteit bij jongeren aan sociale media, maar is dat ook zo? Er is geen onderzoek dat een vergelijking maakt tussen jongeren met of zonder smartphone.”

“Als je alle problemen linkt aan sociale media, mis je veel andere dingen en neem je verantwoordelijkheid weg bij ouders, opvoeders, ons allemaal. Het is te makkelijk. Er kunnen veel redenen zijn waarom onze jongeren het moeilijker krijgen. Misschien is onze opvoedingsstijl wel drastisch veranderd?”

Indra Struyven (rechts): “Als je alle problemen linkt aan sociale media, mis je veel andere dingen en neem je verantwoordelijkheid weg bij ouders, opvoeders, ons allemaal. Het is te makkelijk.”

© ID / Patrick Hattori

Gechoqueerd

Een veranderende opvoedingsstijl, een andere omgang met autoriteit, een samenleving die inboet aan structuur: het zijn allemaal mogelijke verklaringen waarom onze tieners vandaag worstelen. Maar de verklaringen blijven abstract. Terwijl TikTok net heel concreet is. Daar gebeurt het voor veel pubers.

Een tijd geleden nog kreeg Swinnen de vraag: “Leef jij onder een steen of zo?” Voor Swinnen en co is het onbegonnen werk om mee te zijn met alle laatste socialemediatrends of -apps. Maar door openheid te creëren rond de smartphone, geen taboes te installeren, komt er net veel aan de oppervlakte. Jongeren praten dan wel. Of de begeleiders soms nog eens gechoqueerd zijn? Neen. Want alles kan online. Maar het raakt hen nog, dat wel. “Anders stop je beter met deze job”, meent De Vleminck.

Struyven: “Als ik zie hoe een jongere na een online contact misbruikt wordt en vervolgens zelf aangezet wordt tot daderschap, dan choqueert mij dat. Maar treffen de sociale media dan schuld of de slechtheid van bepaalde mensen? Even goed ben ik gechoqueerd door dingen die sommige kinderen thuis meemaken.”

Volwassenen

Jongeren, jongeren, jongeren. We klagen er graag over. Maar wat met ons, volwassenen? Alsof wijzelf het zo goed doen in de online wereld. Hoeveel volwassenen zijn niet verslaafd aan hun blauwe licht. “Het is inderdaad interessant om in de eerste plaats naar ons eigen gebruik te kijken”, knikt De Vleminck. “Wat betekent die smartphone voor mij? Kan ik mijn eigen gebruik wel structureren en reguleren?”

‘Er is niks mis met verbieden. Al moeten we ook toegeven dat we weinig in handen hebben om die beslissing wetenschappelijk te onderbouwen.’

Struyven: “We moeten ook naar jongere kinderen kijken, en dus hun ouders. We nemen alle frustratie weg bij onze kinderen. In de auto duwen we een scherm onder hun neus, in plaats van te accepteren dat er soms ook leegte is. Of we negeren onze kinderen als we zelf online zijn. Hoe vaak zie je ouders al scrollend het openbaar vervoer nemen, terwijl hun jonge kind net van alles ziet en ervaart? Zo’n kind zoekt in die drukte oogcontact, maar krijgt geen enkele verbinding meer. We weten dat zulke momenten net heel belangrijk zijn in hechting en ontwikkeling van kinderen.”

En andere volwassenen, beleidsmakers of leerkrachten bijvoorbeeld, wat kunnen die doen? Het drietal blijft voorzichtig. Al is het smartphoneverbod in het secundair onderwijs geen slechte zaak, klinkt het. “Zeker voor de eerste twee graden”, zegt De Vleminck. “Vanaf de derde graad kan je de smartphone integreren in de lessen. Het is bijvoorbeeld opvallend dat jongeren constant online zijn, maar totaal onbeholpen in het opzoeken van relevante en correcte informatie. Daar zit een grote kloof.”

Struyven: “Een overheid mag begrenzen. Er is niks mis met verbieden. Voor alcohol of sigaretten doen we toch hetzelfde? Al moeten we ook toegeven dat we weinig in handen hebben om die beslissingen wetenschappelijk te onderbouwen. Op dit moment zou ik zelf weinig durven adviseren aan een minister. Het wordt een uitdaging om multidisciplinair in kaart brengen wat hier nu eigenlijk allemaal aan het gebeuren is.”

Jens De Vleminck: “Het is opvallend dat jongeren constant online zijn, maar totaal onbeholpen in het opzoeken van relevante en correcte informatie. Daar zit een grote kloof.”

© Pexels / Tima Miroshnichenko

Adviezen

En toch: nu we het einde van ons gesprek naderen, is het tijd voor advies. Onze drie gesprekspartners hebben elk antwoord afgewogen, zich behoed voor boude uitspraken. Maar net omdat het zo’n groot en verwarrend thema is, hebben we nood aan houvast. En daarvoor kijken we naar experts, zoals deze mensen. Helaas: ze schuiven wat ongemakkelijk op hun stoel wanneer we vragen welk advies ze nog willen meegeven.

“Wat een akelige vraag”, lacht Swinnen. “Ik kan alleen maar denken: verlies elkaar niet uit het oog. We blijven toch een gemeenschap, een groep mensen die elkaar nodig hebben. Verbondenheid zou het antwoord moeten zijn op hoe dit apparaat zuigt, kaapt, trekt en afbreekt. Zou een scherm niet minder belangrijk worden als er meer menselijk samenleven is?”

‘De smartphone is een voortzetting van de toenemende individualisering.’

De Vleminck: “De smartphone is een voortzetting van de toenemende individualisering. Eigenlijk beseffen we dat sociale media vaak antisociaal zijn. Maar de betrokkenheid op het echte leven, het menselijke contact en de onderlinge verbinding ontbreken vandaag te vaak. En dat wordt elders gecompenseerd.”

Swinnen: “Weet je wat me ook opvalt? Hoe onze stagiairs, maar ook andere jongeren, vaak niet meer durven bellen. Bellen! Die sturen voiceberichtjes, dat gaat slechts in één richting. Terwijl: als je belt, en een vraag krijgt, dan moet je ook antwoorden. Blijkbaar zit daar tegenwoordig een aarzeling, een moeilijkheid. Net bij datzelfde apparaat waar ze zoveel uren aan spenderen.”

Grenzen

Struyven, tot slot, kijkt naar haar persoonlijke situatie. Ze heeft thuis drie kinderen met sociale media, en een vierde die er bijna oud genoeg voor is. “Ik vind dat ouders niet bang moeten zijn om streng te zijn, dat ze het moeten aandurven om te blijven begrenzen. Als ouder mag je echt wel zeggen: ‘Leg nu die gsm weg.’ Of dat de smartphone ‘s avonds beneden moet blijven. Er mag een duidelijke structuur zijn, kinderen hebben daar net nood aan.”

“Het klopt natuurlijk dat jongeren er niet meer bij horen zonder smartphone, dat ze zonder gsm dingen missen in het echte leven. Die telefoon mag er dus zijn, maar hij hoeft heus niet aan te staan als ze moeten studeren. Het is net je taak als ouder om op te voeden, om aan te geven wat gezond is en wat niet, welke inhoud wel of niet acceptabel is. Maar dat begint dus ook bij jezelf. Bij ons thuis komt geen telefoon aan tafel, ook de mijne niet.”

Reacties [2]

  • Joseph Jules Van der Eecken

    Het is *te gemakkelijk* geworden om het ouderlijke tekortkomen op de maatschappij af te wentelen.
    Is de maatschappelijke *prestatieplicht*( je telt niet mee) mee te wegen in het tekortschieten van de ouder?
    Het in de *ratrace* stappen om er bij te horen, is het dat waard!?

  • Nico Bogaerts

    Boeiend en genuanceerd!

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.