Inkanteling: een introductie
Lokaal sociaal beleid kent een lange geschiedenis. Op vlak van armoedebestrijding, bijvoorbeeld, speelt de gemeente van oudsher een belangrijke rol. Toch liep dat niet altijd op wieltjes. Dat had veel te maken met het feit dat twee tenoren, het OCMW en het gemeentebestuur, als aparte entiteiten elk hun eigen ding konden doen.
‘De kloof tussen burger en politiek is misschien een kloof tussen burger en dienstverlening.’
Daarom werd gezocht naar meer samenhang en performantie. Zes jaar geleden werd in het Vlaams Gewest een belangrijke knoop doorgehakt: het OCMW werd ingekanteld in de gemeente.
Het Vlaamse Decreet Lokaal Bestuur maakte een einde aan de twee aparte besturen. De bedoeling was om de verantwoordelijkheid voor het armoede- en welzijnsbeleid ligt niet langer bij de OCMW-raad te leggen, wel bij de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen.
Omdat er geen akkoord was om de federale OCMW-wetgeving te wijzigen werd een juridisch trucje toegepast. De OCMW-raad bestaat uit dezelfde verkozenen als de gemeenteraad en het vast bureau van het OCMW werd geïntegreerd in het college van burgemeester en schepenen. De bevoegdheid van de OCMW-raad over de individuele steundossiers werd overgedragen aan het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD).
Deze samenvoeging werd ook doorgetrokken naar de ambtenaren. De twee secretarissen en twee financieel beheerders werden herleid tot één algemeen directeur en één financieel directeur, waardoor het OCMW-personeel en het gemeentepersoneel samen in dezelfde structuur zitten.
Scepticisme en ongerustheid
Dat was dus een stevige verandering. Er was dan ook veel scepticisme en ongerustheid over deze inkanteling. Vandaag zijn we zes jaar verder en gaan we in gesprek met Peter Cousaert, diensthoofd Samenleven en beleven bij de Vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) om te bekijken of die bezorgdheid terecht was.
Om meteen to the point te komen: was die inkanteling een goed idee?
Peter Cousaert: “Inkanteling is een wat afgezwakte term, het gaat wel degelijk over een volledige integratie. Die moest leiden tot een vlottere sociale dienstverlening en een meer samenhangend lokaal sociaal beleid.”
‘Er is geen uniek en zaligmakend model voor integratie van het OCMW in de gemeente.’
“Er is geen uniek en zaligmakend model om die integratie van het OCMW in de gemeente te realiseren. Elke gemeente organiseert zich volgens de kenmerken van de lokale gemeenschap. Een meer geïntegreerde dienstverlening zal er dus overal anders uitzien.”
“Daarom is het best mogelijk dat vandaag in gemeente A het OCMW nog apart adres heeft, terwijl in buurgemeente B het OCMW verhuisd is naar het gemeentehuis, al dan niet met een eigen naambordje en wegwijzer. En in gemeente C bedient het OCMW samen met andere publieke en private diensten een sociaal huis.”
Verloopt die sociale dienstverlening nu efficiënter?
“Voor de burger is die efficiëntie belangrijk. Klop je bij het OCMW verkeerdelijk aan voor informatie over een inburgeringscursus of de aanvraag van een energiepremie, dan moet je meteen terecht kunnen bij de juiste gemeentelijke diensten.”
“Vanuit dat idee poneert men vaak het ideaal van één loket waar mensen voor al hun vragen terecht kunnen. De burger moet op één plek terecht kunnen, zowel voor het internationaal paspoort als voor de aanvraag van het leefloon.”
“Dat klinkt allemaal aantrekkelijk. Toch zit er een adder onder het gras: het debat over goede lokale dienstverlening wordt te vaak verengd tot een efficiëntievraagstuk. Ik merk het overal, ook in private voorzieningen: integratie van diensten wordt te sterk ingegeven vanuit efficiëntiewinst.”
Wat is het probleem van een sterke inzet op diensten die efficiënt werken?
“Uiteraard moet je kijken naar een optimale besteding van overheidsmiddelen. Maar de vraag is of we succes en vooruitgang kunnen verengen tot efficiëntiewinst.”
“Het gevolg van een doorgeslagen efficiëntiedrang kan zijn dat iemand die in armoede leeft, naar financiële steun moet vragen naast het loket waar zijn buur huisvuilzakken komt ophalen. Als je weet dat armoede en schaamte hand in hand gaan, verhoogt zo’n loket mogelijk de drempels die mensen in armoede ervaren. Je sluit hen uit van het recht op dienstverlening.”
‘De vraag is of we succes en vooruitgang kunnen verengen tot efficiëntiewinst.’
“Zes jaar geleden zei Jeroen Peeters, algemeen directeur van gemeente en OCMW Olen: ‘Zowel het afleveren van een paspoort als het uitkeren van een leefloon monden uit in een definieerbaar resultaat. Maar het afgelegde proces is fundamenteel anders’. Die bedenking blijft ook vandaag nog heel terecht.”
“Digitalisering van dienstverlening illustreert krachtig dat probleem. Op vlak van efficiëntie zet je misschien een stap vooruit, maar wat met de bewoners die het tempo van die digitalisering niet kunnen volgen? Je laat hen achter.”
De drang naar meer efficiënte dienstverlening duwt kwetsbare groepen verder weg?
“Professor Van de Walle (KU Leuven) stelt een algemene trend vast: zowel de publieke als de semi-publieke dienstverlening zoals vakbonden en mutualiteiten, verdwijnen steeds meer uit het gezichtsveld van de burger. Onbereikbare lokale diensten en gesloten loketten zorgen niet alleen voor onbehagen maar ook voor een verlies van democratisch draagvlak. Misschien is de kloof tussen burger en politiek eerder een kloof tussen de burger en de dienstverlening.”
‘De uitdaging is om aandacht te hebben voor efficiëntie én democratisch draagvlak.’
“De uitdaging is om aandacht te hebben voor efficiëntie én democratisch draagvlak. Inkanteling kan daarbij helpen. Het OCMW is van oudsher de lokale dienst die aandacht heeft voor uitsluiting, toegankelijkheid, inclusie en zal dus vragen stellen bij een doorgeschoten efficiëntie. Door inkanteling groeit ook in andere gemeentelijke diensten de aandacht voor het belang van het democratisch draagvlak. Die kruisbestuiving zie ik in verschillende gemeenten.”
Moet sociale dienstverlening niet meer outreachend aangeboden worden, op plekken waar mensen gewoon kunnen binnenlopen zoals buurt- of inloophuizen?
“In grote en middelgrote steden is het duidelijk dat je niet alles op één plek kan aanbieden. Steden als Mechelen en Kortrijk zetten sterk in op een buurtgerichte werking. Maar ook in kleinere gemeenten, zien we dat maatschappelijk werkers outreachend naar scholen komen en sterk inzetten op huisbezoeken.”
“Veel gemeenten doen inspanningen om bevolkingsgroepen te bereiken die minder aan hun rechten toekomen en minder of niet betrokken zijn bij het beleid. Ook al ligt dat niet altijd in de lijn van wat bepaalde lokale politici en kiezers wensen.”
Ook buiten de grenzen van de gemeente lopen er dynamieken die diensten samenbrengen. Zo mikt het geïntegreerd breed onthaal op een betere samenwerking tussen eerstelijnsdiensten. Wordt dat niet allemaal te veel van het goede?
“Dat geïntegreerd breed onthaal is vandaag beperkt tot betere afstemming tussen drie diensten: het OCMW, de sociale diensten van de ziekenfondsen en het CAW. Door betere afspraken moeten ze elk op hun manier cliënten beter ondersteunen in hun rechten.”
“Maar het klopt: de gemeente is meer dan ooit een bolwerk van afstemming, samenwerking en integratie. Ik vrees vooral dat er te veel concepten van bovenaf neergezet worden. Dat werkt niet: voor complexe problemen heb je lerende organisatienetwerken nodig. Die groeien vanuit partners die niet allemaal hetzelfde doen en elk op hun manier bijdragen tot een gemeenschappelijk doel. Dat gaat verder dan een sociaal huis of geïntegreerd breed onthaal.”
In 2015 hoopten Koen Hermans en Hans Grymonprez dat het inkantelingsdebat ook zou gaan over een sterkere positionering van het maatschappelijk werk. Komen die maatschappelijk werkers nu sterker voor de dag?
“Ik ben ervan overtuigd dat de kruisbestuiving met andere gemeentelijke diensten de OCMW-praktijk versterkt. Zoals met de dienst wonen, want armoedebestrijding heeft veel te maken met een sociaal huisvestingsbeleid. Als je die diensten dichterbij elkaar zet in één organisatie, zet je een belangrijke stap vooruit. Zo kan je bijvoorbeeld het aantal uithuiszettingen drastisch inperken als je vroegtijdig tussenkomt.”
Zie je nog andere voorbeelden van zo’n kruisbestuiving?
“Recent zat ik in een gemeente samen met een cultuurambtenaar, een maatschappelijk werker, een beleidsmedewerker en de veiligheidsambtenaar. Die laatste had het moeilijk om samen met de korpschef en de burgemeester greep te krijgen op de overlast in een bepaalde wijk.”
‘De kruisbestuiving met andere gemeentelijke diensten versterkt de OCMW-praktijk.’
“De collega’s rond de tafel vonden dat logisch: hier is veel meer aan de hand dan overlast, dus enkel symptoombestrijding zal niet werken. Zo ontspon zich een discussie over de lokale economie die verdwenen is, er zijn amper nog winkels, het OCMW komt zelden in die buurt en de inrichting van het buurtpleintje trekt overlast aan.”
“Als je al die invalshoeken naar een managementsteam brengt, dan kan er een meer integrale dynamiek ontstaan. Die gaat overigens een hele andere kant uit dan de discutabele pogingen om sociaal werkers te betrekken bij het veiligheidsoverleg.”
Kortom: jij bent gematigd positief over deze inkanteling?
“Ik geef toe dat ik destijds ook mijn twijfels had. Vandaag stel ik wel vast dat die integratie op veel plaatsen het sociaal werk versterkt heeft. Onderzoek toont aan dat het beeld in de praktijk diffuus is. Er is nog veel werk aan de winkel en er zijn vaak politieke en ideologische weerstanden. Maar de richting zit goed.”
“En kritiek mag, maar moet terecht zijn. Inkanteling zou de opdracht van maatschappelijk werkers nog complexer maken: ze moeten tegelijkertijd ondersteunen en controleren. Dat is inderdaad een complex spanningsveld. Maar dat was er ook al voor de inkanteling.”
Het bijzonder comité voor de sociale dienst is nog wel een restant van het oude OCMW. Waarom hield men dat overeind?
“De lokale dienstverlening moest moderner worden, maar we behielden inderdaad een systeem dat al eeuwenlang bestaat. Sommigen vreesden zelfs dat individuele steunaanvragen meer dan ooit de speelbal zouden worden van lokale electorale spelletjes. Toch veranderde er na de inkanteling ook op dit vlak weinig: het bijzonder comité volgt in zo’n negentig procent van de dossiers het voorstel van de maatschappelijk werker.”
Is zo’n comité waarin politici mee beslissen over individuele dienstverlening nog wel van deze tijd?
“Er is nog steeds een politieke consensus over het behoud van een vorm van aftoetsing van de individuele bijstand aan een vertegenwoordiging van de lokale gemeenschap. Bij een eventuele afschaffing van dit comité rijzen er veel vragen. Zullen maatschappelijk werkers het leefloon al dan niet toekennen? Neemt het diensthoofd dan de eindverantwoordelijkheid over een rechtvaardige besteding van gemeenschapsmiddelen?”
‘Wat in het OCMW van Anderlecht is gebeurd, is een wantoestand die niet zonder gevolgen mag blijven.’
“Sommigen pleiten voor een tussenweg door de politici in het bijzonder comité te vervangen door deskundigen. Maar de vraag is of dat wel een sterk maatschappelijk draagvlak heeft.”
Sommigen grijpen het recente schandaal in het OCMW van Anderlecht aan om resoluut te pleiten voor de afschaffing van dit comité.
“Wat in het OCMW van Anderlecht is gebeurd, is een wantoestand die niet zonder gevolgen mag blijven. Ik was erg geschokt door de praktijk van de lokale politici, waardoor kwetsbare mensen minder goed hun rechten kunnen uitoefenen. De afschaffing van het OCMW of het comité had dit niet kunnen voorkomen.”
“Het is erg dat zo’n schandaal de publieke dienstverlening onterecht in een slecht daglicht zet. In ben er van overtuigd dat we zulke gevallen niet in Vlaanderen zien. Toch krijgen Vlaamse OCMW’s nu reacties van burgers of kritiek van partners en academici. In Vlaanderen zijn er meer controlesystemen. Zo bekijkt het Agentschap Binnenlands Bestuur, naast de federale controle op de toekenning van het leefloon, hoe de organisatie wordt gemanaged. Er zijn ook interne auditsystemen, die sommige lokale besturen samen organiseren.”
Een argument voor het behoud is dat de leden van dit comité geconfronteerd worden met individuele noden, die ze dan mee kunnen vertalen naar het beleid. Gebeurt dat ook?
“Het bijzonder comité hoeft zich niet te beperken tot de individuele dossiers en heeft duidelijk ook een adviesrecht. Alleen stellen wij vast dat daar weinig gebruik van gemaakt wordt. Er worden ook weinig adviezen gevraagd aan dit comité. We zien ook dat er weinig beleidsvertaling is naar de lokale politiek, laat staan dat het bijzonder comité nog invloed heeft op de meerjarenplanning en de begroting.”
‘De kwaliteit van het management is bepalend.’
“Toch blijft de beleidsbeïnvloeding een belangrijk argument om het bijzonder comité te behouden. Maar die rol is met de integratie zo goed als weggevallen, de OCMW-raad valt nu samen met de gemeenteraad. Vroeger kon een sterke tandem van OCMW-voorzitter en OCMW-secretaris opkomen voor een sterker sociaal beleid. Die motor is nu weggevallen. Nu hangt er vaak veel af van de sociale dynamiek van de bevoegde schepenen en de voorzitter van het bijzonder comité en uiteraard ook van het lokale management.”
Hoe belangrijk zijn die lokale directeurs en managers?
“De kwaliteit van het management is bepalend. Ik zie veel dynamiek vertrekken vanuit lokale ambtenaren die de troeven van integratie sterk uitspelen. Naast het juridische en het technische luik van die integratie, is het mensenwerk doorslaggevend.”
“Helaas zijn er ook managers die amper contacten hebben met het OCMW. Vroeger sprak een OCMW-maatschappelijk werker met de OCMW-secretaris. Daar zijn nu veel laagjes tussen gekomen. Maar dat biedt dan weer kansen om op verschillende gemeentelijke diensten en uitvoeringsniveau’s iets op de beleidsagenda te zetten en waardering te krijgen voor de problemen waarmee men dag in dag uit bezig is.”
Hoe zal de integratie zich verder doorzetten in de nieuwe lokale bestuursperiode?
“Dat is nog niet helemaal duidelijk. Voorlopig moeten we verder bouwen op een aantal belangrijke conclusies van een evaluatie-onderzoek van het Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing.”
“De onderzoekers stellen vast dat niet alle besturen de ambities van de Vlaamse regering bereikt hebben. Er is dus nog groeimarge. Nog een belangrijk inzicht voor de toekomst: gemeenten die vinden dat sinds de integratie hun sociale dienstverlening meer kwaliteitsvol is, hebben een hoge mate van samenwerking tussen de sociale dienst en de gemeentelijke diensten.”
“De kerntaak van het lokaal bestuur is alleen maar scherper geworden: het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen. Dit biedt veel kansen, omdat deze uitdagingen samenwerking stimuleren, zowel binnen de organisatie als met externe partners. Verder inzetten op die samenwerking is dus een goed idee, zolang de kwaliteit en de effectiviteit van de sociale dienstverlening voorop staat en men niet terugplooit op een efficiënt één-loketmodel.”
“En waar men verder op weg gaat met verregaandere structurele integratie zal het belangrijk zijn om daarbij ook personeelsleden voldoende te informeren en betrekken. Zelfs vijf jaar na de integratie zijn de culturele verschillen tussen gemeentelijke diensten nog substantieel. Doordacht veranderingsmanagement blijft noodzakelijk.”
Reacties
Zeker lezen
‘De kerstmarkt heeft betere openingsuren dan de sociale dienst’
Arts Wouter Arrazola de Oñate: ‘Racisme maakt mensen ziek’
‘Kinderen grootbrengen is een maatschappelijke taak’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies