Achtergrond

Hoe architectuur verbinding kan creëren

Elke Ielegems, An-Sofie Smetcoren, Ann Petermans

Hoe en waar we wonen, heeft impact op hoe we ons voelen. Sommige woonvormen zorgen voor meer verbinding en andere zorgen net voor meer isolement. Het HOUSE-onderzoeksproject neemt verschillende woonvormen onder de loep: waar worden we gelukkig van?

© Unsplash + / George Dagerotip

Alternatieve visie op wonen

Wat hebben Lieven Scheire, Vlaams bouwmeester Erik Wieërs, Jonas Geirnaert en Hilde Crevits gemeen naast het feit dat het bekende Vlamingen zijn? Ze delen een alternatieve, meer gemeenschappelijke, visie op wonen en passen deze in de praktijk toe.

Zo delen Lieven Scheire en Jonas Geirnaert een tuin met een schuur die dient als gezamenlijke werkplek. Ook Erik Wieërs deelt een tuin met enkele buurtbewoners. Hilde Crevits woont dan weer in een kangoeroewoning samen met haar gezin, ouders en schoonouders. Ze wonen onder één dak, maar elk van hen heeft een woning met eigen voordeur en bel. De nabijheid maakt dat ze sneller bij elkaar binnenspringen, een praatje slaan en elkaar helpen.

‘De nabijheid maakt dat ze sneller bij elkaar binnenspringen.’

België is bij de koplopers in Europa wat betreft de grootte van onze woningen. In 2023 was de gemiddelde oppervlakte van een vergunde nieuwbouwwoning maar liefst 197 m². Tegelijk komen we ruimte voor nieuwe woningen tekort. De oplossing – met z’n allen compacter gaan wonen – wordt met gemengde gevoelens onthaald.

Maar wat als we naast het kleiner wonen ook anders gaan wonen en extra ruimtes delen met andere huishoudens? Wie weet hebben we dan, alles bij elkaar opgeteld, wel evenveel of meer ruimte tot onze beschikking?

Privacy of ontmoeting

In Vlaanderen is ‘huisje, tuintje, boompje’ vandaag nog de norm. Het ideaalbeeld is daarbij een vrijstaande woning met een ruime tuin, dikwijls omheind met een haag zodat het heel duidelijk is wat van jou is en wat van mij.

Privacy is belangrijk, uiteraard, maar deze focus op privacy gaat al te vaak ten koste van ruimte voor ontmoeting. Nochtans is dit contact met de ander belangrijk om ons goed te voelen op de plek waar we wonen.

‘Privacy gaat al te vaak ten koste van ruimte voor ontmoeting.’

Er zijn niet altijd grote aanpassingen nodig om ontmoeting te stimuleren. Zo kan een lage haag of een bank in de voortuin al een eerste stap zijn richting meer contact met de buren. Ook het delen van gereedschap zoals een grasmachine, maakt naast het feit dat niet iedereen alles apart moet aankopen ook dat buren elkaar vaker zien.

Gemeenschappelijk wonen in de praktijk

We kunnen nog een stap verder zetten richting meer gemeenschappelijke woonvormen, zoals Lieven Scheire of Hilde Crevits dat doen. Dit soort woonvormen hebben een duidelijke collectieve component: niet alleen delen mensen ruimtes, ze gaan ook het engagement aan om iets te betekenen voor elkaar.

Cohousing is wellicht de bekendste gemeenschappelijke woonvorm, maar er zijn nog tal van andere, zoals kangoeroewonen, zorgwonen, co-wonen, gestippeld wonen of samenwonen met huisgenoten. De mate van ruimtelijk en sociaal delen verschilt per woonvorm en per project.

Naast verschil in opzet en schaal, kunnen deze woonvormen ook verschillende bewonerssamenstellingen hebben. Sommige projecten streven een mix van generaties na en andere focussen zich juist op een specifieke doelgroep. Abbeyfield bouwt bijvoorbeeld kleinschalige cohousing projecten die zich enkel richten op 55-plussers. Andere projecten ondersteunen jongeren in hun eerste stappen naar zelfstandig wonen.

Onderzoek naar woonvormen

De verscheidenheid aan woonvormen en de overlap tussen verschillende termen, maken het niet gemakkelijk om door de bomen het bos nog te zien. Om duidelijkheid te helpen scheppen, maakten we met het HOUSE-onderzoekproject een overzicht van de diverse woonvormen. Het overzicht is niet in steen gebeiteld en kan in de toekomst vast nog aangevuld worden, maar het geeft een goed idee van wat er vandaag al mogelijk is.

We lichten in dit artikel twee inspirerende woonvormen toe: gestippeld wonen en co-wonen. Ze zijn interessant omdat ze kunnen bijdragen aan kwalitatief, duurzaam en betaalbaar wonen. Daarnaast hebben ze aandacht voor het welbevinden van alle bewoners, ook bij het ouder worden.

Gestippeld wonen

Bij gestippeld wonen verenigt een groep bewoners binnen een appartementsgebouw zich, zoals een groep ouderen. Elk hebben ze een eigen appartement, verspreid, of gestippeld, doorheen het gebouw. Daarnaast deelt de groep samen één extra appartement of collectieve ruimte voor gezamenlijke activiteiten, zoals koken, tv-kijken, een hobby beoefenen, of om logés te laten overnachten of zorg te organiseren.

Bewoners hebben inspraak over wie er in vrijgekomen appartementen mag wonen. Doordat de appartementen willekeurig verspreid zijn over het complex kan het aantal leden van de bewonersgroep eenvoudig groeien of krimpen.

‘Het bespaart ons zoveel geld voor ziekenzorg, want we hebben weinig hulp van buiten nodig.’

Interessant aan deze vorm is dat het gemakkelijk in een bestaand appartementsgebouw kan geïmplementeerd worden. De nodige begeleiding en omkadering is wel belangrijk om van een losse groep mensen een hechte gemeenschap te maken en de dagelijkse werking blijvend vlot te laten verlopen.

Gestippeld wonen is in Vlaanderen eerder onbekend terrein, maar bij onze Noorderburen zijn er al mooie voorbeelden van te vinden. Een goed voorbeeld is woongroep Terwijde in Utrecht. 24 ouderen tussen de 69 en 86 jaar wonen er verspreid doorheen een complex met 114 appartementen. Ze hebben een gemeenschappelijke ruimte, waarin ze elkaar ontmoeten en samen activiteiten organiseren, zoals darten.

Ook bieden ze elkaar hulp en ondersteuning. Zo heeft iedereen de sleutel van de meest directe buur, zodat ze bij elkaar binnen kunnen als het echt nodig is. “Het bespaart ons zoveel geld voor ziekenzorg, want we hebben weinig hulp van buiten nodig. We helpen elkaar”, aldus een van de bewoners.

Co-wonen of cohousen?

Ook co-wonen zorgt voor meer verbinding. De naam doet denken aan co-housen, toch is het niet helemaal hetzelfde. In beide gevallen wonen verschillende gezinnen samen in een gebouw of op eenzelfde site. Elk gezin heeft een privéwoning, met alle ruimtes zoals in een traditionele woning en daarnaast delen de gezinnen ruimtes met elkaar.

Waar gezinnen bij co-housing vaak een leefruimte zoals een keuken of living delen, beperkt co-wonen zich tot het delen van meer praktische ruimtes zoals een wasplaats, speelkamer of tuin. Je kiest er bij beide woonvormen dus voor om samen te leven, maar de intensiteit verschilt.

Wat je deelt varieert van project tot project. Casa Viva in hartje Brussel is een mooi voorbeeld van co-wonen. Het sociale co-woonproject is gericht op mensen met een kwetsbare achtergrond. De bewoners wonen in een appartementengebouw en delen een daktuin.

‘Casa Viva gaat bewust en creatief om met schaarse en dure vierkante meters.’

In de daktuin kan gespeeld, gefeest of samengekomen worden, maar de bewoners kweken er ook groenten. Op het gelijkvloers bevindt zich het lokaal dienstencentrum waar bewoners en mensen uit de buurt elkaar ontmoeten.

Casa Viva toont hoe het bewust en creatief omgaan met schaarse en dure vierkante meters kan zorgen voor extra ruimtes die een meerwaarde vormen. Vergeten restruimtes zoals zolders, platte daken, traphallen en inkomruimtes op een kwalitatieve manier omvormen is de sleutel.

Voor de happy few?

De woonnood is hoog en betaalbare woonalternatieven zijn schaars. Toch blijft het merendeel van de gemeenschappelijke woonprojecten voor de ‘happy few’. Vandaag zien we gelukkig al enkele projecten gericht op betaalbaar wonen voor mensen in een kwetsbare situatie.

Niet alleen Casa Viva is hiervan een goed voorbeeld. Ook cohousing project CALICO in Vorst zet in op doelgroepen met een kwetsbare positie op de woonmarkt. Het project biedt ruimte aan 34 gezinnen met aandacht voor een diverse mix qua leeftijd, cultuur en gender. De woningen zijn in het beheer van verschillende maatschappelijk geëngageerde organisaties.

Cohousing COckerilhof in Hoboken brengt dan weer 9 bewoners met het syndroom van Down samen met een zorggezin van zes personen. De huur bedraagt maximum een derde van het inkomen van de bewoners, om financiële onafhankelijkheid te waarborgen.

Dat niet meer gemeenschappelijke woonprojecten ook sociaal zijn is een gemiste kans, want zulke projecten hebben duidelijke voordelen: meer inclusie, sociale cohesie, stabiliteit… Een diverser gemeenschappelijk woonaanbod mét sociaal oogmerk is daarom een cruciale stap in de aanpak van de wooncrisis.

“Buren helpen elkaar sneller, bijvoorbeeld door boodschappen te doen voor elkaar of ondersteuning te bieden bij ziekte.”

© Pexels / Centre for Ageing Better

Architectuur als middel voor ontmoeting

Naast de wooncrisis, is ook eenzaamheid een belangrijk argument om meer in te zetten op gemeenschappelijk wonen. 9,3 procent van de Belgen voelde zich in het eerste kwartaal van 2024 altijd of meestal eenzaam. En onze woonomgeving heeft impact op hoe eenzaam we ons voelen, zo toont het onderzoeksproject ‘A Lonely Planet’ aan.

Het is niet alleen aan zorg- en welzijnsactoren of het beleid om eenzaamheid aan te pakken, ook de bouwsector kan een belangrijke bijdrage leveren. De Nederlandse architecte Lanthe Mantingh verwoordt het zo: “We moeten onze oogkleppen afschudden en middenin de samenleving gaan staan. Elk gebouw moet verbinding versterken in plaats van onmogelijk maken.”

‘Eenzaamheid is een belangrijke reden om meer in te zetten op gemeenschappelijk wonen.’

Gemeenschappelijke woonvormen bieden verschillende voordelen voor hun bewoners. Zo kunnen gezinnen met kinderen vaker rekenen op een vangnet vanuit de buurt. Ook voor ouderen toont onderzoek aan dat gemeenschappelijke woonvormen gevoelens van welbevinden, zoals geborgenheid en veiligheid, bevorderen en eenzaamheid verminderen. Bovendien zien we dat buren elkaar sneller helpen, bijvoorbeeld door boodschappen te doen voor elkaar of ondersteuning te bieden bij ziekte.

Werk aan de winkel

Eén ding is zeker: het verder privatiseren van individuele woningen en appartementen is niet de enige toekomst van wonen. Het klassieke ‘huisje, tuintje, boompje’ kan creatiever ingevuld worden, met een goede balans tussen privacy en gemeenschappelijkheid.

Maar er is nog veel werk aan de winkel. De Vlaamse Bouwmeester benadrukt in het boek Samen Wonen Ontwerpen niet voor niets dat “het nieuwe samenwonen een immense opgave [is]. Ze kan pas slagen door een omslag in de geesten.” We merken dat stilaan meer mensen en organisaties openstaan voor woonvormen met een gemeenschappelijk karakter, waaronder ook ouderen. Dat stemt hoopvol.

Er is nood aan een divers en ruimer woonaanbod dat betaalbaar, kwalitatief en duurzaam is, ook voor mensen in een kwetsbare situatie. Gemeenschappelijke woonvormen kunnen bijdragen aan betere woonomstandigheden en sterkere gemeenschappen. Laten we samen bouwen aan een samenleving waarin iedereen zich thuis voelt.

Reacties [2]

  • Bianca

    Ikzelf woon midden in de stad. En ook daar kan je warme buurten maken. Dat begint met een ‘dag buurman, dag buurvrouw’. En dan je droom voor de buurt met elkaar delen. En voor je t weet heb je tegeltuintjes, een buurtbank op het plein en leuke korte of wat langere babbels. En… een babysit🤗🍀

  • Luc Lampaert

    Fijn dat collectief wonen de nodige aandacht krijgt, want het toont keer op keer aan dat het een echte meerwaarde is. We blijven werken aan het opzetten van zulke projecten, in bijzonder voor kwetsbare doelgroepen voor wie die gemeenschap een echte meerwaarde is. Zodoende is cohousing niet enkel weggelegd voor zij die over de middelen en tijd beschikken. Het is fijn om te zien dat het ook voor minderbegoeden een antwoord biedt.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.