De geest van commercie
Het was academicus Peter Raeymaeckers (Universiteit Antwerpen) die de kat de digitale bel aan bond. Hij waarschuwde ons voor ‘het wit konijn van de vermarkting’. Aanleiding was de ‘tendering’ van sociaal werk dat vroeger d’office aan het Antwerpse Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) werd toegewezen.
‘Het sociaal werk zou de pineut zijn.’
Tendering is een meer open vorm van subsidiëring die alle private initiatiefnemers offertes laat doen op de markt van de sociale dienstverlening. Het Antwerps stadsbestuur wil daarmee in de social profit een even goede verhouding tussen prijs en kwaliteit waarborgen als in de profit.
Dat is koren op de molen van critici die vrezen dat ons nieuwe publieke management zo vrij spel wil geven aan vraag en aanbod op de lokale markt van de sociale dienstverlening. Die vermarkting zou een vrijgeleide zijn om op het sociale werkveld commerciële concerns te laten kweken als konijnen. Het sociaal werk zou daarvan de pineut zijn. Daarom roept de klokkenluider op tot verzet.
Sociale media
Deze oproep werd via sociale media sneller gedeeld dan gelezen, want ze klonk als strijdmuziek in de oren van docenten sociaal werk. Die koesteren al jaren de hoop dat hun pupillen wat meer sociaal engagement zouden tonen.
In afwachting dat een ambachtelijke gilde van sociaal werkers daar werk van maakt, verenigden zij zich zelf alvast in een tijdelijk schrijfverbond tegen de commercialisering van de social profit.Grymonprez, H., e.a. (2016), ‘Tendering bedreigt kwaliteit van sociaal werk’, Sociaal.Net, 10 oktober 2016.
De experten in sociaal werk vrezen niet alleen voor verlies van kwaliteit in de hulpverlening, maar ook van sociale rechten. Het ‘middenveld’ van sociale professionals kan daar niet langer borg voor staan als hun job door de commerce gereduceerd wordt tot dienstverlening aan consumenten. Bovendien zouden politieke vragen naar sociale rechtvaardigheid verstommen.
De geest van consumptie
Die angst voor een consumptieve plaag suggereert dat sociaal werkers quasi belangeloos ten dienste staan van hun cliënten, maar nu overvleugeld zullen worden door een sluimerende koopmansgeest. De vraag naar sociaal engagement laat nochtans vermoeden dat ze daar in minder vermarkte tijden ook al niet zo goed tegen bestand waren.
‘Het perspectief van de gebruiker sneeuwt nog vaak onder.’
Dat gebrek aan professionele autonomie ligt trouwens mee aan de basis van de huidige trend naar vraagfinanciering. Want het autonome perspectief van de gebruiker sneeuwt in de praktijk van het sociaal werk nog vaak onder. De onmacht van de hulpvragers is relatief groter omdat zij op hun beurt afhankelijk zijn van de goodwill van de hulpverleners.
Aan dat onevenwicht in de machtsbalans neemt Dikke Freddy vaak lichtvoetig aanstoot. Tot groot jolijt van het sociaal werk.
Dikke Freddy
Toch zou ook dat prototype van de genieter van sociale uitkeringen liever twee vliegen in één klap vangen: formele rechten en de (koop)kracht om die ook effectief gerealiseerd te krijgen. Hij zou liever zelf zijn waar kiezen.
‘Dikke Freddy kiest liever zelf zijn waar.’
Sociaal werkers vinden dat consumentisme grappig, maar passen die simpele omkering niet erg consequent toe in hun krachtgericht sociaal werk. Want dan zou niet het beschikbare zorgaanbod, maar de vraag naar gepaste sociale ondersteuning de hulpverleningsrelatie sturen.
Zo ‘n ommekeer is echt niet om te lachen. Vraag maar eens na in de gehandicaptenzorg. Daarom droegen de koepels van werknemers en werkgevers samen heel wat tegenargumenten aan tegen deze vorm van vermarkting. En ze deden dat vanuit het perspectief van het aanbod, want het sociaal werk maakt daar nu eenmaal deel van uit.
De geest van concurrentie
Het geflatteerde beeld dat het sociaal werk in niet-commerciële settings onverkort de kant van de cliënt kiest, klopt dus niet. Volgens de pioniers van Onafhankelijk Leven werd er niet altijd belangeloos geluisterd naar hun vragen.
‘Vraagfinanciering versterkt de concurrentie.’
Ze waren de altijd pasklare maar nooit gevraagde antwoorden zo beu, dat ze het Vlaams Parlement een ander wit konijn uit de hoge hoed lieten toveren. Op hun vraag wordt de evidente subsidie aan het aanbod de komende jaren stelselmatig omgezet in een persoonsvolgende subsidie aan mensen met een beperking.
Dat persoonlijk budget laat hen toe de ondersteuning te organiseren die ze wensen. En als niet alleen het aanbod maar ook de vraag gesubsidieerde vrijheid wordt gegund, dan kunnen ze ook kiezen voor zelfstandigen en commerciële initiatieven. De ommekeer naar vraagfinanciering versterkt dus inderdaad de concurrentie.
Afbraak
Het verschil tussen sociale dienstverlening van een nonprofit- of profitorganisatie wordt in deze context kleiner. Maar dat hoeft niet te leiden tot een ‘afbraak van het sociaal werk’, zo schreef een andere academicus op Sociaal.Net.De Rynck, F. (2016), ‘Sociaal werk op de Antwerpse markt. Afbraak of vernieuwing’, Sociaal.Net, 20 oktober 2016.
‘Het geïnstitutionaliseerd wantrouwen wordt doorbroken.’
Filip De Rynck (Universiteit Gent) tekent een bestuurlijk continuüm van verzelfstandigde overheidsinitiatieven, gesubsidieerde maatschappelijke initiatieven en goed gereguleerde commerciële initiatieven. De overheid evolueerde bij haar uitbesteding aan caritatieve, publieke, maatschappelijke, commerciële initiatieven naar meer publieke sturing om de toegang en de kwaliteit van de sociale dienstverlening te waarborgen. Dat lokte onderweg overigens verwijten uit van etatisme, niet van vermarkting.
Dat jarenlange geïnstitutionaliseerde wantrouwen wordt nu doorbroken door de financiering van de vraag, omdat bestedingsvrijheid voor de gebruikers ook managementvrijheid oplevert voor de aanbieders.Fret, L. (2016), ‘De vermaatschappelijking voorbij. Gebruikers zorgen voor een ruimer perspectief’, Sociaal.Net, 7 januari 2016.
De geest van consensus
Vier medewerkers van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk trokken op Sociaal.Net die ‘Lessen uit de vermarkting van het sociaal werk’ echter niet consequent door naar hun sociaal werk.
‘Vanuit comfort voel je je sneller bedreigd.’
Misschien omdat ze het er onderling niet helemaal over eens zijn, maar liever consensus tonen. Of omdat de overheid hun centra ook zonder de vraagsturing van hun cliënten al beloonde met gesubsidieerde managementvrijheid. En omdat de envelloppefinanciering van de CAW’s hen een quasi monopolie gaf op hun regionale markt.
Vanuit zo’n comfortzone voel je je sneller bedreigd door een lokale tendering van bijkomende opdrachten die je vroeger zonder concurrentie werden toegewezen. Maar de vraag is of het op termijn loont om je in privileges op te sluiten? Dat wekt naijver omdat niet iedereen op het speelveld evenveel spelvreugde wordt gegund. Het komt samenwerking en netwerkvorming niet ten goede.
Comfort
De comfortabele uitgangspositie van de CAW’s kleurt hun perceptie. Want marktwerking belet niet dat de overheid de toewijzing zorgvuldig regelt met toegangspoorten, ook als hulpvragers hun aanbieder vrij kunnen kiezen op basis van een persoonsvolgend budget.
‘Ze ontzeggen hulpvragers een eigen keuze.’
Als het sociaal werk oproept tot verzet tegen alle vormen van marktwerking , verweert het zich niet alleen tegen commercialisering en concurrentie, maar wekt men ook de indruk dat men hulpvragers de kracht en koopkracht ontzegt om eigen keuzes te maken. En dat ze andere managers geen ruimte willen laten om via tenders ook op ‘hun’ dienstenmarkt een aanbod te doen.
Er mag dus in 2017 met wat meer nuance verder gedebatteerd worden. Ik doe een voorzetje met enkele samenhangende vragen.
Keuzevrijheid
Marktwerking kan de hulpvrager de keuzevrijheid geven die we voor onszelf als gebruiker zo evident vinden. Wij kiezen graag onze kapper, ons café, onze huisdokter, onze kinesist… Met welk vooroordeel kunnen we dat zelfbeschikkingsrecht dan ontzeggen aan kwetsbare burgers die hulp nodig hebben?
‘De markt kan de hulpvrager keuzevrijheid geven.’
Ons zorgsysteem stond jarenlang haaks op hun recht om zelf te kiezen hoe ze willen leren, wonen, werken, reizen, samenleven…. Welzijnsinitiatieven bakenden vanuit de hoogte de levensruimte af van mensen die bijstand en zorg nodig hebben. De aangeboden zorg was te nemen of te laten. Paternalisme was een evidentie.
Het recht op zelfbeschikking en participatie bleef meestal dode letter. Toch tot die kwetsbare burgers zich konden wapenen met een eigen vrij te besteden zorgbudget. Die koopkracht versterkt hun positie en opent deuren naar de samenleving.
De keerzijde van de medaille is inderdaad dat dit in eerste instantie de meer mondige gebruikers ten goede komt. Maar laat dat geen bezwaar zijn. Het is een aansporing voor het sociaal werk om de emancipatie van minder mondige hulpvragers met meer kracht te ondersteunen. Dat is toch krachtgericht sociaal werk? Kunnen we met die steun de ommekeer naar vraagfinanciering niet verruimen naar alle zorg en ondersteuning?
Autonome sociaal werkers
Marktwerking kan dus de autonomie van sociaal werkers vergroten. Ze kunnen vrijuit luisteren naar de wensen van mensen die hulp vragen en hen steunen in hun moeizame emancipatie. Een krachtige en heldere vraag naar ondersteuning versterkt hun professionele handelingsvrijheid ten opzichte van hun opdrachtgevers.
‘Het moet sociaal werkers als muziek in de oren klinken.’
Zo kunnen ze expertise opbouwen vanuit onbevooroordeelde contacten met hulpvragers, en niet vanuit pasklare zorgpakketten of institutionele belangen. Sociaal werkers kunnen zich zo focussen op de kernprocessen van de sociale dienstverlening: het verduidelijken van de vraag en het zoeken naar antwoorden in de samenleving.
Vraagsturing spoort aan tot samenlevingsopbouw en dat zou welzijnswerkers als muziek in de oren moeten klinken.
Verlies van macht
Maar elke medaille heeft ook een keerzijde: het verlies van macht. Hulpverleners zullen zich door de keuzevrijheid van hulpvragers meer dan vroeger bewust worden van dat machtsoverwicht.
‘Ook sociale professionals hebben belangen.’
Dat verklaart de soms felle reacties van hun belangenorganisaties op de idee van vraagsturing. Vakbonden en experten voerden meer bezwaren en nadelen aan dan werkgeversorganisaties, omdat ze de belangenbehartiging van hun leden moeten herijken in deze nieuwe beleidscontext.
Dat herinnert ons er aan dat ook sociale professionals belangen hebben. Ze maken mee deel uit van het aanbod. Ze staan niet per definitie borg voor de rechten van de hulpvrager. Ook al wordt met het consensusbegrip ‘middenveld’ graag die indruk gewekt.
Ondernemers
Marktwerking brengt voor de aanbieders van zorg niks nieuws, want ze boden hun diensten altijd al aan op een markt. Concurrentie was er ook altijd, al kreeg ze andere namen.
‘Concurrentie was er altijd al.’
De verzuiling bevroor ze als een kwestie van levensbeschouwelijke keuzevrijheid. De quasi-monopolies die er het gevolg van waren, werden door de marktleiders voorgesteld als ‘kiezen met de voeten voor kwaliteit’. De pluralistische initiatieven die met alternatieve vormen van hulpverlening uitpakten, werden prompt afgeschilderd als exponenten van een ‘andere’ zuil.
Die verzuiling hield lang stand omdat ze met vijandbeelden werkte. Over de hardnekkige tegenstelling tussen publieke en private initiatieven schreef ik vroeger al in ALERT.
Hardnekkig
Dezelfde ‘hardnekkige tegenstelling’ is nu bruikbaar voor de bijdragen over de vermarkting van het sociaal werk. Want wat is anno 2017 nog de meerwaarde van de ‘maatschappelijke’ initiatieven?
‘Wat is de meerwaarde van de social profit?’
Hun sociaal draagvlak is niet zo duidelijk meer. De deugdelijkheid van hun bestuur zou borg moeten staan voor de autonomie ten opzichte van de subsidiërende overheid en de markt. Maar ook zij versterken graag hun strategische positie door hun bestuur te verrijken met politieke en commerciële competenties. De vraagfinanciering zal die trend allicht nog versterken.
En door de professionalisering van het management en het sociaal werk kunnen we onze sociale ondernemingen nog moeilijk als burgerinitiatief beschrijven. Er zijn nu stevige inspanningen nodig om de samenleving er door te laten stromen.
Vermarkting
De tijd is dus rijp om het ook in de social profit in alle duidelijkheid over marktwerking te hebben. De specificiteit ervan is dat het aanbod van ondernemers door de overheid sociaal gecorrigeerd wordt.
‘Laten we pleiten voor meer overheid.’
Die regulering is sterker dan in de profit omdat het om publieke opdrachten gaat die niet door winstbejag mogen uitgehold worden. Er is gekwalificeerd personeel voor nodig dat ook de meest kwetsbare burgers met evenveel zorg omringd. Maar we hoeven daarom niet te pleiten voor minder markt, wel voor meer overheid.
Die positieve benadering laat ons beter toe om gericht aan te dringen op een goede sociale bescherming van kwetsbare gebruikers. Die strategie is constructiever dan protectionistische maatregelen te eisen tegen vermarkting. We kunnen een positieve wending geven aan het debat en de organisatie van het sociaal werk.
We moeten niet bang zijn van spoken met onzichtbare handen. De overheid heeft als marktregulator alle troeven in handen om paal en perk te stellen aan de afroming van cliënten en het korten op personeel. Sociale ondernemers kunnen zich vanuit hun publieke, maatschappelijke en commerciële initiatieven verenigen in profijtloze netwerking en samenwerking.
En als we ook de gebruikers en sociale werkers vanuit de praktijk laten participeren aan het sociaal overleg dat ons sociaal beleid stuurt, dan vermijden we de oude egelstellingen. Dan kunnen we het passieve paternalisme achter ons laten en een actieve sociale bescherming uitbouwen die iedereen zijn vrijheid gunt.
Reacties [7]
Doet de overheid er alles aan om de positie van personen met een handicap ten opzichte van het aanbod te versterken? Ik vind van niet. Bvb: 1/Essentieel is dat men goed geïnformeerd en goed ondersteund is. Maar de aanbodsonafhankelijke bijstandsorganisaties worden ondergefinancierd. Gevolg: mensen worden geïnformeerd door (hun) voorzieningen. 2/De overheid legt geen maximumprijzen vast binnen PVF. En garandeert terzelfdertijd aan de persoon niet de toegang tot een voldoende hoog budget.3/Burgerinitiatieven ondersteunen? Ouderinitiatieven en persoonlijke assistentie (persoon neemt eigen assistenten in dienst) worden knarsentandend toegelaten. Voor wie niet bij de geijkte voorzieningen gaat, heeft de overheid minder geld over. 4/Slechts het meest uitgebluste (persoon en netwerk) deel van de ‘consumenten’ verschijnt na jarenlang wachten op de ‘markt’: zij starten letterlijk en figuurlijk met een handicap.
[@P Debruyne: kan u uw punt m.b.t. GRIP verduidelijken op info@gripvzw.be?]
Een flink deel van onze medeburgers moet omwille beperkingen NOODGEDWONGEN beroep doen op de hulp, de zorg of ondersteuning van anderen. Was het niet het werk van ons, sociale professionals om er voor te zorgen dat zij daar zelf ook iets over te zeggen hebben? Wat betekenen vraaggestuurd en krachtgericht werken anders?
Vanzelfsprekend verdedigen deze burgers hun belang en dat doen ze vaak genuanceerd. Zoals Xander Berbé op de site van Ado-Icarus schrijft: “Maar elk ontslag zou ik zeer spijtig vinden. …. Maar als je met het vrijgekomen budget een chauffeur kan aannemen die je naar het werk brengt, een persoonlijk assistent om je te begeleiden op school, om op vakantie te gaan, huishoudhulp die wel mag kuisen of een volwaardige maaltijd koken, dan blijf ik daar positief over.”
Tijd om ons te realiseren dat we inderdaad deel van het aanbod zijn geworden en dat we daar best eens kritisch naar mogen kijken.
Interessant … De macht van zorgverleners was/is inderdaad heel groot.
Wat ik ervaar (als lid raad van bestuur vergunde voorziening en activeerder brede publiek binnen vermaatschappelijking) dat met PVF de keuzevrijheid niet groot is voor zij die geen ondersteunend netwerk hebben … Zij moeten betalen voor die ondersteuning naar keuzes en hebben dan minder budget voor de dagelijkse ondersteuning. Betalen voor de intense coaching om héééél laagdrempelig vrijwilligerswerk/betekenisvolle taken te kunnen doen, vinden sommige familieleden niet kunnen. Toch zijn het belangrijke zingevende en duurzame activiteiten die bijdragen tot erkenning en kwaliteit van bestaan … Zij die daar vroeger in geïnvesteerd hebben, worden nu afgestraft en krijgen minder punten dan zij die niet geactiveerd werden … de coaching is nochtans even intens … Nieuwsgierig hoe dit verder zal evolueren. Zal kwaliteit van bestaan het doel worden voor iedereen … en zal hiervoor betaald worden vanuit PVF?
Beste Ludo,
het moet goed toeven zijn daar op de exoplaneet. Ondertussen verliezen hier op aarde gedreven sociaal werkers hun job en gasten de mensen die ze vertrouwen.
In domeinen zoals sociaal werk heeft de overheid, spijtig genoeg, niet de troeven in handen om paal en perk te stellen aan de afroming van cliënten, het korten op personeel, of andere manieren om belastinggeld naar aandeelhouders te versluizen. Teveel non-contractible quality en daarom te onvolledige contracten. Oliver Hart en Bengt Holmstrom kregen er de Nobelprijs economie voor. Het is hier op aard inderdaad niet al kommer en kwel en het inzicht schrijdt voort.
In een tender is de kans op commercialisering van sociaal werk inherent ingeschreven. De empirie is wat dat scenario betreft duidelijk: het personeelsverloop stijgt, de kwaliteit daalt, de prijs voor overheid en gebruiker stijgt. Ingo Bode legde het op 17 november helder uit.
Groeten,
Peter
p.s.: Is er ginder nog plaats voor een schepen of twee?
De eersten wiens werk en inkomen zou opdrogen als alle sociaal werk rechtstreeks vraaggestuurd bekostigd zou worden, zouden dan schrijvers van artikels zoals bovenstaand zijn…
Verbeteren is goed, chaos creëren zoals momenteel gebeurt is slecht: alleen gehaaide slimmerikken halen daar telkens voordeel uit: cliënten en basishulpverleners verliezen.
De overheid als marktregulator vertrekkend vanuit de meest hulpbehoevenden ???
(2) De markt mag dan al machtsconcentratie openbreken, via zowel andere spelers als consumentenkracht, maar welke grenzen zijn er? Over welke soort markten gaat het? Over monopolies, over aandeelhoudersmarkten en speculatieve spelers? Meer G4S en Sodexo’s? We hebben al enkele empirisch onderbouwde rapporten in handen die niet positief zijn in deze. Of gaat het over coöperatieve markten in handen van gebruikers en burgercoöperaties? Ook dat zijn instrumenten om marktgewijs machtsconcentratie open te breken. Hij wijst naar de overheid die grenzen aangeeft. Maar waar is de burger en burgercoöperaties? Want dat zijn andere spelers dan de zuilen en het geijkte sociaal werk, toch? Precies die nuances zijn nodig voor een degelijke dialoog. 2/2
Marktwerking wordt hier gebruikt om de wet van de oligarchie binnen het sociaal werk aan te pakken. De analyse dat er geen idealistische solidariteit maar ook machtsconcentratie en belangen leven binnen dat sociaal werk is juist. Dat marktwerking dat openbreekt en emancipatorische kan werken is ook juist. Maar is dit te veralgemenen? Veel bewijs spreekt dit tegen. Twee kwesties die de auteur onder het tapijt veegt: (1) Hij gaat er al vlug vanuit dat consumenten macht hebben. Dat is maar correct als je doordenkt dat consumenten macht moeten bundelen in sociale organisaties waar er ook aan machtsopstapeling wordt gedaan en belangen worden verdedigd. GRIP is een schoolvoorbeeld. Onlangs nam deze sterke speler een standpunt in tegen Bijzonder Onderwijs omdat het inclusie tegengaat. Los van dat standpunt gaat het hier om spelers die als autonome consumenten sterk staan. Stellen dat “het een begin is” is ondermaats als het als het in realiteit gaat om begrenzing en drempels 1/2
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies