Achtergrond

Burenhulp is meer dan nostalgie

Het kleine helpen

Leen Heylen

Mensen zijn sociale wezens. We hebben elkaar nodig. Sociale relaties zijn een bron van steun op emotioneel, financieel en praktisch vlak. Een goed sociaal netwerk draagt bij tot meer welbevinden, een goede gezondheid en zelfs een hogere levensverwachting. Inzetten op het sociaal netwerk van burgers is dus één van de beste investeringen die een overheid kan doen. Kan dit via het ondersteunen van burenhulp?

©Zoltan Albertini @123RF Stockfoto

©Zoltan Albertini @123RF Stockfoto

©Zoltan Albertini @123RF Stockfoto

Vlaams beleid

De Vlaamse overheid erkent het belang van een goed sociaal netwerk. Zeker in het licht van de vergrijzing van de bevolking en de verwachte toename van de nood aan zorg die hiermee gepaard gaat. Vlaams minister Jo Vandeurzen benadrukt in zijn beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 2014-2019 het belang van het inzetten op een “stevig en dragend sociaal weefsel”.

‘Men wil buurtgerichte ondersteuning bevorderen.’

In andere beleidsteksten, zoals de conceptnota Vlaams welzijns- en zorgbeleid voor ouderen, is er sprake van warme en betrokken zorgzame buurten, zorgnetwerken, community care. Voor de uitbouw van de Vlaamse Sociale Bescherming en in het Perspectiefplan 2020 voor de zorg en ondersteuning voor personen met een handicap lanceerde de minister het cirkelmodel als conceptueel referentiekader.Everaert, E., e.a. (2015), ‘Perspectiefplan 2020. En hoe zit het dan met de wachtlijsten?’, Sociaal.Net, 19 mei 2015.

Cirkelmodel

Centraal in het cirkelmodel staat de cliënt. De volgende cirkel is die van de mantelzorg. Cirkel drie omvat de informele zorg door vrijwilligers en buurtgerichte ondersteuning. Cirkel vier staat voor de professionele zorg en ondersteuning.

De verschillende cirkels bouwen verder op elkaar en vertrekken vanuit het subsidiariteitsprincipe. Inzake informele zorg door vrijwilligers en buurtgerichte ondersteuning wordt een expliciete rol toegekend aan lokale overheden, het middenveld en lokale zorgnetwerken.

Dit beleidsdiscours strookt met de zoektocht in het zorg- en welzijnslandschap naar zinvolle initiatieven die buurtgerichte ondersteuning bevorderen. Hierbij wil men de sociale netwerken van mensen lokaal versterken en onderlinge informele steun in een wijk, buurt of dorp bevorderen. Daarnaast moeten technische aanpassingen in woningen en een toegankelijke openbare ruimte zorg in de eigen thuisomgeving bevorderen.

Hoge verwachtingen

De verwachtingen ten aanzien van deze sociale buurtgerichte initiatieven zijn hoog. Vaak zijn ze doorspekt met een zweempje nostalgie naar ‘vroeger’, toen buren elkaar nog kenden en vanzelf voor elkaar zorgden.

Tegelijk leeft het bewustzijn dat er grenzen zijn aan informele zorg en burenhulp. Het is nuttig om na te denken over de grenzen van de verantwoordelijkheid van informele zorgverleners. In die beweging naar vermaatschappelijking van de zorg mogen we niet dezelfde weg bewandelen als onze Noorderburen of buren over het kanaal. Hiervoor werd al meermaals gewaarschuwd.Winsemius, A. en Steyaert, J. (2015), ‘De teloorgang van Big Society. Lessen voor Vlaanderen en Nederland’, Sociaal.Net, 19 oktober 2015; Dewaele, C., e.a. (2015), ‘Vermaatschappelijking. Laveren tussen kansen en bedreigingen’, Sociaal.Net, 1 december 2015.

Actieonderzoek

Via een eigen actieonderzoek gingen we op zoek naar de mogelijkheden, grenzen en randvoorwaarden van initiatieven die inzetten op het versterken van burenhulp. We deden dit bij lokale initiatieven in Turnhout, Kasterlee en Arendonk.In het kader van de zorgproeftuinen, met de steun van het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen, in samenwerking met de stad en het OCMW van Turnhout, de gemeente Kasterlee, Living & Care lab (LiCalab), een proeftuin voor wonen en zorg, Cubigo, een zorg-software spin-off van de Universiteit Hasselt, het Sociaal Huis Arendonk, Vormingplus Kempen en met de steun van Leader Markaante Kempen.

‘Hulp tussen buren gaat niet vanzelf.’

We organiseerden diepte-interviews en focusgroepen met de deelnemers, de betrokken professionals en andere lokale stakeholders.

Hieruit blijkt dat sociale relaties hun eigen wetmatigheden hebben. Sociale relaties laten zich niet zomaar opleggen. Hulp tussen buren gaat niet vanzelf. Bovendien krijgen die wetmatigheden ook steeds vorm in een bredere maatschappelijke context die bepaalt wat wenselijk en mogelijk is.

Vroeger

Wanneer je ouderen bevraagt over hun noden en wensen op het vlak van sociale relaties, verwijzen ze steevast naar vroeger. “Toen de mensen nog buiten kwamen en samen gezellig op de stoep zaten.” Veel initiatieven streven impliciet en soms zelfs expliciet naar een heropleving van dit nostalgische beeld: warme buurten waar mensen spontaan de zorg voor elkaar opnemen.

De realiteit van ons sociaal leven anno 2016 strookt niet met dit ideaalbeeld. Vrienden, familie en kennissen wonen niet allemaal meer in dezelfde buurt, dorp of stad. Ons sociaal netwerk is door de toegenomen mobiliteit geografisch vaak sterk verspreid. Veel sterker dan enkele decennia geleden.

‘De realiteit strookt niet met het nostalgisch beeld.’

Nabijheid is geen noodzakelijke voorwaarde meer voor betekenisvolle sociale relaties. Zo kan je een goede vriend hebben die ver weg woont. En met je dochter die in het buitenland woont kan je toch een sterke band hebben omdat je wekelijks skypet. Dankzij de welvaartstaat moeten mensen zich ook niet noodzakelijk meer tot hun nabije omgeving wenden voor hulp.

Buurten veranderen

We kunnen niet blijven denken in termen van de gezellige buurt. Mensen maken deel uit van verschillende netwerken of gemeenschappen, verspreid over verschillende locaties.

Het idee van ‘je buurt’ verschilt van persoon tot persoon. Voor sommigen is het de straat waar je woont. Voor anderen een wijk in een stad. Voor weer anderen heel het dorp of de stad.

Een buurt duidelijk geografisch afbakenen, is niet zo evident.Kruijswijk, W., e.a. (2014), Bouwen aan buurthulp. Handboek voor het organiseren van onderlinge hulpverlening in een Buurt, Utrecht, MOVISIE.Het nostalgische idee van een zorgzame buurt is dan ook geen realistisch ideaalbeeld om ons toekomstig zorgmodel op te enten.

‘We hebben veel contact met buren.’

Toch hebben we nog contact met onze buren. Voor zeven op de tien Vlamingen is dat wekelijks. Zes op de tien Vlamingen zeggen veel contact te hebben met de directe buren. Studiedienst van de Vlaamse Regering (2015), Vlaamse Regionale Indicatoren 2015, Brussel, SVR.

Dat we onze buren niet meer kennen, is dan ook een te pessimistisch beeld van de sociale realiteit. Dit betekent echter niet dat buren vanzelfsprekend zorg voor elkaar opnemen. Zelfs niet wanneer er een grote sociale cohesie is in de buurt, er onderlinge contacten zijn en mensen mekaar groeten op straat.Linders, L. (2010), De betekenis van nabijheid, Tilburg, Universiteit van Tilburg.

Verlegenheid

Dat mensen niet vanzelfsprekend zorg voor elkaar opnemen, heeft in de eerste plaats te maken met de vraagverlegenheid en acceptatieschroom die mensen met een zorgnood ervaren.

Vraagverlegenheid verwijst naar de moeilijkheid om je hulpvraag te stellen. Zeker in de huidige tijdsgeest waar autonomie en zelfzorg centraal staan. Het is niet evident om toe te geven dat je een helpende hand kan gebruiken. Wanneer er hulp wordt aangeboden, hebben we het bovendien vaak moeilijk om deze te aanvaarden. Hulp accepteren is geen evidentie.

‘Hulp accepteren is geen evidentie.’

Het niet opnemen van zorg heeft ook te maken met handelingsverlegenheid van mensen die hulp kunnen of willen geven. Mensen zijn doorgaans wel bereid om anderen in hun buurt te helpen, maar willen zich vooral niet opdringen. Dit wordt ook wel eens ‘latent buurschap’ genoemd.

Onderlinge hulp tussen buren gaat niet vanzelf. Wat maakt dan dat mensen uit eenzelfde buurt elkaar wel helpen? Dat doen ze omwille van een persoonlijke één op één relatie. Mensen moeten elkaar kennen en er moet een mate van vertrouwen zijn vooraleer ze elkaar helpen.

Sociaal isolement

De meest kwetsbaren in onze samenleving beschikken het minst over die één op één relaties. Ze hebben een kleiner en minder heterogeen samengesteld netwerk.

Ouderen hebben minder contact met hun buren dan andere leeftijdsgroepen. Een lage socio-economische status en een zwakke gezondheid gaan samen met een hoger risico op sociaal isolement. Bovendien vinden kwetsbare burgers hierdoor moeilijker de weg naar professionele zorg en ondersteuning.

‘De meest kwetsbaren hebben een kleiner netwerk.’

Terwijl net de meest kwetsbaren gebaat zijn bij nabije hulp en steun. Vaak zijn ze omwille van gezondheids- of financiële problemen beperkt in hun mobiliteit. Ze dreigen op een eiland te belanden, centraal in de cirkel, maar moederziel alleen.

Als we weten dat onderlinge steun in een buurt niet vanzelf loopt en dat net de meest kwetsbaren over het minste sociaal kapitaal beschikken, waar liggen dan de mogelijkheden van zorgzame buurten? Op welke manier kunnen buurtgerichte initiatieven bijdragen aan een stevig en dragend sociaal weefsel? En wat zijn de grenzen en randvoorwaarden van burenhulp?

Het kleine helpen

Als mensen elkaar helpen omwille van een persoonlijke één op één relatie, moeten we inzetten op ontmoeting tussen bewoners. Dit is een eerste noodzakelijke stap. Zo schep je de mogelijkheid dat mensen elkaar leren kennen en er onderling vertrouwen kan groeien.

Voor sommige deelnemers aan de initiatieven primeert het sociale contact en volstaat het ontmoeten. Voor anderen kan dit ontmoeten een keten van wederzijdse steun op gang brengen: een klusje doen, eens helpen in de tuin, een luisterend oor. Het gaat dan niet zozeer om frequente hulp of zwaardere taken zoals hulp bij persoonlijke verzorging, maar eerder om het kleine helpen, er zijn voor elkaar.

‘Ontmoeting is een eerste stap.’

Een van de deelnemers verwoordde het zo: “Het is niet dat je bij elkaar gaat binnenlopen. Gewoon dat je de mensen beter leert kennen. Dat ze eens naar het buurthuis komen en een tasje koffie drinken, een babbeltje doen. En de rest komt vanzelf.”

Die steun is ook latent aanwezig. Weten dat er mensen in de buurt zijn die een oogje in het zeil houden en waarop je kan rekenen mocht je in nood zitten, is minstens even belangrijk als de steun op zich. “Dat je eens contact hebt met mensen. Dat vind ik belangrijk. Er is altijd wel iets of iemand die je eens nodig hebt in je leven.”

Het gaat dus niet om sterke relaties zoals hechte banden met vrienden of familie, maar eerder om zwakke, maar wel betekenisvolle relaties. Granovetter, M.S. (1983), ‘The strength of weak ties: a network theory revisited’, Sociological Theory, 1, 201-233; Steyaert, J. (2012), ‘Sociale wetenschappers over sociale netwerken’, in Steyaert, J. en Kwekkeboom, R. (red.), De zorgkracht van sociale netwerkenUtrecht, MOVISIE.Deze zwakke verbanden zijn immers niet triviaal. Het geeft mensen het gevoel erbij te horen. Mensen  voelen zich veilig in hun omgeving.

Wederkerigheid

Onder de noemer burenhulp gaat een grote diversiteit aan initiatieven schuil. Grote gemeenschappelijke deler is het principe van wederkerigheid. In die zin onderscheidt burenhulp zich van georganiseerd vrijwilligerswerk waar het zorgen voor de ander centraal staat.

Initiatieven die inzetten op burenhulp willen de onderlinge informele steun tussen buurtbewoners bevorderen. Hier vormt wederkerigheid, elkaar helpen, het uitgangspunt.

Die wederkerigheid kan verschillend ingevuld worden. Een enge economische benadering hanteert het principe van klinkende munt. Wat de vrager ontvangt, moet op gelijke wijze teruggegeven worden. Een bredere invulling gaat uit van er zijn voor elkaar.

‘Mensen willen er zijn voor de ander.’

Wanneer je praktische hulp of emotionele steun geeft, beteken je iets voor de ander. En die hoeft niet noodzakelijk evenveel terug te doen. Een klein gebaar van dankbaarheid, een schouderklopje, een kopje koffie volstaan.

Mensen helpen elkaar omdat ze graag geven, er willen zijn voor de ander. Wie de gever is en wie de ontvanger, is niet altijd duidelijk. Het doet er eigenlijk ook niet toe. Het gevoel dat men iets betekent voor een ander, heeft een positief effect op de eigenwaarde en versterkt het gevoel dat men erbij hoort. Bovendien stellen mensen dan sneller een hulpvraag.Bredewold, F.H. en Malda, I.W. (2014), Het belang van TijdvoorElkaar. Het principe van wederkerigheid in contact tussen weerbare en kwetsbare burgers, Utrecht, MOVISIE.

Kwetsbare mensen

Wanneer men zich richt op de sociale inclusie van de meest kwetsbaren in de samenleving is het belangrijk niet te vervallen in een te enge benadering van wederkerigheid. Het ‘voor wat, hoort wat’-principe, waarin gelijkheid in geven en ontvangen centraal staat, is niet realistisch.

Kwetsbare mensen kunnen omwille van hun afhankelijkheid moeilijk gelijk teruggeven. Daarom is het belangrijk stil te staan bij de invulling van wederkerigheid. Wanneer dit gebeurt vanuit een enge economische benadering, dreig je uitsluiting in stand te houden.

Mensen in een kwetsbare positie hebben geld noch tijd om evenveel terug te geven. Voor zwaar zorgbehoevenden is het niet evident om iets ‘gelijk’ terug te doen in ruil voor het uurtje dat de buurman wekelijks komt klussen in de tuin. Niet iedereen beschikt over dezelfde mogelijkheden. Appel doen op wederkerigheid in de enge zin, kan dan net die gevoelens van afhankelijkheid bekrachtigen. En die gevoelens van afhankelijkheid versterken dan weer de vraagverlegenheid.

Verbindende professional

De inzet van een professional is cruciaal wanneer men onderlinge informele steun bij kwetsbare bewoners op lokaal vlak wil vergroten. Sociaal geïsoleerde personen bereik en betrek je niet zomaar. Dit is een proces van lange adem dat vraagt om een bepaald soort professionaliteit.

‘De professional is een brugfiguur.’

De sociale professional gaat gericht, actief en outreachend aan de slag.Beelen, S, e.a. (2014), Reach out! Praktijkboek voor outreachend werken, Leuven, LannooCampus.Als professional heb je dan niet noodzakelijk alle touwtjes in handen, veilig vanachter je bureau. Je begeeft je in de eigen leefomgeving van mensen. Je hebt een faciliterende en ondersteunde rol. De professional is een brugfiguur.

Lokaal ingebed

De professional is best ingebed in een gemeente, OCMW of andere lokale organisatie. Een goede kennis van de lokale sociale kaart is cruciaal om gericht door te verwijzen en vlot samen te werken met andere organisaties en verenigingen.

Deze outreachende manier van werken kan bijvoorbeeld ingebed worden in de werking van een lokaal dienstencentrum. Dat richt zich al op personen met beginnende zorgbehoefte. Ook ligt de focus op preventie. Bovendien is het bieden van buurthulp een uitdrukkelijke opdracht van de lokale dienstencentra. Andere voorbeelden uit ons onderzoek zijn initiatieven opgezet door de gemeentelijke ouderenbeleidscoördinator in Arendonk of een sociaal werker van OCMW Turnhout.

‘De professional moet ruimte krijgen om te handelen.’

Cruciale randvoorwaarde is voldoende draagvlak en steun vanuit de organisatie. De professional moet ruimte krijgen om te handelen. Soms lijkt het meer op ploeteren, zonder onmiddellijk resultaat. Een koffie drinken met enkele deelnemers is evengoed werken. Deze manier van werken is minder meetbaar dan het aantal behandelde dossiers op een werkdag.

Grenzen

Dé sociaal geïsoleerde bestaat niet. Ook hier is er een grote diversiteit. Nederlands onderzoek onderscheidt verschillende types sociaal isolement. Elk isolement vraagt om specifieke interventies.Machielse, A. (2015), ‘The Heterogeneity of Socially Isolated Older Adults: A Social Isolation Typology’, Journal of Gerontological Social Work, 58, 338-356.

Het onderzoek maakt een onderscheid tussen situationeel en structureel isolement. We spreken van situationeel isolement wanneer personen door recente omstandigheden of gebeurtenissen in sociaal isolement beland zijn of dreigen te belanden. Structureel isolement verwijst naar personen die gedurende lange tijd in isolement leven. Het gaat vaak om erg complexe situaties waarbij het doorbreken van het sociale isolement erg moeilijk is.

‘Soms gaat dit het petje van de informele hulp te boven.’

Ervaring leert dat dit het petje van de informele hulp te boven gaat. Hiervoor is langdurige, intensieve en professionele ondersteuning nodig. De actieve en outreachende professional in buurtgerichte initiatieven kan de signalen oppikken en als brugfiguur gericht doorverwijzen naar professionele hulp.

Het onderzoek maakt verder onderscheid tussen wie wel of niet gericht is op sociale participatie. Voor de eerste groep kan inzetten op netwerkontwikkeling betekenisvol zijn. Voor de tweede groep ligt dit veel minder voor de hand. Voor hen is het zinvoller te werken aan zelfredzaamheid. We mogen er niet a priori van uitgaan dat iedereen meer contacten wenst of moet hebben. Ook dit is realiteit.

Nabije zorgzaamheid

Mensen in een buurt helpen elkaar niet vanzelf. Bovendien is het moeilijk af te bakenen wat een buurt juist is. Woorden als burenhulp of zorgzame buurten scheppen foute verwachtingen. Nostalgie is daarbij een slechte raadgever.

We spreken liever van nabije zorgzaamheid. Hierbij gaat het om het kleine helpen, er zijn voor elkaar, eerder dan om frequente, zwaardere of structurele hulp. In het licht van vermaatschappelijking van de zorg pleit ons actieonderzoek ook op dit vlak voor realiteitszin.

‘We pleiten voor realiteitszin.’

Toch zijn er ook heel wat mogelijkheden. Zeker voor kwetsbare mensen kan steun in de directe nabijheid van onschatbare waarde zijn. Inzetten op dit kleine helpen draagt bij tot sociale inclusie. Het verhoogt het gevoel van eigenwaarde en verlaagt het risico op eenzaamheid en gezondheidsproblemen. Want eenzaamheid en sociaal isolement leiden tot een opvallend hoger risico op gezondheidsproblemen.

Investeren

Het faciliteren van dit kleine helpen, draagt bij tot het sociaal kapitaal van de samenleving. De inzet van een verbindende professional die lokaal ingebed is, is daarbij cruciaal. Bovendien zorgt een pro-actieve outreachende aanpak ervoor dat wie in sociaal isolement dreigt te belanden niet in een uitzichtloze situatie terechtkomt.Dit najaar verschijnt bij uitgeverij Politeia een praktijkboek over dit ‘kleine helpen’.

Als we weten dat het sociale netwerk van cruciaal belang is voor het welbevinden en de gezondheid van de bevolking, is het dan geen logische keuze om als overheid te investeren in dit sociaal kapitaal?

Reacties [3]

  • Carine De Baets

    Klein probleem als de buurt kinderen onze kinderen met autisme pesten.

  • Katrijn Ruts, GRIP vzw

    Een heel interessant artikel, dankjewel! Naar mijn aanvoelen is de relatie verschillend als mensen geholpen worden door iemand die graag helpt maar die ze niet zo goed kennen, dan wanneer hulp uitgewisseld wordt tussen vrienden of kennissen. Beiden zijn waardevol. Vraag me af of bij de eerste de geholpen persoon zich niet sneller in een positie van ‘dankbaarheid’ ziet. Zeker als het gaat over iemand die al een tijd lang verschillende vormen van steun/ondersteuning nodig heeft. Ben daarom vooral erg geïnteresseerd in hoe je ontmoeting kan stimuleren tussen mensen vanuit hun gemeenschappelijke interesses. Over vermaatschappelijking van de zorg: ik verkies de betekenis: ‘de ondersteuning wordt gegeven daar waar de persoon is, dus in de samenleving (en niet in een aparte structuur)’, boven ‘de ondersteuning wordt zoveel mogelijk gegeven (quasi gratis voor de overheid) door familie, vrienden, kennissen, buren,…’ Sociale relaties dreigen dan doorkruist te worden door…

  • Ann Decorte

    Klopt. Vermaatschappelijken van de zorg betekent niet de buur helpen steunkousen aandoen, wel een vuilbak buiten zetten of een broodje meebrengen. Buurtzorg kan je niet verwachten van het brede publiek, burenhulp wel. Het is van alle tijden en komt nog heel veel voor, onafhankelijk van de sociale cohesie in de buurt. Vreemd dat de auteur burenhulp niet beschouwt als het kleine praktische helpen. Als buurtwerkers kan je beweging creëren, ook door andere buurtactoren in te zetten zoals scholieren. Zie http://www.burenhulp.be

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.