Speelruimten voor identiteit
Femke Kaulingfreks is politiek filosofe, antropologe en lector ‘Jeugd en Samenleving’ aan de Hogeschool Inholland in Amsterdam. Zij houdt zich het liefst bezig met complexe en actuele maatschappelijke vraagstukken over opgroeien en opvoeden.
‘De kraakbeweging gaf mij belangrijke waarden mee: solidariteit, zorgzaamheid, familiegevoel en kritisch bewustzijn.’
Kaulingfreks doet praktijkgericht onderzoek naar de vraag hoe jongeren met een diverse achtergrond in een grootstedelijke context goed en gelijkwaardig kunnen opgroeien. Enige bekendheid kreeg ze met het boek ‘Straatpolitiek’. Daarin focust ze op het andere politieke engagement van jongeren dat veelal op straat of op het internet ontstaat. “Van rappers en straatvloggers tot rellende jongeren in buitenwijken, allemaal bedrijven zij straatpolitiek: zij willen gehoord worden en eisen een stem op in het maatschappelijk debat.”
Vorig jaar publiceerde ze samen met Stijn Sieckelinck het boek ‘Speelruimte voor Identiteit’, over hoopvolle pedagogische praktijken waarin samen met jongeren gewerkt wordt aan veerkrachtige identiteitsvorming. Zelf kon ze het belang van die speelruimte ervaren toen ze begin jaren tweeduizend actief was in de kraakbeweging in Amsterdam.
Hoe verbind je het academisch werk met je verleden als kraker?
“Ik heb veel geleerd uit die tijd. Door het kraken zelf, maar vooral door het meedoen aan een sociale beweging. Het waren broedplaatsen van samenleven. Er zat veel gemeenschapszin in de kraakbeweging. Ik kreeg belangrijke waarden mee die ik vandaag zie terugkomen in andere bewegingen zoals de punk of hiphop scene: solidariteit, zorgzaamheid, familiegevoel, kritisch bewustzijn en een zelforganiserend vermogen.”
“De kraakbeweging leerde mij omgaan met verschillende meningen en tegengestelde belangen, dilemma’s en conflicten. Met elkaar over moeilijke zaken praten was normaal. Schurende visies werden niet geweerd. Daar samen proberen uitkomen, was waar we steeds voor kozen. Als woordvoerder heb ik vaak met autoriteiten gesproken. Daar leerde ik wat machtsongelijkheid betekent. Met die thema’s ben ik vandaag als onderzoeker nog steeds bezig.”
“Als de mainstream samenleving of de overheid je in de steek laat, dan kan je nog altijd proberen om samen dingen op te bouwen. Ik kom nog altijd graag op vrijplaatsen waar jongeren autonoom feestjes organiseren, vaak tot laat in de nacht. Op die plekken zijn er weinig regels, maar iedereen zorgt voor elkaar. Er wordt snel geanticipeerd op situaties die uit de hand zouden kunnen lopen.”
Je onderzoekt “hoopvolle pedagogische praktijken waarin samen met jongeren gewerkt wordt aan een veerkrachtige identiteitsvorming”. Dat klinkt zwaar op de hand.
“Onze samenleving heeft een obsessie met de maakbaarheid van het individu: we moeten in ons eentje werken aan onszelf. Dat kan heel contraproductief werken en zelfs leiden tot egocentrisme of individuele schuld als je daarin niet slaagt. Ik pleit voor collectieve verantwoordelijkheid waarbij jongeren de vraag leren stellen hoe hun leven samenhangt met anderen, en hoe ze samen aan een veerkrachtige samenleving kunnen werken.”
‘Onze samenleving heeft een obsessie met de maakbaarheid van het individu: we moeten in ons eentje werken aan onszelf.’
“We zien veerkracht nog te veel als een individueel persoonskenmerk: hoe kunnen we mensen in hun kracht zetten waardoor ze zelf hun problemen aanpakken? Dit is niet de juiste weg. We kunnen beter werken aan duurzame, structurele verbeteringen waardoor burgers veerkrachtiger worden omdat ze door een maatschappelijk vangnet gedragen worden. Veerkracht wordt dan een kenmerk van een multidimensionaal ecosysteem waar iedereen samenwerkt aan de uitdagingen van de toekomst.”
“Daarom moeten we experimenteerruimtes waar jongeren leren samenleven ten volle ondersteunen. Sociale professionals en volwassenen moeten meer inzetten op de ondersteuning van het eigen pad van jongeren. Dat heeft op termijn een duurzamer effect. Het gevoel dat we aan het dweilen zijn met de kraan open, zal dan minder overheersen.”
Dat klinkt veelbelovend, maar waar halen kwetsbare jongeren de middelen en mogelijkheden om veerkrachtig samen te leven?
“Het pleidooi voor ‘eigen kracht’ werkt niet als de overheid geen betekenisvolle bestaanszekerheid garandeert voor iedereen. Bestaanszekerheid was één van de grote thema’s bij de jongste parlementsverkiezingen in Nederland. Veel kwetsbare jongeren hebben niet de middelen om een sociaal steunnetwerk op te bouwen en hebben onvoldoende bestaanszekerheid hebben. Ze worden in de steek gelaten.”
“In mijn onderzoeksgroep ‘Jeugd en Samenleving’ kijken we daarom naar maatschappelijke ontwikkelingen die invloed hebben op jongeren, vooral in stedelijke omgevingen. Wij verzetten ons tegen onderzoek dat zich te veel richt op wat jongeren zelf anders zouden moeten doen, zonder de context waarin ze opgroeien in beschouwing te nemen. Ook de pedagogie focust nog te vaak op het proberen begrijpen en aanpassen van problematisch gedrag. Omgevingsfactoren worden wel in rekening gebracht, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van jongeren wordt toch gelegd bij het individu en het kerngezin.”
“Ons onderzoek is geïnspireerd door de kritische sociale pedagogiek van de Braziliaan Paulo Freire. Elke pedagogische relatie is een machtsrelatie die ingebed is in maatschappelijke verhoudingen. Opvoedvraagstukken zijn maatschappelijke vraagstukken. Als we veerkracht willen versterken moeten we niet alleen kijken naar wat jongeren zelf doen, maar ook naar het sociale ecosysteem rond jongeren. Hoe is hun relatie met ouders, werk en school? Wat doet de overheid voor jongeren? Dat zijn de vragen die ertoe doen.”
Het concept veerkracht daagt ook uit om te praten in termen van hulpbronnen in de plaats van risico’s.
“Helemaal juist. Voor de Canadese onderzoeker Michael Ungar is veerkracht “het vermogen van individuen of groepen om op een betekenisvolle manier toegang te krijgen tot hulpbronnen.”
‘In de jeugdhulp willen we jongeren nog te veel behoeden voor risico’s.’
“In de jeugdhulp willen we jongeren nog te veel behoeden voor alles wat er mis kan gaan. Met een veerkrachtperspectief kijken we meer naar de positieve ontwikkelingen die we jongeren toewensen, in plaats van alleen naar risico’s. Dat is een positieve ontwikkeling. Hoe kunnen we jongeren ondersteunen zodat ze hun eigen weg kunnen gaan?”
Veerkracht van jongeren ondersteunen: hoe doe je dat concreet als sociale professional?
“De covidcrisis heeft de problemen waarmee jongeren kampen vergroot. Eenzaamheid, prestatiedruk en mentaal onbehagen zijn terugkerende thema’s. Jongeren krijgen dan gespecialiseerde hulp, maar veel jongeren raken in dat zorgaanbod de weg kwijt. Ze komen terecht bij een psycholoog of maatschappelijk werker in een formele wereld die ver staat van hun directe omgeving.”
“In zo’n ‘kantoorcontext’ word je aangesproken op je individuele functioneren, vaak vanuit een probleemgeoriënteerd perspectief. Het gaat meteen over wat er niet goed gaat. Veel jongeren hebben het gevoel dat hulpverlening gericht is op een aanpassing aan het volwassenen leven. Een vorm van ‘adultisme’ waarin de volwassen hulpverlener beter lijkt te weten wat goed is dan de jongeren zelf.”
“Maar dat werkt averechts. Hulpverlenen wordt dan het normaliseren van het individu. Afwijken van de norm betekent dan onaangepast zijn. Professionals mogen er nooit vanuit gaan dat ze precies weten wat goed is voor jongeren zonder eerst zelf goed naar ze te luisteren.”
En als ze dat toch doen, wekt dat wantrouwen?
“Zeker, vaak voelen jongeren zich er niet thuis. Hulpverleningstrajecten lopen dan moeilijk en veel jongeren komen na een tijd niet meer opdagen of geraken uit beeld.”
‘Hulpverleners onderschatten dat bureaucratisering een vertrouwensrelatie in de weg staat.’
“Ook hulpverleners voelen dat. Ze worden teleurgesteld en kampen met burn-out. Zeker wanneer ze worstelen met het reddersyndroom. Ze willen zorgzame relaties opbouwen en mensen helpen, maar ze onderschatten dat de bureaucratisering van de zorg een vertrouwensrelatie vaak in de weg staat.”
Kan het anders?
“Begin met het sociale steunnetwerk in kaart te brengen. Bij wie kan een jongere met welke vragen terecht? Waar moet een uitbreiding komen van het netwerk? Mis je iemand waarmee je het kan hebben over geldzaken, school of je mentale gezondheid? Met tools en gesprekken kunnen jongeren dan zelf aan de slag met hun hulpbronnen. Je vertrekt van de expertise die ze al in huis hebben en je wordt een bondgenoot in hun leven.”
“Jongeren lijken vaak domme keuzes te maken. Hen beschermen tegen bepaalde risico’s kan nodig zijn, maar keuzes opleggen met dwang- en drangmaatregelen werkt altijd tegendraads. Je moet jongeren zelf laten ontdekken wat ze nodig hebben.”
Als sociale professional moet je opschuiven naar de leefwereld van jongeren.
“Het helpt om de methodes die je als professional gebruikt in vraag te stellen en wat meer out-of-the-box te denken. Dat lukt beter als je als hulpverlener aan de slag gaat in de leefwereld van de jongeren zelf, niet in jouw werksetting. Als straathoekwerker, buurtwerker of jeugdwerker, maar ook als jeugdpsycholoog die wat meer in de plaatselijke buurtwerking langskomt.”
Je deed ook onderzoek bij jongeren die naar Nederland zijn gevlucht. Waar vinden zij die noodzakelijke veerkrachtige ondersteuning?
“Bij jongeren op de vlucht zag ik dat ze al op jonge leeftijd leren omgaan met autonomie. Ze moeten zelf op zoek gaan naar alternatieve hulpbronnen. En die vinden ze vaak in onverwachte hoek: bij de voetbalcoach, in de moskee, bij de buren of op straat. Vanuit onze westerse bril hebben we de neiging om te denken dat jongeren vooral hulpbronnen zoeken bij directe familieleden, maar dat is niet altijd zo.”
‘Goed onderwijs, betaalbare huisvesting en een waardig minimumloon zijn randvoorwaarden voor veerkracht.’
“Toch trekken jongeren het niet zomaar op hun eentje. We moeten de regie aan de jongeren zelf geven, maar tegelijk moeten wij de samenleving zo organiseren dat bestaanszekerheid gelijkwaardig gegarandeerd wordt. Goed onderwijs, voldoende jongerenwerkers, opvang voor dakloze jongeren, betaalbare huisvesting en een waardig minimumloon zijn randvoorwaarden voor veerkracht.”
Kan je met die aanpak ook reële problemen te lijf gaan zoals druggebruik, onveilige seks, overlast op straat of kleine criminaliteit?
“Het heeft geen nut om vanalles af te raden, dat werkt alleen maar paternalisme in de hand. Wel moeten we met jongeren in gesprek gaan om het bewustzijn te stimuleren over hun gedrag. Waarom maak je deze keuzes? Wat zijn de gevolgen? Hoe kan je dit samen met anderen doen?”
“Op het moment dat je tegen jongeren gaat zeggen wat wel of niet mag, is het gesprek eigenlijk al afgelopen. Je creëert daarmee niet de openheid die nodig is om een veerkrachtige samenleving te creëren. Jongeren zullen immers altijd op zoek gaan naar experiment, dat hoort bij die levensfase.”
Je pleit voor ruimtes waar jongeren mogen experimenteren.
“Wanneer er in de buurt veel geluidsoverlast is en je merkt dat er jongeren rondhangen, kan je in dialoog gaan over hoe hun interesse in feestjes en muziek te faciliteren. Help dan mee om een event te organiseren met een line-up van artiesten die hen aanspreken. Doe dit samen met een aantal sleutelfiguren uit de buurt waarvan je weet dat die een connectie hebben met de jongeren. Ga mee op zoek naar een DJ of producer waar de jongeren naar opkijken.”
‘De polarisatie tussen jongeren en de overheid vergroot: een logisch gevolg van een samenleving die te weinig luistert naar jongeren.’
“In Amsterdam-Noord is onlangs een grote plek geopend waar een keuken, muziekstudio en een ontspanningsruimte is die jongeren volop kunnen gebruiken. Daar zit nu regelmatig een grote groep jongens die overlast veroorzaakte in de stationsbuurt. Die overlast is verminderd en de jongeren zijn op een duurzame manier geholpen. Dat is een win-win situatie.”
Zo’n win-win komt er enkel maar met de juiste graad van participatie.
“In Nieuw-West, een buitenwijk van Amsterdam, organiseerden twee welzijnsorganisaties en een jongerenplatform zopas een dialoogavond over de oorlog in Gaza. Heel wat jongeren zijn daarmee bezig. Het is belangrijk dat we die signalen opvangen. Anders praten jongeren er enkel met elkaar op straat of online over en daar dreigt het gevaar dat nuance verdwijnt en polarisatie vergroot.
“De actie was een goed voorbeeld van hoe je een experimenteerruimte kan creëren rond politieke dialoog. Je mag alles zeggen in die ruimte. Als iemand wil schelden of schreeuwen mag dat, maar stimuleer jongeren dan wel om dat samen met elkaar te doen. Zo zoeken we samen naar wat we voor elkaar kunnen betekenen. Dat is echte participatie.”
“We versterken de zeggenschap van jongeren in de plaats van ze te normeren aan een volwassenen-standaard. Uit onderzoek blijkt trouwens dat de polarisatie tussen jongeren onderling lijkt af te nemen, maar dat de polarisatie tussen jongeren en de overheid vergroot. Dat lijkt me een logisch gevolg van een samenleving die te weinig luistert naar de stem van de jongeren.”
Reacties
Zeker lezen
Ervaringswerker: ‘Ik ben nu minder geneigd om iemand acuut te willen redden’
Bijzondere rockband Dreun XL: ‘We werken hard aan inclusie’
Partnergeweld bij ouderen: een onzichtbaar probleem
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies