Achtergrond

Feiten en leugens bij aanvraag leefloon: ‘Volledige waarheid is zelden cruciaal’

Marjolijn De Wilde

Mensen in armoede zitten in overleefmodus. Soms nemen ze beslissingen die onverstandig lijken. Om niet naast zijn broodnodig leefloon te grijpen, vertelt een cliënt aan de OCMW-maatschappelijk werker een leugen. Armoede-expert Marjolijn De Wilde nuanceert: “Vaak zit de cliënt vast in een tunnelvisie en krijgt hij niet uitgelegd wat er eigenlijk aan de hand is.”

leefloon

© Paulina Januszewska

Schaarste en bandbreedte

Mensen in armoede zijn aan het overleven. De stress van vandaag slorpt zoveel energie op dat denken aan morgen bijna onmogelijk wordt. De persoon in armoede beseft dit, maar schaarste dwingt om de focus scherp te houden. Te scherp, want minder geld betekent minder opties en uitwegen zien.

‘De stress van vandaag slorpt zoveel energie op dat denken aan morgen bijna onmogelijk wordt.’

Dit is de befaamde tunnelvisie die genoteerd en beschreven werd door econoom Sendhil Mullainathan en psycholoog Eldar Shafir. Zij staan bovenaan de toplijst van onderzoek en theorie over armoede. Terecht was hun boek ‘Schaarste’ een bestseller.

In de tunnel is het voor mensen in armoede moeilijk om complex te handelen en te denken. Door die beperkte bandbreedte komt elke hindernis onverwacht. Tegenvallers worden emotionele mokerslagen. Met alle gevolgen van dien: burn-out, passiviteit, vlucht- of risicogedrag en roekeloze financiële handelingen.

Bij het OCMW

Maar wat doen we met deze theorie in de praktijk? Herkennen sociale professionals deze inzichten? Wijzen ze op het werkterrein ook de weg naar valkuilen en oplossingen?

We verscherpen die relatie tussen theorie en praktijk vanuit mensen die voor een leefloon aankloppen bij het OCMW. Meestal is het geld al een tijdje op en werd hulp te lang uitgesteld. Voor deze groep van mensen in armoede zijn tunnelvisie en beperkte bandbreedte bij uitstek van toepassing.

Moedig of overmoedig?

Sommige aanvragers van een leefloon werken van het eerste moment mee. Ze zien het leefloon als een oplossing die binnen hun bereik ligt en hopen snel het eerste geld te ontvangen. Ze doorlopen alle stappen en voldoen aan de verwachtingen van de maatschappelijk werker. Deze laatste ervaart hen als goed meewerkende, werkbereide mensen.

Maar vaak is voor cliënten de leefloonprocedure zelf het tunnelmoment. De energie die hen op dat ogenblik nog rest gaat op aan dit proces. Het positief vooruitzicht opnieuw over geld te beschikken geeft energie.

Maar dat maakt dat ze andere, even noodzakelijke dingen verwaarlozen: een oudercontact waar ze een moeilijke boodschap vrezen, een jobinterview of een telefoon met de elektriciteitsleverancier die de stroom dreigt af te sluiten.

‘Vaak tonen cliënten zich sterker en meer vastberaden dan ze eigenlijk zijn.’

Cliënten tonen zich in deze tunnel overmoedig, sterker en meer vastberaden dan ze eigenlijk zijn. De maatschappelijk werker kan later voor verrassingen komen te staan, bijvoorbeeld als hij peilt naar de vorderingen in het zoeken naar werk. Het tunnelmoment is voorbij en de cliënt vervalt in voor hem meer bevattelijke, maar minder geijkte oplossingen.

Gevolg? De cliënt en zijn maatschappelijk werker begrijpen elkaar steeds minder. De maatschappelijk werker herkent niet langer de cliënt zoals hij die leerde kennen. Hij beschouwt de verandering mogelijk als onwil want hij heeft ervaren dat de cliënt beter kan.

Onoverkomelijke horde

Andere cliënten lopen verloren in het administratief labyrint van de aanvraagprocedure.

De maatschappelijk werker moet de voorwaarden voor het leefloon checken en vraagt om de nodige documenten binnen te brengen: identiteitsbewijs, kopie van de bankkaart, huurcontract, loon- of uitkeringsfiches, rekeninguittreksels, bewijs van inschrijving in school of taalcursus, bewijs van inschrijving bij de VDAB, sollicitatiebewijzen en bewijs van inschrijving bij een mutualiteit.In het kader van een maatschappelijk onderzoek mogen rekeninguittreksels niet standaard opgevraagd worden. Toch is het in OCMW’s een courante praktijk.

Dat gaat al snel over vijf tot tien documenten, aan te vragen bij evenveel verschillende diensten. Voor de meeste mensen is dit een hele opdracht. Maar voor iemand in crisis is het een onoverkomelijke horde. Door beperkte bandbreedte vergeten ze welke papieren verwacht werden of al ingeleverd werden. Ze staan voor gesloten kantoren omdat ze vergaten de openingsuren op te zoeken. En dat niet één keer, maar verschillende keren.

‘Sommige cliënten zijn na het intakegesprek plots onbereikbaar.’

Deze cliënten sturen dezelfde documenten verschillende keren door, zonder dat ene document dat al een tijdje ontbreekt. Of ze beweren dat ze een papier in de brievenbus gestoken hebben. “Jaja, gisterenmiddag, toen jullie gesloten waren. Het zal wel ergens kwijtgeraakt zijn.” Ze weten dat ze het document al lang hadden moeten binnenbrengen, maar kunnen niet erkennen dat het niet lukt.

Anderen leveren helemaal niets in. Na het intakegesprek zijn ze plots onbereikbaar. Toch blijft de maatschappelijk werker contact zoeken. Deze aanvragers weten niet hoe ze aan de opdracht moeten beginnen en haken af. Ze vergeten als het ware dat ze ooit een vraag stelden en vinden het vervelend opgebeld te worden. Dat contact confronteert hen met hun onvermogen.

Ze gaan verder met de hen bekende snelle oplossingen: zwartwerk of nog een keer lenen van die ene vriend die ze nog niet lang kennen, maar die wel de beste vriend is die ze ooit hadden.

Leugens

Bij andere cliënten vertaalt de tunnelvisie zich in leugens. De aanvrager is gefocust op zo snel mogelijk een leefloon ontvangen. De vragen en verwachtingen van de maatschappelijk werker zijn een horde die ten alle koste genomen moet worden.

Wanneer hij aanvoelt dat wat hij zegt niet het beoogde effect heeft, past hij zijn verhaal aan. Na eerdere ervaringen met hulpverlening waarbij hij niet kreeg wat hij nodig had, probeert hij het nu op deze manier. Deze cliënt wil niet per se liegen, maar krijgt niet uitgelegd wat er eigenlijk aan de hand is.

Door de tunnelvisie ziet hij maar één mogelijkheid: “Ik moet geld ontvangen. Ik weet wat ze van mij verwachten, dus ik speel het spel mee.” De aanvrager geraakt verstrikt in zijn leugens en verliest zijn geloofwaardigheid.

Betrapt

De maatschappelijk werker probeert begrip op te brengen, leeft mee met elke vorm van lijden, groot en klein. Er lijkt dus geen reden om zich achter verhalen te verschuilen. De maatschappelijk werker ziet het als zijn taak om de waarheid te achterhalen om vooruit te kunnen en confronteert de cliënt met de onduidelijkheden in zijn verhaal.

En de aanvrager? Nadat hij ‘betrapt’ is, verdwijnt hij wellicht. Bij een volgende aanvraag vertelt hij nog minder of is zijn lijdensverhaal nog extremer. Hij ziet werkelijk niet hoe het anders kan.

Achterdochtige cliënt

Het wantrouwen komt soms ook van cliënten. Het onderzoek van Mullainathan en Shafir wijst uit dat financiële crisissen genuanceerd denken in de kiem smoren. In het heetst van de strijd wordt alles goed of slecht. De sociaal werker wordt, vaak door kleine aanleidingen, een tegenstander.

De cliënt is achterdochtig. Hij vermoedt dat de OCMW-medewerker in nauw contact staat met de VDAB of met een advocaat waar het eerder scheef liep.

Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer de maatschappelijk werker de keuze van een VDAB-consulent tracht uit te leggen aan de cliënt. Deze laatste denkt dat de maatschappelijk werker niet aan zijn kant staat. De beperkte bandbreedte staat niet toe om te denken: “De maatschappelijk werker ondersteunt mij, maar heeft ook begrip voor de keuze van een andere instantie.”

Niet persoonlijk

Maakt de maatschappelijk werker één fout, dan heeft hij afgedaan. Alle verdere acties worden hieraan afgemeten en bewijzen dat de maatschappelijk werker zich tegen de aanvrager keert.

Het is dan cruciaal om die typische reacties correct in te schatten en niet persoonlijk op te vatten. Op zo’n moment reageren heel wat maatschappelijk werkers spontaan defensief, maar dat helpt niet. Integendeel, het bemoeilijkt de verdere opstart van de begeleiding.

‘Cruciaal is in de tunnel van de cliënt te raken.’

Maar het wantrouwen komt niet altijd duidelijk naar boven. Het suddert vaak onder de oppervlakte. Vaak op momenten dat de maatschappelijk werker geen enkel vermoeden heeft. Het is belangrijk om deze mogelijkheid in het werk met kwetsbare mensen steeds in het achterhoofd en het proces van tunnelvisie en beperkte bandbreedte voor ogen te houden.

Deze interacties staan los van de persoonlijke eigenschappen van cliënten. Tunnelvisie en beperkte bandbreedte zijn geen karaktereigenschappen, wel een gevolg van de situatie waarin deze mensen verkeren.

De maatschappelijk werker heeft één troef in handen om confrontaties te voorkomen. Het is bijna altijd mogelijk om ‘in de tunnel van de aanvrager te raken’. Wat ‘ziet’ hij? Waar is de cliënt mee bezig, wat kan hij aan? En vooral: hoe is de beperkte energie positief te keren?

Less is more

Elke maatschappelijk werker wil zo weinig mogelijk documenten opvragen. De vraag is of we dat in de praktijk ook doen en of we niet verder kunnen snoeien in een uitputtend en moeilijk te begrijpen proces?

Het proportionaliteitsbeginsel, een juridisch afdwingbaar concept, kan helpen bij deze snoeibeurt: het is niet toegelaten of aangewezen om van cliënten acties of documenten te verlangen die niet in verhouding staan tot het resultaat.

Zo is het in veel dossiers niet nodig om het huurcontract op te vragen, bijvoorbeeld bij mensen die lang op hetzelfde adres gedomicilieerd zijn en aangeven daar nog steeds te verblijven. En als uit een gesprek blijkt dat de cliënt de inschrijving in een school of aanvraag van een werkloosheidsuitkering in orde bracht, hoeft hij dat niet te staven met de nodige documenten.

Dit proportionaliteitsbeginsel dwingt de maatschappelijk werker om zijn stavingsreflex los te laten. Dat vergt ook -en misschien vooral- van managers, politici en overheden een visieverandering en een groter vertrouwen in het professionele oordeelsvermogen van de maatschappelijk werker.

maatschappelijk onderzoek

Vraag geen informatie op die je al hebt.

© Paulina Januszewska

Only Once

Nog met betrekking tot het opvragen van documenten is er de ‘Only Once’ wet: vraag geen informatie op die je al hebt.

Zo mag een OCMW in principe geen bewijs van inschrijving bij een mutualiteit opvragen omdat ze dit rechtstreeks kan verifiëren in de Kruispuntbank Sociale Zekerheid.

Tot in de puntjes

Maar de praktijk loopt anders: in het kader van een onderzoek bij een aantal OCMW’s, met als doel na te gaan welke documenten zij opvragen en cruciaal zijn voor het aanvraagdossier, stellen we vast dat ongeveer een derde van de documenten ingaan tegen het proportionaliteitsprincipe en de Only Once wet.Lopend onderzoek in samenwerking met Wim Van Lancker.

De meeste maatschappelijk werkers en managers zijn overtuigd van het belang van ‘zo weinig mogelijk documenten’. Maar als het erop aankomt, wil men toch het dossier tot in de puntjes in orde hebben. De cliënt is daar de dupe van.

Wie begrijpt hoe tunnelvisie en beperkte bandbreedte werken, kan een betere afweging maken tussen enerzijds het comfort van de maatschappelijk werker en zijn bestuur en anderzijds het risico om kwetsbare mensen doorheen het aanvraagtraject te verliezen.

Juiste focus

Het sociaal onderzoek voor een leefloonaanvraag is er in eerste instantie op gericht om de nood aan ondersteuning vast te stellen.

De maatschappelijk werker wil bijvoorbeeld weten waarom de geldnood nu zo hoog is en enkele maanden geleden nog niet. Zijn er inkomsten weggevallen? Zijn er schulden die bewijzen dat de inkomsten beperkt waren? Is er voldoende naar alternatieven gezocht? Zijn er mogelijk nog steeds inkomsten, maar komt de aanvrager er niet voor uit?

‘Het heeft niet altijd zin om in te gaan op onduidelijkheden.’

Terwijl de maatschappelijk werker probeert zicht te krijgen op de situatie, begrijpt de aanvrager niet altijd wat er verwacht wordt. Hij vreest iets verkeerd te zeggen en zo steun te mislopen.

Daarom is het bijna onvermijdelijk dat aanvragers hun verhaal aanpassen aan de verwachtingen van de maatschappelijk werker. Om die reden heeft het niet altijd zin om in te gaan op onduidelijkheden of overdrijvingen als deze er voor de leefloonaanvraag eigenlijk niet toe doen.

Duivelse details

Zo maakt het weinig uit of de kinderen van een man bij zijn zus of bij zijn ex-vrouw verblijven. Verwarring hierover versterkt bij de maatschappelijk werker het vermoeden dat de aanvrager iets te verbergen heeft. Maar die onduidelijkheid heeft vaak meer te maken heeft met schaamte, achterdocht of onbeholpenheid dan moedwillige oneerlijkheid.

‘De kans is klein dat de cliënt bij een eerste contact de volledige waarheid vertelt.’

De kans is sowieso klein dat de cliënt bij een eerste contact de volledige waarheid vertelt. Hij vergeet details of skipt ze om de draad niet te verliezen. Door zich er van het begin in vast te bijten, dreigt de maatschappelijk werker de aanvrager in het nauw te drijven. Het kluwen wordt daardoor steeds moeilijker.

Raar maar waar: de volledige waarheid, zelfs over dingen die ertoe doen in een mensenleven, is niet cruciaal voor goede dienstverlening. De kans is groot dat ongerijmdheden vanzelf verdwijnen in het vervolgtraject.

Begrijp je wat ik bedoel?

Het is een dooddoener: “Ik hoor niets meer van de aanvrager. Ik heb drie keer gebeld en ik ben één keer langs geweest. Zonder resultaat. Ik vermoed dat er geen nood meer is.”

‘Echt contact houden met cliënten gaat verder dan nog eens bellen of langsgaan.’

Maar echt contact houden met cliënten gaat verder dan nog eens bellen of langsgaan. Het gaat erom van bij de start in de tunnel van de cliënt te raken. Eenvoudige, maar cruciale zinnen als “Begrijp je wat ik bedoel?”, “Kan je je daarbij iets voorstellen?”, “Gaat dat lukken?”, “Wat is het eerste dat je nu gaat doen?” of zelfs “Geloof je me?” geven aanvragers de kans om twijfel te uiten over voorstellen of verwachtingen die vanuit het oogpunt van de maatschappelijk werker heel logisch zijn.

Deze zinnen lijken eenvoudig, maar ik zie hulpverleners ze zelden consequent gebruiken in de praktijk.

De aanhouder wint

Ook concrete afspraken helpen. Datums kunnen vooropgesteld worden als een engagement van de maatschappelijk werker, niet als deadline voor de cliënt.

“Ik verwacht de documenten over een week bij ons.” Klinkt anders dan: “Als ik over een week niets gehoord heb, bel ik je. Is dat oké?” Zo bevestig je het belang van de opdracht, zonder de volledige verantwoordelijkheid hiervoor bij de cliënt te leggen. Tunnelvisie wordt daarmee ‘de neuzen dezelfde kant uit laten wijzen’, in de richting van werkbare oplossingen.

En wat is er mis met het even openhouden van een aanvraag? Als de eerste telefoontjes en bezoek niets opleveren, is het zinvol om het na een maand of zelfs drie maanden nog eens te proberen. Daar waar een cliënt uit onvermogen of wantrouwen in eerste instantie vermijdingsgedrag vertoont, is de kans groot dat een maatschappelijk werker hem een tijd later toch bereikt. Met wat geluk gaat het dan goed met hem. Indien niet, dan kan het echte werk beginnen.

Reacties [15]

  • Hans Lameire

    Bewijs maar ééns dat men als natuurlijk rechtspersoon die grote geldsom dat men 9 jaar ervòòr nog had er nu niet meer is aan de hand van je uitgave-documenten over al die jaren heen? In de praktijk kunnen de meesten onder ons dat niet. Denk maar aan al die cash afhalingen, goederen en voeding waar je geen bewijsdocumentje van hebt. Hoe moet je bewijzen dat die gelden niet ergens op een pirateneiland in een schatkist zitten of in een grot bewaakt door een tweekoppige draak?!?! OCMW. ONRECHTVAARDIGE ONLOGISCHE BEWIJSLAST BIJ VERKEERDE PARTIJ GELEGD DUS !! EN DAN AAN DIE ARME MENS ZEGGEN, HET STAAT U VRIJ ERGENS ELDERS EEN OPLOSSING VOOR UW GELD TEKORTEN TE BEKOMEN MAAR VAN ONS KRIJG JE NIET EEN VOLLEDIG MENSWAARDIG LOON. TERWIJL DAT DIE PERSOON GEEN ANDERE UITWEG HEEFT. GA ZOEKEN EN BEDELEN OM ETEN BIJ HULPORGANISATIES DIE OOK NIET ALTIJD VOLDOENDE KUNNEN HELPEN. Van je vriend de ‘verzorgingstaat’ moet je het hebben. In deze staat geen tekort aan irrationaliteit, verzuring en minachting

  • nathalie vermeulen

    Nog nooit vroeg ik ergens hulp. Het ocmw was enkel om te luisteren welke hulp ik als alleenstaande mama kon genieten! Uiteindelijk zodanig bespeeld en gemanipuleerd door een sociale assistente die heel veel deed voor mij. Wat ik niet ken en daardoor liet begaan. Uiteindelijk zo ver is gegaan mijn rekeningen tijdelijk te beheren tot ik overzicht had om zelf weer te handelen! Na 6 jaren kreeg ik bewindvoering én csr als reclame door haar toegeschoven!!!! Leugens en bedrog velen zullen hier intrappen, want niet wetende wat de waarheid is, de voorwaarden, ziekelijk! Valse doktersattesten gebruikt dat ik achterlijk ben en psychisch zwaar ziek!! niet een weten of toestemming gegeven. Ongeveer 7000;- hoger door de raad om vlug veel uit te geven voor de start, ook dankzij de assistente, verraad! Na jaren leven met een leefloon, nooit iets gevraagd, diefstal van advocaten niet beschermd door de Vrederechter! Na jaren eisen om een verslag dat ik nooit kreeg, zien dat niks afbetaald werd!!!! (1)

  • Kevin Van Bael

    Het opvragen van allerhande documenten door de mw’er verdient toch wel enige nuance. Bv. Het opvragen van de documenten rond aanvraag werkloosheidsvergoedingen. Vaak ingegeven door controle van hogerhand want bij inspectie gaat de POD MI ook navragen of we alle sociale rechten hebben uitgeput en moeten we dit kunnen bewijzen als OCMW. Nog vaker ingegeven door vooruitziendheid want als de vakbond/hulpkas nog maar eens de juiste documenten “niet heeft ontvangen” heeft de mw’er dit snel opgelost met een eenvoudige kopie uit het sociaal dossier te vissen zonder nog de hulpvrager extra stress te bezorgen omdat hij die papieren ondertussen niet meer vindt of omdat men de papieren weer maar eens verloren heeft bij de vakbond/hulpkas.

  • monique van den kerkhove

    Wat is gpmi? Liever geen afkortingen gebruiker, niet iedereen is bekend met al die opmerkingen…

    • Lisa Develtere

      Het GPMI staat voor ‘Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie’ en is een contract dat het OCMW sluit met de persoon die hulp vraagt.

  • Jean Ve

    De inhoud van het artikel, is om meermaals te lezen en vooral over na te denken. Het hoofdprobleem ligt bij de regeringen en onze eigen bevolking. Voor de regering is de 20% van de bevolking in armoede, niet belangrijk genoeg om tijd en aandacht aan te besteden. Daardoor dweilen de OCMW’s met de kraan open. Het stigmatiseren van mensen in armoede door onze eigen samenleving, is de eerste stap naar de tunnelvisie. “Ik kan niks, ik weet niks, ik doe niks, allemaal mijn eigen fout”! En weg is het vertrouwen in elke vorm van hulpverlening en is de stap er naar toe een moeilijke hindernis. Ik las het hier al, vergroot de laagdrempeligheid, werk met ervaringsdeskundigen en neem de intake thuis af bij de aanvrager leefloon. Je kan niet incognita naar een OCMW stappen met een stapel documenten onder de arm. De angst daar een bekende tegen te komen is al een spelbreker. De overheid weet hoeveel procent armoede er is, maar doet er niks mee!
    We vechten verder tegen armoede en onrecht!

  • Julien Van Geertsom

    Behoudens de inkomsensvoorwaarde en het behoren tot de gemeenschap (Belg zijn) is het leefloon onvoorwaardelijk.
    De instrumentele voorwaarden ‘bereidheid tot meewerken’ en werkbereidheid’ worden echter dikwijls zo geïnterpreteerd dat het bijkomende hindernissen worden om het leefloon toe te kennen.
    Back to basis zou een goede oefening zijn voor verschillende OCMW’s.
    Verder zeer interessant artikel

    • Kevin Van Bael

      Het zou tevens een mooie oefening zijn voor de POD MI. Doordat hun inspecties inzetten op vormvereisten als 30-dagentermijn, betekenistermijn van beslissingen, sociale balans, GPMI en bijbehorende evaluaties… moet de mw’er ook voldoen aan deze vormvereisten. Dit gaat ten koste begeleidingstijd en ruimte om samen met de hulpvrager op weg te gaan…

  • Kris Dom

    Bedankt om de zeer waardevolle theorie van “Schaartste” te concretiseren in een hulpverleningsrelatie. Ik put hier zeker voorbeelden uit die ik in vormingen kan gebruiken.

  • rikholvoet

    Prima artikel. Zou verplichtte lectuur moeten zijn voor ocmw mw’ers, én leden van het bijzonder comité van de sociale dienst. Het automatisch toekennen van een inkomen, zoals voorzien in het concept welvaartgarantie zou een grote stap in de goede richting zijn..

  • Brigitte

    Regels zijn goed zolang ze werkbaar zijn voor de Clienten. Ik ben voorstander van automatische toekenning van levensnoodzakelijk steun zonder dat clienten de hoogdringendheid dienen steeds opnieuw moeten bewijzen. De grootste drempel is het OCMW binnen stappen en moeten Clienten kunnen worden geholpen door de sociale werkers die geen last hebben van hun eigen tunnelvisie die ze soms lijken over te nemen van hun clienten.

  • Helga Beuckelaers

    Bij het lezen van de alinea over wat er mis is met het even openhouden van een aanvraag en om het na een maand of zelfs 3 maanden opnieuw te proberen, rijst er spontaan de vraag naar de wettelijke beslissingstermijn van 30 dagen naar het indienen van een aanvraag.

    Er worden inderdaad soms (stapsgewijs) documenten opgevraagd aan cliënten die niet noodzakelijk zijn om leefloon toe te kennen an sich maar die wel belangrijk zijn in het pro actief werken (zoals bv preventief werken aan gezondheid en schulden door de mutualiteit in regel te brengen, of te bemiddelen bij de huisbaas adhv het huurcontract). Maar dan wel samen mét de client en stapsgewijs ipv alle documenten tesamen op te vragen

    En inderdaad: een groot pleidooi voor automatische generatie van documenten die nodig zijn, zonder daarvoor de klant van de ene dienst naar de andere te sturen. Want het afgelopen anderhalf jaar hebben we duidelijk gezien en gemerkt hoe log en moeilijk bereikbaar sommige diensten zijn.

  • Adlain

    Ik vermoed dat het oppikken en inschakelen van een ervaringsdeskundige (lees: eerder geholpen cliënt) als vertrouwenspersoon, ‘vertrouwde vreemde’ of ‘buddy’ mogelijks de vertrouwens- en werkrelatie met de maatschappelijk werker ten goede kan komen. Bijkomend kan deze persoon vanuit nabijheid de hulpvrager gidsen doorheen het maatschappelijk kluwen (lees: administrattieve rompslomp) en wanneer nodig of opportuun (warm) doorverwijzen naar aanbelende sociaalwerk- en hulporganisaties. Mensen die reeds geholpen zijn geweest én het gevoel hebben effectief geholpen te zijn geweest, zijn ook meer geneigd anderen te helpen.

  • SA

    Inderdaag minder documenten … , maar we krijgen meer administratief onnodig werk opgelegd bv gpmi (stomste ooit )… Wat kost een leefloner en wat als hij geen leefloon krijgt en in de gevangenis belandt,? , wat kost een dag gevangenis aan de gemeenschap tov Leefloon ?en zijn we er iets mee vooruit ?alles wordt administratief moeilijker voor ieder (kantoren sluiten, alles online ) zelfs ik als hulpverlener krijg het hiervan op mijn zenuwen, en wat moeten onze mensen dan niet doormaken ! bureaucratie ten top

  • Tenni

    Super relevant artikel. De benadrings wijze helpt een maatschappelijk werker ook om een beter band te creeren. Inderdaad minder doc vragen als het niet relevant is. Daar ben ik mee eens. 👍

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.