Achtergrond

Ethica Jurja Steenmeijer: ‘Eigen beroepscode maakt sociale professionals sterker’

Peter Goris

Wat is sociaal werk? In Nederland voeren sociale professionals dat debat binnen een eigen beroepsvereniging, met een beroepscode als sluitstuk. Moet Vlaanderen dezelfde weg volgen?

Jurja_Steenmeijer

Van conferentie naar beroepsvereniging

Goed dat sociale professionals zelf het voortouw nemen in hoe ze naar hun job kijken. Dat gebeurde recent nog op de Sociaalwerkconferentie: daar werden vijf kernboodschappen  naar voor geschoven. Helaas zwermen al die enthousiaste sociale professionals na de conferentie terug uit en dooft het debat.

‘In een beroepscode leggen sociaal werkers vast volgens welke regels en waarden ze hun beroep willen uitoefenen.’

In Nederland pakken sociale professionals dat anders aan. Onze noorderburen hebben al 75 jaar een eigen beroepsvereniging van professionals in sociaal werk (BPSW). Deze vereniging organiseert niet alleen studiedagen en vormingen, maar heeft ook een eigen beroepscode. Daarin leggen sociaal werkers vast volgens welke regels en waarden ze hun beroep willen uitoefenen.

Eigen beroepscode

Ze vertrekken daarbij van de kernwaarden van hun beroep. Centraal staan vertrouwelijkheid, de cliënt en zijn autonomie. Die waarden volgen de geschiedenis en cultuur van sociaal werk. Je vindt ze ook terug in de internationale definitie van sociaal werk.

De beroepscode is niet vrijblijvend: sociale professionals die deze afspraken niet volgen, zijn daarop aanspreekbaar door collega’s. Merk je bijvoorbeeld dat een collega een beslissing wil afdwingen zonder voorafgaand overleg met de cliënt, dan kan je hem daar vanuit de beroepscode op aanspreken. Want als je de cliënt centraal stelt in je beroep, dan kan je hem moeilijk passeren.

Is zo’n code een essentieel onderdeel van sterk sociaal werk? We vroegen het aan Jurja Steenmeijer die als maatschappelijk werker en ethica vanuit de Nederlandse beroepsvereniging haar schouders zette onder deze beroepscode.

Een beroepscode klinkt niet meteen wervend. Legt ze de individuele vrijheid van sociale professionals aan banden?

“De beroepscode legt inderdaad grenzen op aan hoe sociale professionals hun beroep deugdelijk kunnen invullen. Al klinkt dat niet meteen wervend, toch is het nodig: bij de uitoefening van je beroep kan je niet enkel koersen op je persoonlijke overtuiging. Je moet ook rekening houden met collegiaal gedeelde regels en afspraken, bijvoorbeeld over het respectvol omgaan met cliënten of het delen van vertrouwelijke informatie.”

‘Bij de uitoefening van je beroep, kan je niet alleen koersen op je persoonlijke overtuiging.’

“Zo’n code legt niet alleen grenzen op. Ze verheldert ook waarom sociale professionals bepaalde dingen wel of niet doen. Een voorbeeld: een cliënt wil aan zijn hulpverlener toevertrouwen dat hij een strafbaar feit pleegde, maar vraagt hem om dat met niemand te delen. De hulpverlener kan dan meteen duiden dat dit niet evident is: volgens de beroepscode praat je in principe niet, tenzij het over levensbedreigend geweld gaat.”

“Dankzij die transparantie kunnen niet alleen cliënten maar ook andere organisaties, zoals politie en parket, beter inschatten wat ze van sociale professionals wel en niet kunnen verwachten.”

Wat als politie en parket dat heel anders zien?

“Alleen de rechterlijke macht kan ingrijpen op de beroepscode, bijvoorbeeld door een hulpverlener te ontheffen van zijn plicht tot geheimhouding.”

“Dat neemt niet weg dat het voor hulpverleners behoorlijk intimiderend kan zijn als artsen, schooldirecties, politiemensen of parketmagistraten hen onder druk zetten om informatie te delen. Ook binnen sociaalwerkorganisaties zelf zit daar spanning op: het gebeurt geregeld dat een directeur of manager aan zijn terreinwerker de opdracht geeft om informatie door te geven aan de gemeente of bij politie een getuigenis af te leggen.”

“Hulpverleners stellen me hierover veel vragen. We gaan dan samen aan tafel zitten met directies en magistraten om de spelregels weer helder te krijgen.”

Om af te dwingen dat sociale professionals zelf kunnen beslissen wat ze moeten doen?

“Een sociale professional moet doen wat hij vanuit zijn professionele verantwoordelijkheid kan onderbouwen. Een beroepscode helpt om die individuele afweging en verantwoording te versterken. Het gaat niet over de beslissing op zich, wel over de manier waarop ze genomen wordt.”

‘Het gaat niet over de beslissing op zich, wel over de manier waarop ze genomen wordt.’

“Kom je als sociaal werker in een gezin waar veel lege flessen alcohol op het aanrecht staan, dan zal de ene sociale professional beslissen om dat aan te kaarten en de andere niet. Zowel de beslissing om de kat uit de boom te kijken dan wel ouders hierop meteen aan te spreken, kunnen legitiem zijn. Daarentegen paniekerig meteen naar het parket stappen zonder enig overleg met het gezin of omdat jouw vader ook alcoholist was, getuigt niet van een professionele afweging.”

“Het is dus perfect mogelijk dat een melding van een verontrustende gezinssituatie aan het parket legitiem is, maar de manier waarop dat gebeurt niet aansluit bij de beroepscode.”

beroepscode

Jurja Steenmeijer: “Professionals in sociaal werk vergeten nog te vaak hun vragen en twijfels voor te leggen aan de mensen met wie ze werken.”

Waar zit degene waarover het gaat in de beroepscode: de cliënt?

“Een beroepscode gaat niet over wat je beslist, wel of je zorgvuldig beslist. Maar wat is zorgvuldig beslissen? Hier grijpen we terug naar de eerste kernwaarde van sociaal werk: de cliënt staat centraal. Afwegen en beslissen doe je dus samen met de mensen met wie je werkt.”

“Maar je vraag is terecht: deze evidente stap wordt nog te vaak overgeslagen. Professionals vergeten nog te vaak hun vragen en twijfels voor te leggen aan de mensen met wie ze werken. Er worden experts en overlegorganen allerhande aan boord getrokken, maar cliënten zelf blijven te vaak aan de zijlijn staan.”

Wat gebeurt er als een sociale professional handelt tegen de beroepscode?

“We spreken dan van iemand die het vertrouwen in het beroep beschadigt door zich niet aan de afspraken te houden.”

“Zie of hoor je een collega iets doen waarvan jij inschat dat het tegen de beroepscode is, dan verwachten we dat je hem daarop aanspreekt. Denk opnieuw aan een collega die bij een gemeentelijk overleg vlot cliëntinformatie deelt met collega’s van andere organisaties. Je spreekt jouw collega daarover aan. Je vraagt bijvoorbeeld of de cliënt toestemming gaf om die informatie te delen.”

‘Zie je een collega iets doen dat tegen de beroepscode is, dan verwachten we dat je hem daarop aanspreekt.’

“In dat gesprek vraag je aan de collega om zijn handeling te verhouden tot de beroepscode. Niet om te veroordelen, wel om in gesprek te gaan. Want misschien is die loslippigheid toch het resultaat van een doordachte afweging. Tijdens zo’n gesprek is de beroepscode een neutrale derde die bundelt wat sociale professionals daarover met elkaar afspraken.”

“Zonder beroepscode wordt zo’n gesprek al snel gereduceerd tot een gesprek tussen twee meningen. Het sluitstuk is dan te vaak dat er overeenstemming is over het feit dat er meningsverschil mag zijn. Maar wat als het gaat over ouders aanspreken over gezinsgeweld? Dan is die vrijblijvendheid minder vanzelfsprekend.”

Wat als een collega zich niet wil of kan verantwoorden?

“Dan zijn verschillende stappen mogelijk. Of je kaart het aan bij je leidinggevende, of je stapt voor verder overleg naar de beroepsvereniging. Dat gebeurt slechts uitzonderlijk: per jaar melden zich ongeveer tien mensen bij onze beroepsvereniging. Dat zijn meestal collega’s of cliënten met een klacht over een sociaal werker. Via overleg proberen we tot inzicht en bijsturing te komen.”

“In uitzonderlijke gevallen wordt de klacht doorverwezen naar een onafhankelijk tuchtcollege, het College van Toezicht. Dit college kan sociale professionals schrappen uit het register met ontneming van het recht het beroep nog uit te oefenen. Dat is de meest vergaande sanctie, bijvoorbeeld bij seksueel misbruik van cliënten. Collega’s begrijpen meteen dat zo iemand uit de beroepsgroep gezet wordt.”

sociaalwerkconferentie

Jurja Steenmeijer: “In het enthousiasme rond de Sociaalwerkconferentie ligt toch de kiem van een eigen beroepsgroep?”

© Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin / Boumediene Belbachir

Hoe voorkom je dat zo’n commissie van toezicht een onderonsje wordt om professionele fouten toe te dekken?

“We mikken met de beroepscode op professionals die verantwoordelijkheid nemen voor hun beslissingen en bereid zijn bij te sturen waar ze tekortschoten. Daarom staat het College van Toezicht ver van een strafrechtelijk model waarin hulpverlener en cliënt met geslepen messen tegenover elkaar staan.”

“Als beroepsvereniging willen we geen professional die voortdurend in het defensief gaat, wel iemand die goed uitlegt waarom hij iets gedaan of beslist heeft. Meestal is zijn intentie om goede zorg te bieden, maar soms komt dat bij de cliënt anders aan.”

“Ook in zaken waar er fouten gemaakt zijn, hou je de betrokken partijen best weg uit de arena. Want hoe scherper de wapens, hoe kleiner de reflectieruimte. Hier ligt het gevaar van een doorgedreven juridisering van conflicten.”

De beroepscode mikt op alle professionals in het brede sociaal werk. Dat is een groep met uiteenlopende opdrachten en gewoontes.

“Inderdaad, een jeugdwerker op het plein, een maatschappelijk werker in het ziekenhuis, een opbouwwerker in een buurt of een begeleider in de jeugdhulp of gehandicaptenzorg: ze doen allemaal wat anders.”

‘Een overkoepelde beroepscode is niet evident.’

“Een overkoepelde beroepscode is dus niet evident. Ook binnen de beroepsvereniging hadden we oorspronkelijk vier verschillende beroepscodes, met heel wat onderlinge gelijkenissen. Maar om de code een sterkere basis en meer uitstraling te geven, hebben we die recent gebundeld tot één geheel. Dat maakt ons niet alleen intern maar ook extern sterker. Ook in relatie tot de overheid hebben we nu meer gewicht.”

Het gevaar van die grootste gemeenschappelijke deler is een flauwe en weinigzeggende beroepscode.

“Soms worden de verschillen tussen sociale professionals ten onrechte uitvergroot. Zo kunnen sociale professionals met een meldplicht zogezegd niet meestappen in gemeenschappelijke afspraken rond het vertrouwelijk omgaan met cliëntinformatie. Denk in Vlaanderen aan maatschappelijk werkers van het OCMW. In Nederland hebben we een gelijkaardige functie.”

“Maar staat die meldplicht wel haaks op de afspraken uit de beroepscode? We lieten juristen de wettelijke basis en draagwijdte van die meldplicht uitvlooien. Dat bleek al bij al zeer beperkt te zijn. Het was zeker geen reden om op de rem te staan bij de opstelling van een gemeenschappelijke beroepscode. Veel meer nog dan onderlinge verschillen, delen al deze sociale professionals dezelfde basis.”

De beroepscode geldt dus voor alle sociale professionals?

“De beroepscode geldt voor wie zich aansluit bij de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk. Lidmaatschap impliceert dat je bereid bent te handelen binnen de lijnen van de gemaakte afspraken. Voor al wie zich aansluit, voorzien we ook een training over de beroepscode.”

‘De beroepscode geldt voor wie zich aansluit bij de beroepsvereniging.’

“Sociale professionals kiezen of ze zich aansluiten bij de beroepsvereniging. Enkel sociale professionals uit de jeugdhulp moeten zich verplicht aansluiten en registreren. Zij zijn dus allemaal gebonden. De overheid zag dit als een kans om minderjarigen nog beter te beschermen.”

Zou je niet beter alle sociale professionals verplichten om zich aan te sluiten?

“Zodra het woord ‘verplicht’ valt, is er weerstand en reageren sociale professionals defensief. Ze vinden dat een verplichte beroepscode hun handelingsvrijheid beperkt, terwijl het tegendeel waar is. Een beroepscode zorgt vooral voor een veilige ruimte, voor een open gesprek over professionaliteit.”

“Ik zie weinig graten in een verplichte aansluiting of registratie. Ik heb hulpverleners liever in het register omdat dit belangrijke aspecten van professionaliteit borgt. Sociale professionals bevestigen dat: zodra ze zich aansluiten en een beter zicht krijgen op de beroepscode, reageren ze enthousiast. Het stimuleert hun reflectie over de kern van hun werk.”

Jurja_Steenmeijer

Jurja Steenmeijer: “Ik zie weinig graten in een verplichte aansluiting.”

Een beroepscode zonder een beroepsvereniging heeft dus weinig zin.

“Je moet over belangrijke elementen zoals informatiedeling of cliëntparticipatie als beroepsgroep stelling durven innemen. Daarvoor heb je een vereniging nodig die collegiaal gedeelde regels en afspraken maakt.”

Vlaanderen heeft noch een beroepscode, noch een beroepsvereniging. Is dat een groot gemis?

“Je ziet in Vlaanderen verschillende dynamieken ontstaan om die lacune in te vullen. Dat hoorde ik nog niet zo lang geleden op een studienamiddag van SAM, steunpunt Mens en Samenleving. Specifieke werkvormen zoals herstelbemiddeling of straathoekwerk stellen hun eigen beroepscode op. Organisaties zoals JES Brussel laten nieuwe medewerkers belangrijke afspraken en principes ondertekenen.”

Is er iets mis met die initiatieven die vanuit het terrein opborrelen?

“Omdat ze niet vertrekken vanuit een beroepsvereniging, zijn dit eerder gedragscodes dan beroepscodes. Zeker als ze vertrekken vanuit de werkgever moet je oppassen dat ze de professional niet te sterk muilkorven. Als de code bijvoorbeeld vermeldt dat je de eigen organisatie niet in diskrediet mag brengen, perkt dat meteen de ruimte om kritisch naar die organisatie te kijken.”

Vlaanderen moet dus werk maken van een beroepsvereniging van professionals in sociaal werk?

“Mochten die straathoekwerkers en herstelbemiddelaars hun beroepscodes naast elkaar leggen, dan zouden ze veel gelijkenissen zien. De vraag is dan of je dat proces van professionalisering niet beter herbergt in een bredere beroepsvereniging. Je kan hopen dat de druk hiervoor van onderuit groeit: sociale professionals die zich organiseren omdat ze de noodzaak van zo’n beroepscode ervaren.”

‘Je moet over belangrijke elementen zoals informatiedeling of cliëntparticipatie als beroepsgroep stelling durven innemen. ’

“Toch zal je altijd een groep of organisatie nodig hebben dat deze dynamiek als een locomotief vooruit trekt. In het enthousiasme rond de recent georganiseerde Sociaalwerkconferentie ligt toch de kiem van een eigen beroepsgroep? Net zoals in Nederland kan dat de start zijn van volgende stappen waaruit als vanzelfsprekend een beroepscode voortvloeit. Dat is alleszins iets om naar uit te kijken!”

Reacties [3]

  • Michael senczuk

    Ik heb dit ooit willen lanceren binnen integratie proef UCLL ssh als afgestudeerd maatschappelijk werk tegelijk student ervaringswerker maar mijn non-conforme identiteit stond blijkbaar in de weg om hier het process deftig over aan te gaan binnen de opleiding UCLL shh. Het leven zoals … een christelijke homoseksuele homoseksuele man in de zorg :) intersectionality en echt verbindend werken blijkt een drempel te zijn voor vele. Als alternatief ben ik bezig met mijn eigen vereniging/beweging rond herstel in de vorm van school of the gifted waarin maatschappelijk werkers,ict’ers,kunstenaars,asielzoekers,leefloners mekaar ontmoeten. Sociaal werker ben ik, het is mijn kern, mijn roeping maar leven. Dusja laat die inclusieve beroepsvereniging er maar komen maar vergeet de ervaringsdeskundige en ervaringswerkers zeker niet. Anders staan we nergens.

  • Herman de Mönnink

    Inspirerend verhaal over het belang van een nationale beroepsvereniging SW en een gezamenlijke beroepscode SW met Jurja. Bij de IFSW, International Federation of Social Workers, zijn alle National Associations of Social Work aangesloten. Ook het Belgisch SW hoort daar natuurlijk bij. Nota bene: het Belgisch SW heeft ook nog een pré -en dat is uniek – want is wettelijk erkend en beschermd als ik goed ben geïnformeerd! Trouwens voor een solide SW-professionaliteit is niet alleen de ethische bouwsteen nodig (Beroepscode) maar ook de methodische bouwsteen (instrumentele code) zodat SW’ers niet meer hoeven te zeggen: ’ik weet niet wat ik doe’!

  • Sabine Maene

    De beroepsvereniging sociaal werkers bestaat 12 jaar. Afgekort BSWZ. Al vele jaren geleden heeft deze vereniging zijn schouders gezet onder een gedragen 👍beroepscode. Gedragen door alle sociaal werk professionals in de ziekenhuizen. Ik zie enkel voordelen in onze beroepscode. Het biedt steun voor de individuele sociaal werker én voor het cliëntsysteem in vaak heel woelig water. Ik was 11 jaar voorzitter van BSWZ, en samen met een uiterst gedreven groep professionelen waren we zichtbaar aanwezig op de sociaal werkconferentie én in de provinciale werkgroepen. Waarom nam niemand van de stuurgroep achter de conferentie contact met ons op om verder bordurend op onze beroepscode een code te maken die voor alle sociaal werkers in het brede sociale werkveld een houvast zou kunnen bieden? Mensen, kijk eens rond je. Er leeft zoveel in Vlaanderen en België. Wie denkt nu nog steeds dat we het in de buitenland moeten gaan zoeken? Bij deze… van harte welkom!

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.